Rederijkers Sleiderink afbeelding

Uitgelicht: Brusselse rederijkersdichtbundel uit 1660 in Den Haag ontdekt

18/12/2013

Googelend met zoektermen strandde de Brusselse literatuurhistoricus Remco Sleiderink (KU Leuven) bij het onbekende Princelycke lof-dichten uit 1660, gedrukt aan de Houtmarkt. De dichtbundel sliep al eeuwen in een bieb in Den Haag.

Doorspekt met verbloemde vechtwoorden legt het kleinood een oud bestuursdispuut bloot binnen de rederijkerskamer De Wijngaard. Gooiden ze toen al met bloempotten?

Toeval of stijfkoppig researchwerk? Hoe noem je zo iets? Door te zoeken op Groyen en bloyen (groeien en bloeien), de spreuk van de Brusselse rederijkerskamer De Wijngaard (die nog bestaat), is een unieke zeventiende-eeuws dichtbundel (her)ontdekt in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag. Remco Sleiderink, campusdecaan van de Faculteit Letteren van de KU Leuven in Brussel (HUB) – bekend om met het vingertje de archiefstukken van de Brusselse rederijkerskamers uit te vlooien – kwam dus googelend terecht in de noorderburenbieb.

“Het bundeltje lag daar, en niemand keek ernaar,” stelt Sleiderink droogjes. “Ik vroeg kopieën op, en toetste de inhoud af aan het toenmalig ledenregister van De Wijngaard, bewaard in het Archief en Museum van het Vlaams Leven te Brussel (AMVB). Vreemd was de tegenstelling tussen de bestuursledenlijsten (vanaf 1657) en de Princelycke lof-dichten met gheluck-wenschen ende liedekens gerymt door de vry lief-hebbers van den Wijngaert (1660). De bundel is opgedragen aan Joannes van Laer, de prins (voorzitter) van De Wijngaard. In de bestuurslijst komt Van Laer echter niet voor als toenmalig voorzitter, wel Jacobus Verbeelen en voordien Guilliam Vanden Heuvel. Bij een betere lectuur merkte ik dat dit juist het punt van dispuut was, hetgeen aanleiding gaf tot het schrijven van de dichtbundel.”

Negenjarige oorlog

“Een groep amateurdichters van De Wijngaard wilde nu eenmaal de ‘alternatieve’ voorzitter Joannes van Laer in het zonnetje zetten. Ook wilden ze zichzelf (zij die in onenigheid leefden met de nieuwe voorzitter) profileren als de enige echte Wijngaardgroep. Terwijl zij die zich achter Guilliam Vanden Heuvel schaarden, als de afvalligen moesten gezien worden. Vanden Heuvel wordt in het bundel afgedaan als een gekanckert been, dat moet geamputeerd worden. Heel het boekje speelt met wat gevoelig lag: de ergernissen binnen de vereniging. Met metaforen als ‘de wijnranken die van hem ziek worden’, verwijzend naar De Wijngaard, en een ‘schurftig schaap dat uit de stal moet worden gedreven’ wordt alle onbehagen over het bestuur als venijn in poëzie gezet.”

Sleiderink: “De dichterlijke beelden zijn niets anders dan lokale, Brusselse kritiek, die hard op de man speelt. Met de bundel willen de schrijvers bewijzen: wij zijn nog alive and kicking. Het gelegenheidsboekje werd trouwens gedrukt bij Govaerdt Schoevaerts aan de Hout-merckt (Brussel), ook een lid van de groep die het legitieme voorzitterschap van De Wijngaard betwistte. Via dit drukwerk claimde men de erfenis van De Wijngaard. En ze zijn daarin geslaagd. Want een paar jaar later, in 1664, hebben ze het andere bestuur terug kunnen inhalen, en voor vier schellingen het gestolen ledenregister bij het Brusselse pandjeshuis vrijgekocht. Daar had de groep rond Vanden Heuvel het in pand gegeven.”

Hoe een en ander moet zijn verlopen is spek naar de bek van Sleiderink, die zijn onderzoek een schoolvoorbeeld vindt van de links die nuttig zijn tussen geschiedkunde en het literaire. “Tien jaar geleden lag dat ledenregister uit 1657 gewoon nog thuis bij Roger Van de Voorde, oud-voorzitter van De Wijngaard. Gelukkig bezit het AMVB dat nu.” Hoe en wanneer de Princelycke lof-dichten in Den Haag zijn verzeild geraakt, blijft nog te achterhalen. Mogelijk verhuisde het daarheen tijdens het koningschap van Willem I van Oranje (onze koning van 1815 tot 1830), die alternerend in Den Haag en in Brussel resideerde (de dubbele hoofdstad van het koninkrijk). Mogelijk kan de Negenjarige Oorlog (1688-1697) tussen katholieken en protestanten in de Zuidelijke Nederlanden, de vlucht van het boekje naar het Noorden verklaren. Sleiderink: “Het blijft moeilijk te achterhalen, daar de Haagse bibliotheek in de loop der tijden veel verzamelingen heeft gekocht. Zeker is dat er geen enkel spoor van een ander exemplaar opduikt.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving , Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni