In Brussel verschijnen, net zoals in andere grote steden, steeds meer pop-upstores. Zo’n tijdelijke winkel is vaak op korte termijn een goede oplossing voor verhuurders, beginnende uitbaters én voor de leegstand in Brussel, maar een aangepaste wetgeving blijft achter, zegt CD&V-fractieleider Paul Delva. “Maar minister Gosuin weigert een pop-updecreet naar het voorbeeld van Vlaanderen.”
Pop-upstores zijn tijdelijke vestigingen die kunnen dienen om merken of producten uit te testen en de verkoper de kans bieden om te proeven van een eigen winkel. “Pop-upstores bieden tal van voordelen”, aldus Delva. “De eigenaar van het pand heeft huurinkomsten en de uitbater kan met weinig middelen zijn product uittesten. Bovendien vullen deze pop-upstores leegstaande winkelpanden, wat de aantrekkelijkheid van de handelsstraat of -wijk ten goede komt.”
In Vlaanderen kwam er daarom een speciaal pop-updecreet, dat uitbaters van pop-upstores toelaat handelsruimtes te huren voor minder dan een jaar. Delva vroeg minister van Werk Gosuin (DéFI) om een soortgelijk decreet voor het Brusselse gewest, maar stootte op een njet. De minister zei “niet de doos van Pandora te willen openen.”
“Een gewest als Brussel waar handel zo’n belangrijke rol speelt in het economisch weefsel en waar nieuwe concepten kansen moeten krijgen, kan nochtans gebaat zijn bij een specifieke regeling voor pop-upstores”, klinkt het bij de CD&V’er.
Lees meer over: Economie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.