Een kortere zomervakantie voor Franstaligen?

Hebben de Franstalige Brusselaars binnenkort een minder lange zomervakantie dan de Nederlandstalige Brusselaars? Die kans is reëel, tenminste als de Franse Gemeenschapsregering de onderwijsveranderingen doorvoert die voortvloeiden uit een grootschalige denkronde.

Andere ideeën zijn een uniform traject voor elke leerling tot vijftien jaar en een samengesmolten beroeps- en technisch onderwijs.

Het 326 bladzijden tellende rapport van de denkronde werd vrijdag officieel voorgelegd op een persconferentie. Mensen uit alle lagen van het onderwijs, van leerlingen tot leerkrachten en van ouders tot pedagogen, onderzochten twaalf thema’s. Het initiatief kwam van toenmalig minister van Onderwijs in de Franse Gemeenschapsregering Joëlle Milquet (CDH).

Kortere zomervakantie
Een van de meest in het oog springende potentiële hervormingen is het sleutelen aan de schoolvakanties. Er gaan twee weken van de zomervakantie af – de eerste en de laatste – en de herfst- en krokusvakantie krijgen er elk een week bij. Dat moet het ‘zomerverlies’ tegengaan: de tijdens het schooljaar aangeleerde kennis die in juli en augustus weer wegsijpelt.

Voor anderstalige kinderen weegt een zomervakantie van bijna 9 weken extra zwaar door. Voor hen is de schoolomgeving de voornaamste plaats waar ze hun onderwijstaal verwerven.

En ook voor kansarme leerlingen, die meer risico lopen op cognitief barre vakanties, is zomerverlies een groot probleem. Door een gebrek aan intellectueel uitdagende activiteiten in hun vrije tijd lopen ze een achterstand op tegenover leeftijdsgenoten.

Vroeger in Vlaanderen
Klinkt dit voorstel bekend in de oren? In Vlaanderen werd het debat over een korte zomervakantie al gevoerd in 2013, toen CD&V met een gelijkaardig voorstel kwam.

Maar, schrijft De Standaard, het katholiek onderwijs toonde zich niet geïnteresseerd. Volgens toenmalig topvrouw Mieke Van Hecke kon dat zomerverlies evengoed optreden tijdens een uitgebreide herfst- of krokusvakantie.

Samensmelting
Ook een ander speerpunt van de aanbevelingen werd in Vlaanderen eerder al geopperd: de invoering van een brede gemeenschappelijke sokkel. Alle leerlingen volgen dan van in de kleuterklas tot aan hun vijftien jaar hetzelfde traject. Mét inbegrip van Latijn.

Daarna kunnen ze onder meer een keuze maken voor een samengesmolten beroeps- en technisch onderwijs. Daarvoor kiezen moet een bewuste keuze zijn, geen beslissing bij gebrek aan beter. “Het moet de richting worden voor de leerlingen die hiervoor het meest competent zijn,” zegt huidig onderwijsminister Marie-Martine Schyns (CDH) in Le Soir.

Zittenblijvers
Met deze en andere maatregelen moet het aantal zittenblijvers verminderen. Nu heeft 48 procent van de leerlingen tot 15 jaar in het Franstalig onderwijs ooit een jaar overgedaan, terwijl dat in Vlaanderen maar 27 procent is.

Dat moet een kostenbesparing opleveren die helpt om de kosten van de hervormingen te financieren. In totaal zouden de nieuwe maatregelen 250 miljoen euro kosten. Een grote budgettaire slokop is het aanwerven van 1.100 bijkomende kleuterleidsters en -leiders.

Langere termijn
Sowieso is het een project voor op de langere termijn: er wordt een gefaseerde invoering voorzien die eindigt in 2030. Maar eerst moet de meerderheid van PS en CDH er onder aanvoering van onderwijsminister Schyns nog in slagen de aanbevelingen om te zetten in decreten.