spreektijd Milan Roux2 BRUZZ ACTUA 1580

Stadsdokters over hun Brussel (1): Milan Roex, Anderlecht

Danny Vileyn
© BRUZZ
22/08/2017

Dokter Milan Roex (70) is een bekende Brusselaar, niet alleen als huisarts met een lange staat van dienst, maar ook als een geëngageerd man. Na 45 jaar werken gaat hij met pensioen. “Ik heb er altijd een punt van gemaakt om alle patiënten gelijk te behandelen en dezelfde som te laten betalen.”

Nee, ik blijf geen klein beetje meer werken, ik zou me er niet goed bij voelen. Vooreerst: waar trek je de lijn? Welke patiënten verzorg je verder? Hoe blijf je voldoende scherp om de klachten te interpreteren? En twee: dat is niet zo leuk voor de jonge collega’s die de praktijk voortzetten, andere collega’s kunnen in andere situaties andere keuzes maken.” Roex maakt deel uit van de artsenpraktijk Helix met als standplaats de Vogelenzangstraat in Anderlecht.

Vandaag heten meer dan vijfduizend mannen en jongens Milan, maar zeventig jaar geleden was dat een vreemde naam. Hebt u er destijds veel vragen over gekregen van uw klasgenoten?
MILAN ROEX
: Ik werd er continu op aangesproken, mijn moeder was Joegoslavische - vandaar mijn voornaam - mijn vader was Belg, maar thuis was Sloveens de moedertaal. Nederlands heb ik bij mijn grootouders en op school geleerd. In Oostende, waar we tot mijn elfde gewoond hebben, werden we als buitenlanders beschouwd. Wij spraken immers geen dialect. Het ging zover dat als we met een biljet van vijfhonderd of duizend frank betaalden de winkelier er onze naam in potlood op schreef. Ge weet maar nooit met die vreemden. En de pastoor kon al mijn naam niet onthouden, op een dag kwam ik hem tegen en hij zei: ‘Ah, nu weet ik hoe gij heet: Roman.’ Het Sloveens is altijd belangrijk gebleven in mijn leven, wij hebben zelfs een buitenverblijf in Slovenië.

Welke herinneringen hebt u aan uw schooltijd?
ROEX
: Het laatste jaar van de lagere school en mijn eerste jaar van de middelbare school heb ik op Sint-Jan Berchmans doorgebracht. Mijn vader droomde ervan dat ik ingenieur zou worden en dus moest ik Latijn-Wiskunde volgen. Ik vond Sint-Jan Berchmans een verschrikkelijke school. Dat was pure brainwashing, je eigen mening telde er allerminst. Ik heb mijn ouders kunnen overtuigen om me naar een andere school te laten gaan. Dat werd het Heilig Hartcollege in Ganshoren. Een verademing. De onderwijsstijl van het Heilig Hart paste veel beter bij mij en onder de leerkrachten waren er enkele uitzonderlijke persoonlijkheden.

spreektijd Milan Roux BRUZZ ACTUA 1580
Wat was uw motivatie om voor arts te studeren? Een halve eeuw geleden werkten dokters zeven dagen op zeven, 24 uur per dag. Een zware stiel.
ROEX
: Ik had geen voorbeelden. Misschien wou ik arts worden omdat mijn vader een ingenieur van mij wou maken, misschien heeft het engagement in de jeugdbeweging mij gevoelig gemaakt voor het sociale. Geneeskunde laat toe engagement en wetenschappelijke interesse te combineren. Kiezen voor geneeskunde was een gemakkelijkheidsoplossing: je kon het echte leven nog een aantal jaren uitstellen en het was wetenschappelijk interessant. Bovendien had je als pas afgestudeerde onmiddellijk een plaats en een maatschappelijke positie.

Aan mijn studies in Leuven hou ik geen goede herinneringen over, het ex-cathedraonderwijs heeft me nooit aangestaan. Tijdens het zevende jaar volgde ik les aan het Tropisch Instituut in Antwerpen waar ze niet ex cathedra lesgaven, maar in seminaries. Daar hou ik de beste herinneringen aan over. Daar heb ik geleerd wat de rol van de arts betekent in de maatschappij: wat is volksgezondheid? Hoe identificeer je gezondheidsproblemen?

Achteraf bekeken apprecieerde ik Leuven allicht minder omdat ik spoorstudent was en tussendoor werkte als jobstudent. We zijn tijdens mijn studies getrouwd. Dat heeft er wel toe geleid dat de laatste jaren van mijn studies meer ontspannen waren.

Hebt u uw praktijk altijd in deze wijk gehad? Wie waren uw patiënten toen u begon, en wie waren ze tot voor kort?
ROEX
: Ik had geen patiënten, ik ben begonnen als express-arts, er waren heel wat dringende oproepen en de MUG bestond niet in die tijd. Het was een struggle for life. Mijn vrouw en ik hebben eerst twee jaar op een appartementje in Berchem gewoond en dan zijn we naar deze straat in Anderlecht gekomen. Een privaat georganiseerde wachtdienst belde jonge artsen zoals ik op. Ik heb toen heel Brussel doorkruist. Dat was best te doen, het verkeer was toen niet zo druk als nu: in tien minuten tijd was ik aan het Madouplein, in een kwartier aan Meiser. Toen de kinderen klein waren, speelde ik op zondag een spelletje met hen: zeg me waarheen ik moet rijden zonder rode lichten en ik kom er. Het spelletje heeft echter niet lang geduurd: mijn dochter Elke (de huidige Nederlandstalige schepen in Anderlecht, red.) liet me rondjes rijden. Toen ik nog geen eigen patiëntenbestand had, reed ik vaak honderd kilometer per dag. Huisartsengeneeskunde was anders dan nu: we werden opgeroepen om mensen onmiddellijk te helpen, het ging over acute zorg, vandaag is het meer chronische gezondheidsproblemen managen.

Wie mijn patiënten waren? De populatie is gelijk gebleven, mensen uit alle sociale lagen, ik heb altijd zowel gegoede patiënten gehad als steuntrekkers en alle inkomens tussenin. Ik heb er altijd een punt van gemaakt om alle patiënten gelijk te behandelen en dezelfde som te laten betalen. Tot op heden is dat nog zo. Boven op de sociale diversiteit heb je de meertaligheid en zelfs de multiculturaliteit binnen het gezin en daarbuiten. De patiënt aanspreken in het Nederlands is goed, maar wat als de partner geen Nederlands begrijpt?

Het monoculturele model dat vanuit de gemeenschappen aangeboden wordt, moet in Brussel continu aangepast worden: wij willen alle patiënten dezelfde kwaliteitszorg aanbieden. Zo heeft het project met de eerstelijnspsychologen van Vlaams minister Jo Vandeurzen, een fantastisch project, zich deels aan de Brusselse realiteit moeten aanpassen.

Schrijft de doorsneearts minder geneesmiddelen voor dan 45 jaar geleden?
ROEX
: De antibiotica werden destijds enorm gepromoot door de industrie. Wij hebben dat niet gevolgd. Ik zei weleens tegen de mensen dat een verkoudheid een week duurt zonder dokter en met een dokter zeven dagen. Ik heb nooit meegedaan aan de trend om slaapmiddelen voor te schrijven. Eind jaren 1970 al bouwden we hier slaapmiddelen en tranquillizers actief af. Mijn indruk is wel dat we het ons in de stad konden veroorloven om geen ziektebriefjes te schrijven, op het platteland was dat veel moeilijker. Iemand vraagt bijvoorbeeld een ziektebriefje, omdat hij de voorbije periode niet is gaan werken. ‘Ik ben niet gaan werken en als u me geen briefje geeft, bent u verantwoordelijk voor het verlies van mijn werk.’ Natuurlijk geef ik dan geen briefje. Misschien hebben we door ‘zorgzaam’ voorschrijven eerder een patiëntenpopulatie aangetrokken die niet zo gretig was ‘om te slikken’. Evenzo voor de briefjes. Het was geen bewuste selectie.

Met de vergrijzing nemen de psychische aandoeningen toe. Ook jongeren lijken er meer en meer door getroffen. Zijn er meer of hebben we er meer aandacht voor?
ROEX
: We hebben in Brussel altijd mensen met psychische problemen gehad. Vroeger was Brussel de plaats waar de dorpen hun uitgestotenen naartoe stuurden: homo’s, lesbiennes, uitgetreden pastoors, alleenstaande moeders en ‘zwarten van in de oorlog’ en voor een deel ook mensen met een psychiatrisch verleden of psychische aandoeningen. Ik vond dat indrukwekkend.

Gelukkig maar dat psychische problemen nu meer bespreekbaar zijn, al duurt het nog altijd gemiddeld twee jaar voor mensen die best een psychiater zouden raadplegen de stap zetten. Dat is mijn ervaring. Zoals ik al zei, is het een zegen dat we nu een psycholoog in huis hebben. Dat is een enorme drempelverlaging, maar de financiële drempel is gebleven. In Brussel stelt twintig procent van de bevolking medische zorgen uit door financiële problemen. Als je moet leven met 900 euro per maand en 400 euro huishuur moet betalen, dan blijft er geen geld over voor een psychiater. Gelukkig is er ook het netwerk van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg;

U hebt u altijd geëngageerd in verenigingen als de Brusselse Huisartsen, Omega en Thuiszorg Anderlecht. Hoe is dat engagement er gekomen?
ROEX
: Met de grote artsenstaking van 1979 heb ik geweigerd om mee te staken. De vergaderingen van het Artsensyndicaat Wynen (een corporatistisch en agressief artsensyndicaat, red.) hebben mij overtuigd om niet te staken. De vergaderingen waren zo’n zottekesboel, de redenen om te staken waren niet meer dan drogredenen zodat ik gezegd heb, heel uitdrukkelijk tegen iedereen: ‘Ik staak niet mee.’ Om de twee, drie dagen werd ik uitgenodigd om naar een vergadering te komen waar tweehonderd man zat die niets beters te doen hadden en werd ik door tweehonderd man uitgejouwd. Uiteindelijk heb ik gezegd: ‘Jullie kennen mijn argumenten, ik kom niet meer.’ Nadien werd ik iedere nacht uit mijn bed gebeld om naar adressen te gaan die niet bestonden. Een echte oorlogssituatie.

Er waren mensen van wie de huisarts staakte en die me belden. Tegen hen zei ik: ‘Hebt u een huisarts mevrouw? Ga aan zijn deur bellen, hij zal u heus wel helpen als u ziek bent.’ Nadien kreeg ik te horen dat ik het spel fair gespeeld had, ik had een deel van het cliënteel van stakende dokters kunnen inpikken, maar dat wou ik niet doen. De artsenstaking was een kantelmoment voor mij op vele fronten, ik ben acht jaar voorzitter van het Algemeen Syndicaat der Geneeskundigen van België geweest, stichtend lid en voorzitter van de Brusselse Huisartsen, lid van de raad van bestuur van de Brusselse Welzijnsraad en voorzitter van de Helmontgilde. Dat was trouwens niet mogelijk geweest zonder de permanente steun van mijn vrouw en mijn kinderen.

Hoe is het gesteld met de populatie Vlaamse artsen in Brussel? Welke argumenten kunt u aanhalen om pas afgestuurde artsen te overreden om zich in Brussel te vestigen?
ROEX
: Goed, er komen er opnieuw bij. Er is een nieuwe generatie Nederlandstalige huisartsen die het heft in handen neemt en nieuwe paden durft te bewandelen. Kijk maar eens op de website. Brussel heeft de jongste bevolking van het land, soms lijkt de wachtzaal op de pediatrieafdeling van een ziekenhuis. Het multiculturele publiek is heel uitdagend op het vlak van pathologieën. Mensen die klagen hebben heel vaak gelijk, het zit niet allemaal tussen de oren, pijn is niet te herleiden tot het psychische. Artsen zijn niet langer concurrenten, maar collega’s die bij elkaar te rade gaan. Binnen Helix, dat zijn vier praktijken met tien artsen, loopt alles op wieltjes. Daar ben ik blij om. Dat maakt het makkelijker om afscheid te nemen. Terugblikkend kan ik zeggen dat de collegialiteit, uitgaande van elkaars sterktes, me het meeste voldoening en trots heeft bezorgd, binnen de praktijk, binnen Helix, maar ook binnen de Brusselse Huisartsenkring (BHAK) en zelfs samen met de Franstalige Fédération des Associations de Médecins Généralistes de Bruxelles (FAMGB). De professionele opstelling laat verhopen dat we ook in de toekomst, samen met de patiënten welteverstaan, de juiste keuzes zullen kunnen maken. De jonge artsen hebben nu ook de steun van Het Huis voor de Gezondheid dat klaar staat om nieuwe initiatieven te ondersteunen.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Anderlecht, Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni