De zon kan hier schijnen wat ze wil, het Muntplein is na de heraanleg een wak in het stadsweefsel gebleven.

DINSDAG 19 SEPTEMBER, 13 UUR

In de nerveuze nieuwe bestrating volgen de klinkers elkaar nog sneller op dan in het woord stadspleinmozaïek. Er groeien kabels uit de grond, die ook nog is beplakt met stukken tape. Er liggen deksels op rasters waaruit desalniettemin de walmen van het ondergrondse ontsnappen. Een pak nadarhekken is gewoon blijven staan tot het nog eens van pas komt. Bomen zijn er ook. Liefst vijf onvolgroeide exemplaren ondersteund door een ijzeren looprekje, dat tevens dient als hechtingspunt voor elektriciteitskastjes, fietsen, en rood-witte veiligheidslinten.

Verderop staat Stonehenge-gewijs een aantal stenen tafelen opgesteld rond het grote niets. Ze zijn bedoeld als zitbanken, en maken het mogelijk de werken aan de sokkel van het hopeloze Muntcenter de rug toe te keren. Voorzien van hoogtewerkers, containers en werf-wc’s, gaan kleine mannetjes die kapotte kolos te lijf. Eventuele vorderingen zijn niet zichtbaar voor het blote oog. Het is allemaal hoogmoed die God zoals geweten bestraft door ons voorzien van vreemde tongen, verder uit elkaar te drijven. Misschien moeten we van deze toren van Babel die nooit afraakt een permanente performance-installatie maken, een nieuwe toeristische landmark die de condition Bruxelloise weet te vatten. Maar dat rendeert natuurlijk minder dan de winkels die hier in de herfst moeten opengaan.

Het constante lawaai van de werf krijgt weerwerk van een solitaire skater die met zijn plank voortdurend mijn hersenschors schraapt. Het skaten op een stadsplein is als de mexican wave in een voetbalstadion: ziet er sympathiek uit, maar is vooral een teken dat er voor de rest niets te beleven valt. Ik heb deze strenge vergelijking nog maar net in mijn lieve dagboek geschreven of de arme skater gaat op zijn bek. Hij bloedt nu aan zijn vingers, maar wil zich niet laten kennen, en volhardt in het absurde steensurfen.

Zelfs de Muntschouwburg ziet er niet uit. De ruimte achter de zuilenrij is bezet door een prefabpaviljoen. Voor het bas-reliëf op het fronton hangt een beschermend net: een beetje zoals er soms een deken ligt op de sofa van oude mensen, die hun meubel zo willen beschermen tegen slijtage, en er niet bij stilstaan dat het er op die manier al van bij het begin slecht uitziet. Als sommige toeristen toch nog de moeite doen om een foto te nemen van de opera, dan met dezelfde houding als waarmee ze een stuk van twintig cent van de grond rapen: ze weten al dat ze er niets mee zullen doen, maar de gelegenheid laten liggen geeft ook geen beschaafde indruk.

Het enige dat nog een beetje kan charmeren, zijn café de l’Opéra, Standaard Boekhandel eventueel, en de stroom voorbijgangers waar heel wat bekijks aan is. Vooral dan omdat de stroom zo onophoudelijk is, want het pleit natuurlijk nooit in iemands voordeel dat hij zich ophoudt tussen de Nieuwstraat en die andere Kleerkoperstraat. Dat geeft blijk van oneerbare bedoelingen in de sfeer van consumentisme en pendelarij, dus moet ik andermaal hard zijn. Het is van drie één: ofwel zijn het alleen duffe mensen die hier langskomen, ofwel wordt een mens duf zodra hij hier passeert, ofwel zijn alle mensen altijd duf. Ik registreer mankepoten, zenuwtics, gescheurde broekspijpen en overgewicht. Behalve broodjes, plastic zakken en telefoons hebben de voorbijgangers niets in handen. Als je heel lang naar het langgerekte peloton blijft kijken, dan lijkt het of ze deelnemen aan een wedstrijd. Een afvalrace. De Afvalrace waarschijnlijk.

Plots doemt tussen die grijze massa de burgemeester van Mechelen op. Ooit had hij als Vlaams minister-president zijn kabinet vlakbij in de buurt. Nu komt hij vast met de trein op en af voor één of ander partijbureau. Volgens mij kijkt hij al wandelend naar de oude gevel aan de Wolvengracht, waar de naam van de verdwenen brasserie Aux Neuf Provinces nog op te lezen staat. Blij en onbezorgd prevelt hij die woorden na. De tristesse van het Muntplein heeft op zijn positivisme geen vat. Bijna wil ik hem vragen of hij geen burgemeester zou willen worden van de Dix-Neuf Communes, maar ik kan me nog net bedwingen. Een tijd waarin men uit wanhoop naar de zeldzame goede liberaal grijpt, is misschien een tijd voor revolutie. Dat er zo al eens één is uitgebroken op deze plek zal wel geen toeval zijn.

> Elke week scant Michaël Bellon met zijn laptop een plek in Brussel die tot de verbeelding spreekt, en geeft hij aan wat er eventueel nog aan kan verbeteren.

Laptopia

Elke week scant Michaël Bellon met zijn laptop een plek in Brussel die tot de verbeelding spreekt, en geeft hij aan wat er eventueel nog aan kan verbeteren. 

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad, Column, Laptopia

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni