Fablap Stijn De Mil

Fablabs, kraamkamers van digitale creatie

Kim Verthé
© Brussel Deze Week
26/08/2015

De tijd van eenpitters in hobbykamers is voorbij. Wie wil creëren en do-it-yourselven op niveau, moet vandaag in een ‘fablab’ of een ‘makerspace’ zijn. Er zijn er van verschillende soorten: voor de artiest, de student, de knutselaar. Wat ze gemeen hebben: het zoemt er van de digitale machines en u bent overal welkom. Brussel haalt zijn achterstand in en telt almaar meer zulke ateliers.

M isschien heeft u nog nooit van een fablab gehoord, maar de term is intussen wel hot. Laat ons eerst even het actuele aanbod in Brussel schetsen: er is de HackerspaceBXL nabij de Ninoofsepoort voor ‘constructieve hackers’, het FabLab van het digitaal kunstencentrum iMAL, het UrLab van de ULB, het FabLabXL van de VUB en de Erasmushogeschool aan de Slachthuizen, het OpenFab van de gepassioneerde Nicolas de Barquin, en Micro Factory, een prettig gestoord atelier in de achterkamers van Micro Marché aan de Steenkoolkaai.

Dat er nog groeipotentieel is, is zeker: iMAL kan straks fors uitbreiden dankzij een Europese subsidie, het FablabXL is sinds een jaar aan het kruisbestuiven met een medialab, en in de nabije toekomst worden drie nieuwe fablabs geïntegreerd in woonprojecten van CityDev met steun van het Brussels Gewest: Da Vinci in Evere, Newton in Anderlecht en Greenbizz op de Tivoli-site. Ondertussen heeft ook het onafhankelijke collectief Hackistan.brussels grootse plannen.

Fablab = makerspace = hackerspace?
En dan loopt Brussel nog achterop. Het afgelopen decennium zijn wereldwijd, vooral in steden, almaar meer dergelijke collectieve ateliers opgericht. De gemene deler van deze plekken: het staat er vol high-end digitale machines zoals 3D-printers, lasercutters en CNC-frezen. Sommigen bestempelen zich als fablab, andere als maker- of hackerspace.

“Als ik met uitbaters van verschillende ateliers spreek, hebben we in het begin het gevoel dat we hetzelfde doen,” zegt Gilles Pinault die Micro Factory doet draaien. “Maar al snel merken we verschillen op.” Gilles leidt ons rond in het atelier dat lijkt op een grot van Ali Baba, met een badkuip met daarin een zeefdrukraam, een robot in de maak, naaimachines, een keramiekoven, een videogamemachine en tal van kleine geprinte gadgets. Er is een afsluitbare plek voor het vuile werk – lassen, boren, zagen, frezen – en er is een rustiger werkruimte met daarin de obligate digitale 3D-printers rond een imposante groene tafel. Voor Gilles is de Micro Factory duidelijk een ‘makerspace’: “Ook wie niet digitaal wil werken, is welkom. We willen mensen samenbrengen die willen ‘maken’ in de ruime zin van het woord.” Zijn intussen aangeschoven aan tafel: Laurent Ernes die in zijn vrije tijd bouwt aan een loopband voor blinden, Piet Baeten die een fietskunstkar ineensteekt, en Thomas Paillaugue, industrieel informaticus, die knutselt aan een doos: “Dit is mijn vluchtoord.”

De term ‘makerspace’ bestond tien jaar geleden nog niet. In 2005 lanceerde het magazine Make - dat we zien rondslingeren op de groene tafel - het concept voor het eerst. De oprichter van het magazine, Dale Doherty, verwees ermee naar een publiek toegankelijke plek om te ontwerpen. Doorgaans is een ‘makerspace’ iets breder van aanpak dan een fablab. Naast digitale machinerie vind je er een ruimer assortiment aan old school werkinstrumenten, zoals houtboren en cirkelzagen.

Fablabs dan – fablab is een samentrekking van ‘fabrication laboratories’ – zijn meer aan regels gebonden. Twintig jaar geleden zijn ze ontstaan in de schoot van het MIT (Massachusetts Institute of Technology) in Boston. Oprichter Neil Gershenfeld vertrok van het basisidee dat iedereen, zowel it-bollebozen als beginnelingen, dankzij de toegang tot digitale machines en handleidingen in engineering en ontwerp haast alles moesten kunnen maken, met nadruk op digitale fabricage. Fablabs wereldwijd moeten zich houden aan een charter, dat omschrijft dat ze welbepaalde technologie moeten aanbieden, zich wekelijks moeten openstellen voor het grote publiek en verplicht moeten documenteren waarmee geëxperimenteerd wordt. iMAL bijvoorbeeld documenteert alle creaties, in lijn met het Fab Charter, op de site wiki.imal.org.

Het concept van de ‘hackerspace’ tot slot ontstond in Europa rond een collectief van programmeurs die een ruimte deelden. De eerste onafhankelijke ‘hackerspace’ opende in Duitsland in 1995: c-base. De navolgelingen voegden daar al snel electronic circuit design en ontwerp aan toe. Een ‘hacker’ was voortaan ook iemand die werkt aan tastbare prototypes.

Nieuwe industriële revolutie
Anno 2015 springen almaar meer steden, ook Brussel, op de kar van de smart city. En daar spelen fablabs en makerspaces vaak een rol in. In Barcelona bijvoorbeeld werkt het gerenommeerde Fab Lab Barcelona samen met het IAAC (Institute of Advanced Architecture of Catalunya) aan het platform Smart Citizen, waarmee via open sourcetechnologie burgerparticipatie gestimuleerd wordt.

In 2012 beschreef de Amerikaanse journalist Chris Anderson in zijn boek Makers: The New Industrial Revolution dat die revolutie zal plaatsvinden in steden. Stijn De Mil, die vijf jaar geleden het FabLabXL van de Erasmushogeschool mee in het leven riep en via zijn piepjong bedrijf FabLabFactory nieuwe initiatieven wil helpen opstarten, gelooft daarin: “De fablabcommunity is overtuigd van het open model: open software én open hardware. Iedereen moet technologie kunnen ontwikkelen, voortbouwend op andermans zoekproces. Technologie is als water: voor iedereen.” De Mil gelooft dat open source ons economisch model van de toekomst wordt. “Er is wel een transitieperiode nodig. Bedrijven kunnen onmogelijk van vandaag op morgen hun ontwerpen vrijgeven. Ons economisch model is er nog niet op afgestemd.”

Voor De Mil is het al bewezen dat dergelijke ateliers de ideale broedplaats zijn voor start-ups. “Je kan relatief goedkoop en snel prototypes ontwikkelen. Met een prototype kan je veel makkelijker klanten en investeerders benaderen, en kan je beter je eigen productieproces en slaagkansen inschatten. Een prototype is veel aantrekkelijker dan een powerpointpresentatie. Het klassiek businessplan raakt voorbijgestreefd.”

Kunst of geen kunst
Als je Stijn De Mil vraagt of in fablabs ook kunst wordt gemaakt, is hij categoriek: “Veel projecten balanceren op de rand van het artistieke, maar daarom is het nog geen kunst. Kunst maken vormt ook niet de essentie van de fablabbeweging.”

Maar in bepaalde labo’s is dat wel degelijk het opzet. We gluren binnen bij het iMal-fablab, waar artiesten in residentie verblijven en waar samengewerkt wordt met kunstscholen zoals La Cambre. Het is er strakker en op het eerste zich minder stoffig dan in Micro Factory en in het FabLabXL. De geur van verbrand hout is dan weer wel herkenbaar, net als een rek met bakjes vol Arduino-plaatjes, bouten en moeren, en persluchtslangen.

Er hangt toewijding in de lucht. Yann Leguay, Frans-Belgische geluidsartiest, en Arnoudt Jacobs van het collectief Overtoon bedienen achtereenvolgens de lasercutter. Ze werken aan individuele installaties. Maar ook hier: “Dit is een plek waar je niet zomaar binnenkomt en je ding doet. Je spendeert hier wat tijd en deelt je kennis met anderen,” zegt Felix Luque, artist in residence en vrijwilliger voor het openhouden van het fablab. Geloven ze bij iMAL in de nieuwe revolutie? “Er doen veel utopieën de ronde over digitale fabricage. Maar als je een 3D-printer voorstelt als iets nieuws, is dat niet helemaal correct,” zegt Luque. Hij wijst erop dat 3D-printers een product zijn van de jaren 1980, geïnspireerd op de replicator uit Star Trek. Voor Luque schuilt de revolutie vooral in de steeds makkelijkere toegang tot de technologie: “Als kunstenaar kan ik voortaan zelf mijn prototypes maken. Ik hoef dat niet meer uit te besteden.”

Citymarketing
Een gevaar tot slot, zo wijst De Mil erop, is dat het concept ‘fablab’ vandaag te pas en te onpas in de mond wordt genomen, zowel door artistieke collectieven als door stadsbesturen. Binnen de internationale FABfoundation, waar De Mil lid van is, wordt daarom nagedacht over een kwaliteitslabel. Want “het volstaat niet om ruimtes vol te proppen met machines.” Hij wijst op de noodzaak van handleidingen en een goed team. “Wat in een lab gemaakt wordt, hangt af van wie het uitbaat.”

Bij Micro Factory, dat zich tot nog toe autofinanciert, juichen ze het toe dat er in de toekomst nog meer fablabs en makerspaces zullen bijkomen in Brussel, gefinancierd door de overheid of niet. “Er bestaat een studie rond coworking-ruimtes. Hoe meer er bijkomen, hoe succesvoller de rest blijkt te worden.” Al houden ze het zelf graag wat meer ‘bazarique’: “Wij willen zo weinig mogelijk hiërarchie. Dan doorprik je de geest van: ‘Ik heb een idee, ik maak het.’” Kim Verthé

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Economie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni