© Saskia Vanderstichele

Gunther Van Neste: ‘Nederlands is een surplus’

Danny Vileyn, Steven Van Garsse
© Brussel Deze Week
17/11/2011
Het Huis van het Nederlands is een succesnummer: het aantal aanmeldingen om Nederlands te leren is in vijf jaar verdubbeld. “In Brussel blijft Nederlands een surplus,” zegt directeur Gunther Van Neste. Een gesprek over heden en toekomst van het Nederlands in een meertalige hoofdstad.

H et Nederlands en Brussel, het blijft een moeilijk verhaal. Zo boden er zich tijdens het schooljaar 2006-2007 in de Philippe de Champagne­straat 7.684 anderstaligen aan voor een intakegesprek, in 2010-2011 waren dat er 16.833: meer dan dubbel zoveel. Maar het aantal Nederlandstaligen neemt verkiezing na verkiezing wel af. Wordt er over een halve eeuw nog Nederlands gesproken in de hoofdstad van Europa? "Ik heb geen glazen bol, maar ik ben bijna zeker van wel. In de geschiedenis is vijftig jaar een korte periode," zegt Van Neste, historicus van opleiding. Maar: "Dat het Nederlands nog minder als thuistaal gebezigd zal worden, is zeer goed mogelijk."

Het Brusselse Huis van het Nederlands wordt, tot in het Vlaams parlement toe, een laboratorium genoemd voor de andere Huizen van het Nederlands in Vlaanderen. Licht u dat eens toe.
Gunther Van Neste: "De Vlaamse Gemeenschap en Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) hebben het Brusselse Huis van het Nederlands al van in het begin, in 2003, extra taken inzake taalbeleid en taalpromotie toegewezen. De Huizen van het Nederlands in Vlaanderen hoefden dat niet te doen. De VGC gaf ons opdracht een taalbeleid voor bedrijven en instellingen te ontwikkelen. Bijvoorbeeld: hoe ga je als bedrijf om met meertaligheid op de werkvloer?"

"Taalpromotie hebben we een eigen invulling gegeven: interesse om lessen Nederlands te volgen is er in Brussel genoeg, het aantal NT2'ers (anderstaligen die een cursus Nederlands volgen, DV/SVG) stijgt explosief, maar de cursisten zijn gefrustreerd omdat ze niet méér kunnen oefenen buiten de les. We wijzen hen, naargelang van het niveau dat ze bereikt hebben, door naar Nederlandstalige activiteiten in Brussel. Nederlandstaligen hebben de slechte gewoonte om zodra ze een accent horen of een kleurtje zien, over te schakelen op een andere taal. Dat maakt het voor anderstaligen die Nederlands leren wel heel moeilijk."

"Waarom zijn we dan een laboratorium? We zijn hier acht jaar mee bezig en we hebben succesvolle projecten kunnen ontwikkelen vanuit de specifieke situatie in Brussel. We zien ondertussen ook dat bedrijven in Antwerpen en Gent worstelen met meertaligheid op de werkvloer. En ook de provincie Vlaams-Brabant en de stad Antwerpen hebben al een beroep gedaan op onze expertise en onze modellen."

"De concepten voor taalpromotie zijn bedacht, ze moeten alleen maar vertaald worden naar een lokale context. Ook in de Rand bijvoorbeeld moet cursisten de weg gewezen worden naar plekken waar ze hun Nederlands kunnen oefenen. Onze knowhow kan ook in Vlaanderen dienen, en de Vlaamse regering heeft dat ook erkend."

In Vlaanderen worden taalpromotie en taalbeleid binnenkort onderdeel van de integratiesector. In Brussel niet. Waarom?
Van Neste: "In Brussel hangt de kennis van het Nederlands niet af van de mate waarin je geïntegreerd bent in de samenleving. In Vlaanderen daarentegen is het Nederlands een conditio sine qua non voor integratie en inburgering. In Brussel is Nederlands een surplus."

De doelgroep verschilt in Vlaanderen en Brussel. Wat is uw doelgroep?
Van Neste: "In het verleden waren het mensen met een zwak sociaal-economisch profiel, veelal bewoners van de kanaalzone. De jongste jaren is onze doelgroep verbreed, we hebben nu ook meer expats. Onze doelgroep is een doorsnede van de Brusselse bevolking, al zullen we bij de sterksten iets zwakker scoren en bij de lagere sociale klassen iets beter. We maken ook geen onderscheid tussen anderstaligen en Franstaligen die Nederlands willen leren."

Er is een tendens bij de Vlaamse overheid om aan mensen die in Brussel van haar diensten gebruikmaken, te vragen zich aan te sluiten bij de Vlaamse Gemeenschap. Dat staat haaks op wat u doet.
Van Neste: "Onze filosofie is dat je de Brusselaars niet kunt indelen in een Vlaamse en een Franse Gemeenschap. Dan laat je de helft van de Brusselaars aan hun lot over. Veel Brusselaars bekennen zich, alhoewel ze les volgen in het Franstalig onderwijs, nog niet automatisch tot de Franse Gemeenschap."

"Maar het klopt wat u zegt: er zijn stemmen die pleiten voor een sterke betrokkenheid bij de Vlaamse Gemeenschap. Hierin meestappen zou een groot deel tenietdoen van het werk dat we geleverd hebben. We zijn geen Huis van het Nederlands voor de Vlamingen in Brussel. Het blijft een evenwichtsoefening. Maar natuurlijk stoppen we niet weg dat we Nederlandstalig zijn en tot de Vlaamse Gemeenschap behoren. Het is dankzij de openheid van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie dat we bestaan. Die openheid levert ons veel krediet op, we krijgen veel aandacht in de Franstalige media, meer zelfs dan in de Nederlandstalige. Wat ook de bedoeling is."

Dus zouden de Brusselse gemeentebesturen de weg naar het Huis van het Nederlands moeten vinden. Nochtans is het Nederlands daar vaak abominabel.
Van Neste: "Er zijn gemeentebesturen - Sint-Pieters-Woluwe is een voorbeeld - waar de Vlaamse schepen (Carla Dejonghe, DV/SVG) het Nederlands op de kaart zet. Sint-Pieters-Woluwe doet het al jaren, andere gemeenten beginnen nu ook. Sint-Gillis is een van de gemeenten die inspanningen willen leveren. Zelf op de gemeentebesturen toestappen doen we niet, de ervaring leert dat dit als een rode lap op een stier werkt."

Het Nederlands krijgt stevige concurrentie van het Engels. Is het niet dweilen met de kraan open wat u doet?
Van Neste: "Nee, heel zeker niet. In de jaren 1980 kon je in Brussel amper een affiche in het Nederlands vinden. Dat is nu wel anders. Bedrijven en gemeentebesturen doen een beroep op ons. Nederlands heeft aan belang gewonnen omdat bedrijven het belangrijk vinden dat hun personeel de tweede landstaal spreekt. De drijfveer van mensen om Nederlands te volgen, is niet om een praatje met de buren te slaan, maar om aan werk te geraken. Vorig jaar hadden we zestienduizend intakegesprekken. Als er geen interesse voor het Nederlands was, dan haalden we dat cijfer nooit."

U zegt: Vlamingen schakelen te makkelijk over op het Frans. Waarom voert u geen campagnes zoals destijds 'Spreek je taal in Brussel'?
Van Neste: "Daar worstelen we mee. Enerzijds leggen we wel uit dat we het belangrijk vinden om Nederlands te spreken met anderstaligen. Anderzijds willen we in Brussel het Nederlands een plaats geven in de meertalige context, maar willen we Brussel niet veroveren. We willen geen campagne die communautair geïnterpreteerd wordt. Trouwens, als de communautaire gemoederen oplaaien, dan neemt het aantal belangstellenden voor het Nederlands af. Toen de burgemeesters in de faciliteitengemeenten the talk of the town waren, in de Vlaamse en de Franstalige media, daalde onze instroom."

Het dialect is aan een opmars bezig. Dialect spreken mag weer, overal, ook op tv.
Van Neste: "Dat is rampzalig voor ons. We hebben vormingen 'Duidelijke taal' om zo klaar mogelijk te communiceren met anderstaligen. Onze vormingen zijn erop gericht dialect, schuttingtaal en idiomatische uitdrukkingen te vermijden. De emancipatie van het dialect, hoe sympathiek ook, komt erg ongelegen. Wij willen dat anderstaligen Nederlands leren, maar we hebben lang nagelaten om na te denken hoe wij omgaan met de anderstaligen. Met duidelijke taal laten we zien dat we de anderstaligen die Nederlands spreken, au sérieux nemen."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Lees ook

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni