Kolenhandelaar: van de kelder naar het dak

Marcel Bulckaert
© Brussel Deze Week
03/09/2005
Kolen beklijven blijkbaar: de stiel van kolenhandelaar gaat vaak over van vader op zoon. Bij De Koninck is dat van oma op kleindochter.

De grootouders van Marie-Josée, Louis en Marie hielden een café in Sint-Agatha-Berchem. Om in de winter de nodige stookwarmte in de gelagzaal en in huis te verzekeren, trokken ze met kar en paard naar de kolenhandelaar voor een voorraad kolen. De meeste mensen kochten in die tijd hun kolen van een leurder, die van deur tot deur ging. Toen een winter de leurder verstek gaf, kwamen de klanten die bij Marie hun pintje dronken, vragen of ze ook een emmer kolen konden kopen. En ze vonden dat de kolen van het café beter brandden dan die van de leurder. In 1932 besloot vader Maurice De Koninck een eigen zaak te beginnen als kolenhandelaar. Die zaak werd later overgenomen door zijn dochter Marie-Josée en haar man, Roger Van den Bruele.

De voorraad kolen, ingevoerd uit het Duitse Ruhr-gebied, werd bewaard in het station van Groot-Bijgaarden.
"Het was een boeiend beroep," zegt Marie-Josée, "de klanten waren meestal particulieren. De kolenhandelaar kwam overal aan huis en had zeer veel sociale contacten. Het was ook een harde stiel. De zakken kolen wogen snel vijftig kilo en konden niet altijd leeggegoten worden in het keldergat: voor sommige klanten moesten ze naar een achterhuis of soms meerdere verdiepingen hoog, naar hun appartement, gebracht worden. Langs de trap, uiteraard. Sommige mensen bewaarden hun kolen zelfs onder het bed! De meest verkochte soorten waren de 'mussenkopkes' (30/50), die ook in de Leuvense stoven en centrale verwarmingsketels gestookt werden, en de 'braisetten' (20/30).

Dat ging zo tot de steenkool plaats ruimde voor centrale verwarming met mazout of gas. Roger had de pensioengerechte leeftijd bereikt en het recht op rustig nietsdoen verdiend, maar stilzitten was niets voor hem. In de zomer, als er minder werk was, veegden de kolenhandelaars de schouwen van hun klanten. Dat was nodig om een goede trek te verzekeren en schouwbranden te vermijden. Roger besloot deze stiel verder te zetten. "Vroeger gebeurde het vegen door een borstel met een zware metalen bol verzwaard neer te laten in de schouw," vertelt Roger. "Tegenwoordig wordt een spiraal gebruikt, een borstel die omhoog gestoten wordt met stokken die in elkaar passen. Elk verdiep moet tegenwoordig over een eigen schouw beschikken, we werken langs een kleine bezoekkamer die in elke schouw uitgespaard is. Het roet wordt opgevangen met een stofzuiger, wat niet belet dat we af en toe een flinke portie over ons heen krijgen. Schouwvegers kregen hun opleiding in Duitsland, tot er een school kwam in Oostende en later in Schaarbeek (Infac), waar je de stiel kan leren. Het beroep is echter niet erkend, wat in het verleden soms tot misbruiken leidde. De bonafide schouwvegers zijn meestal aangesloten bij de Federatie de Belgische Schoorsteenvegers (02-427.81.03)."

De stijgende energieprijzen die we tegenwoordig kennen, hebben de vraag naar steenkool opnieuw aangezwengeld, vooral als bijkomende warmtebron. Maar de gezellige warmte van de ronkende kolenkachel en de nostalgieke herinneringen aan de Leuvense stoof, behoren wellicht voorgoed tot het verleden.

:: De Koninck, opvolger R. Van den Bruele, Broekstraat 32, 1082 Sint-Agatha-Berchem. Tel.: 02-465.55.80.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Economie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni