Wonen in Brussel: Fitim Pagarusha, horecamonument

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
23/06/2005
"Niet lang na mijn aankomst in Brussel ben ik getrouwd met een Deens meisje en verhuisden we naar Kopenhagen. Een heel mooie stad, ik dacht Brussel makkelijk achter mij te kunnen laten. Maar niets was minder waar. Het ging van kwaad naar erger en na zes maanden stonden we hier terug. En ik heb het me nog geen seconde beklaagd." Aan het woord is Fitim Pagarusha (51), een tot Belg genaturaliseerde Albanese Kosovaar. Zijn Cobra Bar is een baken in het uitgaansleven in de Dansaertwijk.

Twee uur in de middag. Mijn goedlachse gastheer is net op, klaar om straks tot een stuk in de nacht zijn klanten te entertainen met lekkere cocktails en een aangename babbel. "Ik doe het nog even graag als toen ik veertien jaar geleden begon, en ik probeer de mensen altijd een goede service te bieden, dezelfde die ik verwacht als klant. Krijg ik iemand over de vloer die niet vriendelijk of correct is, dan laat ik dat wel merken, zonder iets te zeggen. Misschien niet erg commercieel, maar zo ben ik nu eenmaal."

In afwachting van mijn komst heeft Fitim Pagarusha het nieuws uit Kosovo gevolgd op het wereldwijde web. Het zijn opwindende tijden voor hem, nu de onderhandelingen over de onafhankelijkheid van de Servische enclave nakend zijn. Pagarusha mag dan al lang Belg zijn, de link met de vadergrond blijft stevig. "Volgens de Europese Gemeenschap en de Amerikanen zouden de onderhandelingen niet langer dan negen maanden mogen aanslepen. Wij hopen dat dat het einde zal inluiden van de rampspoed voor ons volk, die is begonnen toen Kosovo in 1913, na de val van het Turkse Rijk, aan de Serviërs werd gegeven. Het wordt ook de hoogste tijd."

"Nu, zes jaar na de oorlog, zijn de levensomstandigheden nog altijd lamentabel. Er is bijna geen werk; het onderwijs is van een bedenkelijk niveau; het is er onveilig. Een tijd geleden vroeg een Belgische politicus me nog in de Cobra Bar: 'Hoe komt het dat er bij jullie in Kosovo nog altijd wordt gedemonstreerd, dat de onrust blijft?' Ik heb hem geantwoord met een vraag: 'Hoe denkt u dat Brussel - de hoofdstad van Europa nota bene - er zou uitzien na één week in zulke omstandigheden?' Amper of geen bevoegdheden voor de politie, 's nachts geen verlichting, auto's zonder nummerplaat, geen veiligheid... Ik weet het, wij hebben geen goede naam - mede door de weinig objectieve berichtgeving -, maar het kan toch niet dat een overgrote meerderheid moet boeten voor enkele belhamels?"

Moord
Hoezeer hij zich ook betrokken voelt bij zijn geboortestreek, plannen om er weer te gaan wonen, heeft Pagarusha zeker niet. "Ik heb hier mijn vrouw, mijn kinderen, mijn werk, mijn vrienden. Ik hou van deze stad."

"Toen ik in januari 1976 in Brussel voet aan de grond zette, was mijn broer hier al als politiek vluchteling, zodat ik gelukkig iemand had om op terug te vallen. Ik had Kosovo verlaten omdat ik wist dat ik vroeg of laat met de autoriteiten in botsing zou komen. Niet omdat ik het wilde, wel omdat de situatie nu eenmaal zo was. Twee keer ben ik teruggegaan om mijn familie te bezoeken, evenzoveel keren werd ik voor ondervraging ontboden op het politiebureau, waar het een en al corruptie was. Van dan af ben ik me ook beginnen te interesseren voor politiek en zocht ik mensen op die actief waren op dat vlak."

Een engagement dat niet ongevaarlijk was, zo bleek. "Enver Hadri, een bevriende activist, werd in 1990 vermoord in Sint-Gillis. Afgemaakt met twee kogels in het hoofd, die van kortbij uit een auto werden afgevuurd. De drie moordenaars waren gestuurd door Belgrado. Wij waren toen al lang actief in een comité voor de verdediging van de mensenrechten. We gebruikten geen geweld, predikten geen geweld, wilden geen geweld uitlokken - we wilden alleen aan de Europese overheid uitleggen wat er zich in het toenmalige Joegoslavië afspeelde. Af en toe konden we ook bewijzen aandragen, en zo kwam het dat op ons verzoek een afvaardiging van de Europese Unie naar Kosovo is gegaan."

"De dag van hun aankomst waren de delegatieleden er getuige van dat twee betogers op straat werden doodgeschoten. Hun rapport was vernietigend, en ik denk dat de machtshebbers in Belgrado daarop hebben besloten Enver te elimineren."

Geen visum
Fitim Pagarusha woont nu al bijna dertig jaar in Brussel, maar het was aanvankelijk niet zijn bedoeling te blijven. "Ik wilde naar de Verenigde Staten, of Australië. Het is er niet van gekomen omdat ik geen visum kreeg, en achteraf gezien ben ik blij dat het zo gelopen is. Gaandeweg heb ik dan Frans en Engels geleerd, ben ik links en rechts aan werk geraakt en ben ik de stad beginnen verkennen."

"Nadat ik een Deens meisje had leren kennen, ben ik getrouwd en verhuisd naar Kopenhagen. Pas toen ik in Denemarken was, merkte ik hoezeer Brussel mijn thuis was geworden; het was me daar onvoorstelbaar triest te moede. Op een dag herinnerde ik me het gezegde van een oude filosoof: Mijn vaderland is de plaats waar ik mij goed voel, waarop ik het besluit nam naar Brussel terug te keren."

"Daarna heb ik twaalf jaar bij Delhaize gewerkt - vooral in de wijnafdeling - en heb ik lessen gevolgd aan de Academie in Anderlecht, die ik in de praktijk omzette met het restaureren van oude schilderijen. Zo is het plan gerijpt iets te doen met kunst en horeca, waarna ik uiteindelijk ook de Cobra Bar heb geopend, verwijzend naar de kunstbeweging uit de jaren zestig."

"Ik ben graag in contact met mensen; het werk, het leven, de kijk op de wereld van kunstenaars boeit mij enorm. Mijn idee was eerst boven een atelier te installeren en iemand in de zaak te zetten, terwijl ik schilderijen zou restaureren, maar daar ben ik van afgestapt. Nu sta ik zelf in de bar en organiseer ik tentoonstellingen."

Onversaagd
De Cobra Bar openen was een moedige beslissing: het was regelrecht pionierswerk in de Dansaertbuurt. "In die periode had de wijk veel weg van een getto, waar het wemelde van verdachte sujetten. De enige bekende deftige horecazaken waren de Greenwich en L'Archiduc. Sommige vrienden zeiden me dat ik gek was, dat ik binnen de zes maanden failliet zou zijn. Helemaal ongelijk hadden ze niet, hier vlakbij zat bijvoorbeeld een café waar het constant bonje was. De Cobra Bar was zowat het enige café nieuwe stijl. Ik was vastbesloten. Wel deed ik uit veiligheidsoverwegingen na tien uur 's avonds de deur op slot en liet ik alleen mensen binnen die op het eerste gezicht door de beugel konden."

"De eerste zes jaar waren heel moeilijk. Er was steeds de financië­le onzekerheid of ik de volgende maand wel zou halen. Pas toen de leningen afbetaald waren, kon ik vrijer ademen. Ondertussen was de buurt ook verbeterd. Er kwamen steeds meer nieuwe horecazaken en winkels, het Gewest reageerde door de heraanleg van wegen en renovaties. Ik ben ook de mensen van TV-Brussel en Brussel Deze Week - dat indertijd nog Deze Week in Brussel heette - heel dankbaar. Van hen heb ik tijdens de moeilijke jaren het meeste steun gekregen. Ze zijn van in het begin gekomen, en ze zijn blijven komen. Het was Peter Van Rompaey die het allemaal een beetje in gang heeft gezet en die zijn collega's warm heeft gemaakt."

Internationaal
"Door mijn zaak heb ik met de jaren veel mensen leren kennen. Artiesten, journalisten, politici. Mijn clientèle is overwegend Nederlandstalig - de Franstaligen noemen het hier niet voor niets 'le quartier flamand' -, maar ook internationaal. Sommige van mijn klanten hebben me bij hen thuis uitgenodigd - onder meer in Japan - en we hebben met de kunstenaarsvereniging Doko-museum zelfs tentoongesteld in het Goethe Institut in Kuala Lumpur. Sindsdien is Maleisië onze favoriete vakantiebestemming."

"Ik hou van de mix van de stad, van al die verschillende mensen. Zowat alle nationaliteiten van de wereld zie je hier rondlopen. Sommigen klagen dat het overlast met zich meebrengt, maar ik zie het anders. Zo had ik onlangs op een avond klanten van achttien verschillende natio­naliteiten in mijn café staan. Dat vind ik fantastisch. Arno was er ook en hij zei me: 'We zouden de mensen van Arte eens moeten bellen en hun zeggen dat ze hier gewoon twee camera's moeten zetten en een hele nacht filmen.'"

Nederlands
En niet alleen Pagarusha's clientèle is internationaal, zijn hele leefwereld is het. "Met mijn eerste vrouw heb ik twee kinderen, Dennis en Rebecca. Na onze scheiding leerde ik Katrin kennen, mijn steun en toeverlaat in goede en kwade tijden. Zij is van origine Koreaanse, maar ze werd door een Vlaams gezin uit Vlezenbeek geadopteerd. Samen hebben we een zoon, Byron. Ik spreek Engels met Katrin en Byron, met elkaar spreken ze Nederlands. Byron probeert mij soms wel wat Nederlands te leren, met weinig succes overigens. Ik versta het wel, maar ik spreek het amper. Een gemis, en daarom heb ik mijn kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs gestuurd. Ze zijn vloeiend drietalig."

"Ons appartement huren we van de Stad Brussel, en we wonen hier heel graag. Niet alleen omdat het een aangename buurt is geworden waar alles voorhanden is, maar ook omdat het praktisch is. Katrin werkt voor de overheid in het centrum van de stad, de Cobra Bar ligt op een minuutje lopen hiervandaan en Byron gaat naar Klein Mabo aan de Vlaamsesteenweg. Makkelijker kunnen we het ons moeilijk voorstellen."

Pagarusha houdt dus van het centrum, maar toch zijn er - bovenop de stijgende levensduurte - een aantal zaken die hem op de maag liggen. "De stad is niet schoon, de overheid zou op dat vlak meer inspanningen moeten leveren. Ik begrijp het niet goed. Andere steden - ook in het buitenland - slagen er wel in hun centrum voor toeristen aantrekkelijk te maken. Een voorbeeld. Hier vlakbij hebben we de befaamde Grote Markt, beschermd door de Unesco! De straat om naar onze trots - Manneken Pis - te gaan, ligt er verloederd bij. Ik ben geen expert, maar ondanks de premies die de overheid uitlooft voor renovaties, wordt er nog steeds druk gespeculeerd. En daar zullen de euroambtenaren wel voor iets tussen zitten.

"Een ander heikel punt, ook voor de andere middenstanders in de buurt, is de overlast door een groep daklozen hier om de hoek. Ze eten op straat, drinken op straat, slapen op straat, plassen op straat, laten overal zwerfvuil achter. Ik heb een van die daklozen - een oude gehandicapte man, die voortdurend dronken is - weleens aangesproken en hem gezegd: 'We zullen met het OCMW gaan praten om u onderdak te bezorgen, ten minste toch voor 's nachts. Al is het maar een matras en een dak boven uw hoofd.' No way, hij had er geen oren naar. De politie staat er heel laks tegenover, omdat 'die mensen niemand kwaad berokkenen'. Maar het terras moet dagelijks schoongemaakt worden en zelfs dan willen ze nog niet van wijken weten."

"Ik ben niet agressief, zeker niet tegen mensen die het moeilijk hebben. Maar als ze mij beletten deftig te werken, dan zal ik de politie weer bellen. Misschien wel voor de vijftigste keer."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni