Jacques Maricq 3 BRUZZ 1553

Wie durft Leopold-voorzitter Jacques Maricq opvolgen?

Tim Schoonjans
© BRUZZ
11/01/2017

Jacques Maricq (81) is al ruim vijftig jaar voorzitter van Royal Leopold FC. Hij vertelt de straffe verhalen die hij meemaakte met plezier, met verve ook, maar hij zoekt al even een opvolger om de fakkel aan door te geven. De zoektocht is tot nu toe vruchteloos geweest.

Weet je dat ik al meer dan de helft van de geschiedenis van Leopold bij de club ben betrokken?” Jacques Maricq weet maar al te goed wat hij betekent - en betekend heeft - voor Leopold, een van de oudste clubs van het land. Een club die in 1893 werd opgericht en twee jaar later mee aan de wieg stond van de Belgische Voetbalbond. In 1953 tekende Maricq zijn eerste lidkaart als veldspeler, een aanwinst die de geschiedenis van de club zou kleuren.

“Ik was achttien en had tot dan toe alleen op school gevoetbald. Ik koos voor Leopold omdat heel wat vrienden er speelden. We speelden op dat moment in de derde regionale divisie. Ik raakte tot in de eerste ploeg.”

Maricq maakte aan den lijve mee hoe Leopold bijna aan zijn einde kwam. De club organiseerde in 1958 een tornooi waarvoor het Juventus, Wolverhampton, RSC Anderlecht en Beerschot uitnodigde. Het werd een grote mislukking, met verregaande gevolgen. “Expo 58 was toen volop aan de gang. Iedereen zat daar. Tijdens de wedstrijden zaten er misschien 1.500 toeschouwers op de Heizel. Tot dat tornooi werd georganiseerd, hield Leopold zich goed, daarna was het zo goed als dood.”
“Juventus werd 2,5 miljoen Belgische frank beloofd. Enorm veel geld en een zeer slechte zet van de toenmalige bestuurders. Het werd een fiasco. En je moet weten dat zij dat seizoen, tegen de toenmalige regels in, een ploeg hadden samengesteld met spelers die betaald werden. Ze hadden die overgenomen van ploegen uit hogere divisies. Ook dat kostte geld.”

De toenmalige schatbewaarder van de club kreeg achteraf de rekening gepresenteerd. Omdat op papier stond dat hij borg stond voor de gemaakte kosten, werd bij hem aangeklopt. Ondanks afspraken met sommige ploegen moest hij uiteindelijk nog twee miljoen Belgische frank betalen. De club werd daarop gestript. “Zowat de volledige eerste ploeg werd verkocht en de 450 jeugdspelers werden afgestaan aan White Star. Bovendien moesten we verhuizen naar een veld aan de Joseph Bensstraat, een echt patattenveld waar amper vestiaires waren. We moesten weg uit het Fallonstadion omdat de gemeente de voorkeur gaf aan de komst van White Star, dat toen in tweede klasse speelde.”

“In 1964 had de club amper vijftien spelers, had ze schulden en speelde ze op een barslecht veld. Op een algemene vergadering meldde toenmalige voorzitter Jean Mahieux dat hij ermee stopte en werd er voorgesteld om naar de amateurbond ABSSA over te stappen. Ik, toen een 29-jarige advocaat, kon mijn oren niet geloven. Een van de oudste clubs zou zomaar opstappen bij de Belgische Voetbalbond? Dat kon toch niet. Daarom nam ik het woord en zei ik dat de vergadering ongeldig was, omdat er geen dagorder was. De voorzitter gaf me gelijk, maar nam me achteraf even apart. Hij zei dat ik hem moest opvolgen. Dat zou ik doen, zei ik, onder twee voorwaarden: dat er geen schulden meer waren en dat er een goed veld beschikbaar zou zijn.”


Vijf reserveploegen
Het leek een onmogelijke opdracht, maar de jonge Maricq trok zijn stoute schoenen aan en zou de twee voorwaarden inlossen. Tot zijn eigen verbazing. Met twee telefoontjes, heel wat inside-informatie en de nodige portie lef overtuigde hij de vroegere schatbewaarder en voorzitter om hun geldeisen aan de club te laten vallen. Een veld vond hij in Ukkel. “La Terrienne had daar net sociale gebouwen opgetrokken en had er ook twee voetbalvelden aangelegd voor de arbeiders. Het was een prachtige omgeving met een mooie vestiaire en een buvette. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad om de conciërge te overtuigen, maar uiteindelijk ben ik erin geslaagd. Zo zijn de Griottes de thuisbasis van Leopold geworden voor de matchen. Trainen deden we op Ukkel Sport.”

Maricq speelde het klaar om Leopold een nieuwe start te laten nemen, met een gezonde werking. Om de eerste ploeg te versterken, klopte hij aan bij clubs als Union Saint-Gilloise en Racing White, die spelers van hun reserveploegen ter beschikking stelden. De club werd rustig aan uitgebouwd, promoveerde zelfs en bouwde ook langs het veld een reputatie op. “De mooiste momenten maakte ik op de Griottes mee. Het was er zeer familiaal, na elke match dineerde iedereen samen. De spelers vonden dat zo leuk dat ze niet meer weg wilden, zelfs als ze hun plaats niet meer hadden in de eerste ploeg (lacht). Omdat iedereen bleef, hadden we op een bepaald moment maar liefst vijf reserveploegen. Het was ongelooflijk. Zelfs spelers van tweede en derde klasse kwamen daarom bij ons spelen.”

Die mooie periode kwam volgens de voorzitter in 1990 tot een einde. De gemeente Ukkel kocht toen de Griottes en toenmalig burgemeester Deridder wou nog maar één voetbalploeg overhouden. Leopold moest samengaan met Ukkel Sport, een club waar heel wat problemen bleken te zijn. “Het financiële beheer was er desastreus. Ik stemde met de fusie in om de duurzaamheid van de club te verzekeren, maar daardoor heb ik vijf afgrijselijke jaren meegemaakt. De fusie gebeurde in zeer slechte omstandigheden.”

“Op de beheerraden gingen hun bestuurders altijd met mij akkoord, maar ik kreeg in de wandelgangen te horen dat ze achter mijn rug bezig waren om mij van de macht te stoten. Hun oplossing was dat ze geen lidgeld meer zouden betalen. Ik nam onze statuten erbij en liet hen weten dat ze ontslagen waren, want wie vijftien dagen te laat zijn lidgeld betaalde, kon ontslagen worden. Zo simpel was dat (lacht).”


Geen koorknaap
Dé speler die de geschiedenis van de club heeft gekleurd, is Julien Kialunda. Een topper die in de jaren zeventig de overstap maakte naar Leopold. “Hij was 32, een titularis bij het grote Anderlecht naast spelers als Van Himst en Jurion, en Congolees international. Hij was een stopper en vormde er een ijzersterk duo met Verbiest. Vergeleken met hem is Vincent Kompany een koorknaap. Hij was een beest.”

“Waarom hij bij ons is komen spelen, is voor mij nog altijd een raadsel. Hij verdiende miljoenen en kon naar de ploeg die hij wou. Toen ik Fernand Beeckman, de toenmalige kinesitherapeut van Anderlecht, eens zei dat hij me altijd iets mocht laten weten indien er een interessante speler voor ons bij de Anderlechtse jeugd zat, noemde hij de naam van Julien. Ik dacht natuurlijk dat hij lachte, maar hij vertelde me dat er een twist was tussen hem en Anderlecht, en dat hij niet wou dat ze iets aan zijn transfer verdienden.”

Een kwartier later hing Kialunda aan de lijn. En niet veel later zat hij aan zijn bureau. De voorzitter van Leopold viel van de ene verbazing in de andere en legde nogmaals uit dat zijn club een amateurploeg was, waar spelers moesten betalen voor hun lidmaatschap. “Hij zei dat Anderlecht 25 miljoen frank vroeg voor hem, maar dat hij weet had van een administratieve fout. In het reglement bleek te staan dat een speler die op de transferlijst stond en niet verkocht werd, op het einde van die transferperiode vrij was. Dat punt is na de Kialunda-affaire trouwens geschrapt.”

“Ik ben naar het Constant Vanden Stockstadion gegaan en heb daar aangekondigd dat ik voor de overgang van Kialunda kwam. Een gratis overgang. Ze dachten dat ik aan het grappen was. Ze hebben inderhaast een bestuursvergadering bijeengeroepen, maar dat heeft niet geholpen.” Kialunda speelde zeven jaar voor Leopold. Om hem toch enigszins te vergoeden, bood voorzitter Maricq hem een maandloon aan van tienduizend frank om ook trainer te zijn. Kialunda aanvaardde en genoot ten volle van de goede sfeer bij Leopold.

Takenpakket
Vandaag nog doet Maricq onnoemelijk veel voor de club, van subsidies aanvragen bij het gewest tot artikels voor de persmap uitknippen. Zijn uitgebreide takenpakket schrikt mogelijke opvolgers volgens hem af. “Het wordt te veel, ik kan niet alles meer doen wat ik vroeger deed. Al doe ik uiteraard nog veel. Elke maand komen de spelers bijvoorbeeld bij mij langs om hun loon te halen. Ze blijven dan een uurtje praten, sommigen moet ik dan weleens oppeppen. Veel spelers hebben dat bij hun vorige clubs niet gekend, maar ik vind dat contact belangrijk.”

“Ik zoek al een vijftal jaar naar een opvolger. Ik heb gesprekken gehad met goede kandidaten, maar het type voorzitter van de oude stempel vind je nog zeer moeilijk. Het is niet zo dat ik mij vastklamp, maar het moet iemand zijn die geschikt is. Als ik het aan een manager zou willen overlaten, heb ik morgen een opvolger. Maar dat wil ik niet, met managers praat ik niet. Het is niet gemakkelijk om in mijn voetsporen te treden. Dat begrijp ik. Maar je moet niets betalen, krijgt een cleane, gezonde club onder je hoede met een uitgebreide jeugdwerking en een goede eerste ploeg. Ik kan alvast zonder problemen achteruitkijken, ik ben altijd correct geweest, en daar ben ik trots op.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni