Interview

Kaaitheater herneemt voorstellingen van zussen De Keersmaeker

Michaël Bellon
© BRUZZ
13/06/2017

Anne Teresa De Keersmaeker herneemt straks met een nieuwe, jonge Rosas-cast de klassieker Rosas danst Rosas, Jolente De Keersmaeker met haar theatergezelschap STAN een Thomas Bernhard-trilogie in een marathonsessie. Tot ons spreekt het zusterpaar over de af en toe kruisende culturele paden die ze sinds hun jeugd bewandelen.

Dat de kleur van het shirtje dat ze vandaag dragen nagenoeg dezelfde is, stelt Jolente De Keersmaeker meteen vast wanneer ze na het nodige fileleed haar oudere zus begroet in het hoofdkwartier van Rosas. Maar hoewel Anne Teresa sinds begin jaren 1980 danst met Brussel als uitvalsbasis en Jolente sinds begin jaren 1990 theater maakt vanuit Antwerpen, hebben de zussen nog wel meer gemeen dan vestimentaire voorkeuren.

De oudste en de jongste uit een gezin van vier meisjes en één jongen werkten rond de millenniumwissel samen aan hybride podiumproducties als Just before, Quartett, I said I, In real time en Kassandra, maar genoten als kind ook al samen van de winnende combinatie van boerenleven en cultuur. Ze groeiden op tussen boerderij en balletschool in Wemmel, om daarna beiden in Brussel te belandden door elkaar af te lossen als humaniorastudenten op het Maria-Boodschaplyceum.

“Onze vader was een landbouwer, moeder was een lerares,” vertelt Anne Teresa De Keersmaeker. De familie langs vaderskant waren Brabantse boeren, langs moederskant eerder Vlaamse intellectuelen.” “We komen dus niet echt uit een kunstzinnig milieu, maar het gezin stond wel open voor de wereld,” zegt Jolente De Keersmaeker.

Anne Teresa: “En zoals een groot deel van de Vlaamse kinderen hebben we ook kunnen profiteren van het goede Vlaamse muziekonderwijs. De jaren 1960 waren die van Béjart en het Ballet van Vlaanderen, waardoor ik aan mijn moeder vroeg om te mogen dansen. Van de zeer geïnspireerde Lieve Curias, die van de balletschool van Antwerpen kwam, kregen de meisjes zowel klassieke dans, jazz, hedendaagse dans als improvisatie, en werden we ook meegenomen naar allerlei voorstellingen."

1574 Anne-Teresa-Jolente2
"Het was ook de tijd van de culturele centra. De Zandloper in Wemmel, maar ook CC Westrand in Dilbeek en vooral CC Strombeek waren de plekken waar we veel films, dans- en toneelvoorstellingen hebben gezien. In Brussel had je in de jaren 1970 dan Mallemunt en wat er rond de Beursschouwburg gebeurde, en in de late jaren 1970, begin ’80 was er het Kaaitheater."

"Het jaar dat Rosas danst Rosas in première is gegaan, speelde Jan Decorte King Lear in het Kaaitheater. Het jaar ervoor stond Steve Paxton voor het eerst op het Kaaitheaterfestival. In die periode maakte ook Jan Fabre zijn eerste theatervoorstellingen.”

Jolente: “Toen ik in Maria-Boodschap zat, waren het de hoogdagen van de Kaaitheaterfestivals. Toen Fase in de Beursschouwburg in première ging, was ik veertien jaar. Ik heb toen nog de bloemen afgegeven aan Anne Teresa. Ik volgde ook wel les bij Lieve Curias, maar dat was niet helemaal mijn ding. In het tweede en het derde leerjaar wilde ik eigenlijk al toneel spelen, en volgde ik voordracht en toneel aan de muziekschool."

"Maar er was ook nog een grote liefde voor de boerderij en de dieren. Toen ik in het derde jaar humaniora een werkje moest maken over wat ik later wilde worden, ging het erover dat ik boerin wilde worden. Daarover heb ik lang getwijfeld. Maar na de humaniora ben ik dan toch naar het conservatorium van Antwerpen gegaan. Toen was Anne Teresa al lang vertrokken met Rosas.”

Zit er nog iets van de boerenstiel in jullie werk?
Anne Teresa De Keersmaeker: Dat het down-to-earth is misschien. In het denken over het werk speelt bij mij ook de natuur meer en meer een rol. Het veranderen van de seizoenen, het dagelijkse werk en de lange processen. Zorg dragen, maar ook verwonderd zijn over hoe iets groeit en verandert… Als er al eens een moment is dat ik me afvraag hoe lang ik nog zal doorgaan met waar ik mee bezig ben en wat ik dan in de plaats zou doen, dan denk ik onmiddellijk terug aan het erf.

Jolente De Keersmaeker: En verder zou je kunnen zeggen dat we werkers zijn.

Anne Teresa: Alfons Goris, die Studio Herman Teirlinck heeft geleid, zei altijd dat kinderen van militairen en van landbouwers goede acteurs werden. (Lacht)

Strekte het feit dat Anne Teresa je voorging in de podiumkunsten tot voorbeeld?
Jolente: Van thuis uit werd ze heel erg gesteund in wat ze deed. Toen ze naar New York ging, was dat een nieuwe wind die door het huis waaide en deden onze ouders al het mogelijke om haar verder te helpen. Ook al was dat voor hen een onbekende wereld. Dus op het moment dat ik zei dat ik naar het conservatorium ging, was dat eigenlijk een logische voortzetting.

In jullie jeugdjaren hadden jullie dus dezelfde culturele referenties. Maar daarna scheidden de wegen.
Jolente: Anne Teresa is in Brussel ook snel in contact gekomen met de Franstalige culturele wereld. Dat is bij mij pas vele jaren later gebeurd, toen we met STAN ook veel in Frankrijk begonnen te spelen. Ik mis Brussel nog altijd hoor (lacht), maar ik kwam in Antwerpen ook in een inspirerende omgeving terecht. Op het conservatorium kregen we les van Dora van der Groen, Lucas Vandervost, Luk Perceval, Ivo van Hove en Josse De Pauw. Die zei als eerste tegen ons: “Laten jullie mij maar eens iets zien. Maak zelf iets.”

Anne Teresa: Het is daarna vooral door PARTS dat we weer bij elkaar gekomen zijn. Omdat er in het curriculum voor de studenten ook theater zat en Jolente kwam lesgeven. Zo ben ik mezelf ook vragen beginnen te stellen over de relatie tussen tekst en dans. Over hoe je een gedachte belichaamt met een beweging.

Zo zijn voorstellingen als Just before, Quartett en I said I ontstaan. En cours de route ben ik dan met Rosas wel een traject ingeslagen waarin vooral muziek een cruciale plek heeft ingenomen. Terwijl in het werk van STAN toch vooral de tekst het ankerpunt is.

(Lees verder onder de afbeelding.)

1574 rosas-rosas-danst-rosas

Eerst de dans. Straks herneem je Rosas danst Rosas uit 1983 met een nieuwe cast. Die voorstelling staat te boek als je definitieve doorbraak.
Anne Teresa: Het jaar daarvoor was Fase natuurlijk al goed onthaald, maar Rosas danst Rosas betekende het begin van het gezelschap en was de voorstelling die na Fase de eigen taal en eigen stijl bevestigde. Rosas danst Rosas was de voortzetting van de schriftuur van Fase, maar affirmeerde meer haar identiteit: het uitgesproken vrouwelijke, het intens fysieke, en het structurele – dat aanleunt bij het Amerikaanse minimalisme, maar dan zonder de afstand en het koude mathematische dat men er altijd mee associeert.

Door de intense vrouwelijke lichamelijkheid verwees het stuk eerder naar het Duitse expressionisme en Pina Bausch. Het was minimalisme én maximalisme. De muziek was ook gemaakt door Thierry De Mey en Peter Vermeersch van Maximalist! Het was zoals bij Jolente en STAN een werk van mensen die samen op school hadden gezeten. Adriana Borriello, Fumiyo Ikeda, Michèle Anne De Mey: wij kenden elkaar van (Béjarts Brusselse dansschool) Mudra.

Wat Rosas en STAN gemeen hebben, is dat jullie ook de achterkant van het dansen en het acteren tonen. In Rosas danst Rosas mag je de impact van de fysieke inspanning zien, in de Bernhard-trilogie mag er zichtbaar ge­souf­fleerd worden. Was dat de Belgische factor die onze podiumkunsten in de late twintigste eeuw zo succesvol maakte?
Jolente: Bij ons kwam die invloed eigenlijk via Maatschappij Discordia (het baanbrekende Nederlandse theatergezelschap rond Matthias de Koning en Jan Joris Lamers, mb). Zij stelden de toneelspeler opnieuw centraal en braken de vierde wand af. Wij hebben les van hen gekregen. Toen wij van Dora van der Groen iemand mochten kiezen om in ons laatste jaar ons afstudeerproject mee te begeleiden, is het trouwens Anne Teresa die mij gezegd heeft dat ik eens met Matthias moest praten.

Anne Teresa: Is dat zo?

Jolente: Ik heb het papiertje nog liggen waarop je zijn naam hebt geschreven.

Jullie staan nu in het Kaaitheater met een marathon van de Oostenrijkse toneelauteur Thomas Bernhard. Met hem heeft STAN een verhouding die inmiddels bijna 25 jaar duurt.
Jolente: Hij is er inderdaad al lang bij. De eerste voorstelling, Gewoon ingewikkeld, was met Damiaan De Schrijver, Julien Schoenaerts en mij in 1993. Daarna kwam Alles is rustig. We hebben hem ook door Discordia leren kennen. Zij hebben de eerste Bernhards naar de Lage Landen gebracht. Hij is bekend als een ‘scheldschrijver’, maar alles wat hij schrijft is dubbel en draagt ook een poëzie in zich.

Het is schelden op de wereld, maar met humor en vooral veel zelfreflectie. Zeker in Alles is rustig legt hij de hele intellectuele klasse op de rooster, inclusief zichzelf. Bernhard verdwijnt niet in de anekdote. Het gaat niet over ces gens-là. Hij keert alles om en houdt je een spiegel voor.

“Redde wie zich redden kan” geen slechte titel is gepuurd uit de ‘dramoletten’, die bijwijlen heel heftig en zelfs racistisch zijn. In deze tijden waarin niemand nog een blad voor de mond neemt en waarin alles blijkbaar kan worden gezegd, vind ik deze voorstelling nog relevanter dan tien jaar geleden.

Waar die eerste twee stukken meer over de wereld gaan, gaat Eind goed al goed over het intieme. Over de relatie tussen een moeder en haar dochter, en een schrijver die bij hen op bezoek komt. Het stuk gaat ook over kunst, maar is iets meer psychologisch. In de herneming ervan worden de rollen die eerder door Damiaan De Schrijver en Sara De Roo werden gespeeld, overgenomen door Sara Haeck en Jonas De Vuyst van het RITCS en van het conservatorium. Omdat we Bernhard willen doorgeven aan die jongere generatie, en hen met die taal en dat universum laten kennismaken.

(Lees verder onder de afbeelding.)

1574 tg stan - bernhard-trilogie
Een trilogie van de overdrijvingskunstenaar bij uitstek, gaan we dan niet in de overtreffende trap?
Jolente: We spelen de drie stukken in één ruk om te zien wat er gebeurt. In welk universum kom je dan terecht en wat krijg je mee? Je begint om vier uur in de namiddag, om tien uur ’s avonds ben je klaar, en tussenin zie je de mens in al zijn kleinheid, in al zijn schoonheid en in heel veel verschillende contexten. Als je als speler onder de tekst schuift, denk ik niet dat je als toeschouwer een overdosis kan krijgen.

Ook Rosas danst Rosas wordt nu gedanst met nieuwe, jonge mensen. Geeft dat vandaag de emancipatorische inhoud van het nadrukkelijk vrouwelijke stuk een nieuwe lading?
Anne Teresa: Ik ben om te beginnen blij dat Fumiyo Ikeda deze nieuwe generatie mee begeleidt. Het stuk blijft een zeer grote uitdaging door de extreme aard van het materiaal: zeer gestructureerd, zeer repetitief, en zeer intensief. Daarom moet men er zich als groep voor engageren en het vervolgens individueel inkleuren. Die eerste 45 minuten in stilte zijn ook niet iets wat de mensen tegenwoordig nog gewoon zijn.

Wat het vrouwelijke aspect betreft: de heftigheid is qua vocabularium heel erg op het vrouwelijke lichaam geënt. De bewegingen zaten heel dicht bij onszelf. Maar toen ik de voorstelling in 1982 maakte, heb ik altijd gezegd dat ik een afkeer had van elke feministische connotatie. De voorstelling refereert niet aan clichématige ideeën. Ze bejubelt de vrouwelijkheid zonder die per se te moeten vermannelijken, en zonder ze te exploiteren.

Jolente: Maar indirect was het voor de toeschouwer wel een voorstelling met grote impact. Ik herinner me dat nog goed. Als je als jong meisje voorstellingen als Rosas danst Rosas of Elena’s aria ziet, krijg je heel wat mee. Je hebt ze misschien niet als statement gemaakt, maar ze hebben wel dat effect. In een maatschappij waarin mannen nog altijd de suprematie hebben, heeft Rosas danst Rosas dus zeker nog een andere dan zuiver artistieke waarde.

> STAN: Bernhard-trilogie. 17/06 (om 17.00) & 18/06 (om 15.00), Kaaitheater, Brussel
> Rosas danst Rosas. 21/06 > 29/06, Kaaitheater, Brussel

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad, Podium

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni