delijn dansaertstraat

De grauwe jaren 1980: de pioniers van de Dansaertstraat

Steven Van Garsse
© Brussel Deze Week
06/05/2015

De Dansaertstraat was in de jaren 1980 een sombere plek waar weinig te beleven viel. “’s Avonds was hier haast niemand. Gelukkig waren er nog enkele dappere horeca-mensen die de boel recht hielden.”

“De rue Dansaert? Dat was één moord per dag.” Jean-Louis Hennart van het mooie art-decocafé Archiduc zit niet verlegen om een of meer overdrijvingen. Maar hij spreekt wel met gezag. Hennart nam in december 1985 de Archiduc over van de weduwe van pianist Stan Brenders en maakte er een bruisende plek van, “een lichtbaken in een voor de rest donkere en verloederde straat,” zegt Hennart die er nog altijd het succesvolle jazzcafé uitbaat.

“Ik had voordien een café op de Grote Markt, l’Interférence, waar we New Order draaiden, Echo & The Bunnymen, Everthing but the girl. Vollen bak eighties muziek. Toen ik de Archiduc kon overnemen, ben ik nog even doorgegaan met de new- waveplaten die ik had, maar ik zag al snel dat jazz hier beter werkte. Ik ben dan maar overgeschakeld op de cassettekes van mevrouw Brenders.”

De Archiduc was voor de periode-Hennart een donkere bar, met gordijntjes. Meer caberdouche dan café, waar de weduwe Brenders de klanten slechts schoorvoetend binnenliet. Met Hennart was het elke avond tot zes uur ‘s morgens full house. “Er was een jaar dat Jan Decorte hier elke dag kwam. Letterlijk elke dag. Weet je hoeveel dagen dat zijn?”

Dapper
Cafés houden buurten levendig. Dat was vroeger niet anders. Maar in de Dansaertwijk liep dat toch niet zo makkelijk. Dat zegt Nora De Kempeneer die de Dansaertbuurt kent als haar broekzak. “Ik liep in de jaren 1970 school in Maria-Boodschap. Dat was snel van school naar de tram die nog op de centrale lanen reed. Later ben ik gaan werken voor het sociaal-cultureel werk in de Sint-Kristoffelstraat. Dat was in een oud huis, waarvan de deur niet goed sloot. Erg op mijn gemak was ik er toch niet als ik er ‘s avonds permanentie deed.”

Uit het sociaal-cultureel werk is De Markten ontstaan. Begin jaren 1980 opende de Vlaamse Gemeenschap het gebouw op de Oude Graanmarkt. Het werd een ankerpunt in de buurt. Nora De Kempeneer zou er centrumverantwoordelijke worden en is dat nog steeds.

De Kempeneer: “Het was hier een grauwe buurt die dankzij enkele dappere horecamensen werd recht gehouden,” zegt De Kempeneer. “La Villette, Le Paon Royal, het Kapiteintje. Dat was best moedig, want zo prettig was het hier niet. Er gebeurde niets hier. Er liep geen volk rond zoals vandaag. Vergeet ook niet dat De Markten toen nog niet gerenoveerd was. En het terras voor de Markten? Dat was een grote autoparking.”

Trouwkledij
Toch klopt het beeld van een volledig lege Dansaertwijk niet helemaal. Zo was er overdag wel enige bedrijvigheid. Want toen kwamen ze van heinde en verre naar de kwaliteitswinkels in de buurt: de poelier, de champignonwinkel, de schapenslagerij, de kaaswinkel. “Maar het was zeker geen hip publiek,” zegt Nora De Kempeneer. “Neem nu de Vlaamsesteenweg. Dat was de straat van de trouwkleren.”

Open-VLD-politica Annemie Neyts mag ook met recht en reden een pionier genoemd worden van de Dansaertstraat. “We kochten in 1978 ons huis in de Lepagestraat. We wonen er nog steeds.” Ze is het niet helemaal eens met de stelling dat de Dansaertstraat toen een grauwe buurt was. “Natuurlijk was er veel minder volk dan vandaag, veel minder verkeer ook, wat wel aangenaam was. Maar om nu te zeggen dat het een donkere buurt was? We hebben alvast niet getwijfeld om hier te komen wonen.”

Volgens Neyts was de Dansaertbuurt ook niet echt onveilig. “De Beursschouwburg had toen geen buitenwipper nodig,” zegt ze. “Dat is toch het beste bewijs. En buiten die ene moord aan de Karperbrug, kan ik me er geen enkele herinneren.”

Harde homobuurt
Neyts herinnert zich vooral de aangename avonden in Le Paon Royal. “De Dansaertstraat was wel een soort natuurlijke scheidingslijn. In de buurt rond het Sint-Goriksplein kwamen we minder. Waarom? Daar heb ik niet echt een antwoord op.”

Sint-Goriks was volgens de meeste getuigen de echt moeilijke buurt in de jaren 1980. Als er al geregeld moorden werden gepleegd, was het vooral daar. Luckas Vander Taelen, muzikant en later politicus voor Groen, woonde er rond die tijd, zo getuigde hij enkele jaren geleden op de website van de Informateurs. “Het was heavy stuff. Een mengeling van harde homobuurt en marginale café’s. Er was veel armoede maar ik woonde er zeer graag.”

“Ik heb er straatgevechten gezien, met wel twintig personen. Ik woonde boven een café, Chez Gaston. Die Gaston was zo zot als een deur. Op een dag keek ik door mijn raam, en zag ik de wc-pot door het raam vliegen. Gaston was compleet aan het doorslaan. Hij had zijn wc uitgebroken.”

“Je moet je dat voorstellen,” zegt architect Marcel Rijdams die in de jaren 1980 zijn bureau had in de nabijgelegen Karthuizersstraat. “Van de huizen rond het Sint-Goriksplein, waar nu de Lidl in huist, stond alleen de façade recht. De Sint-Gorikshallen stonden leeg. De stad had die in concessie gegeven aan een louche combinatie. Maar daar kwam niks van de grond.”

Marcel Rijdams is mateloos geïnteresseerd in de transformatie van de Dansaertstraat tot wat het vandaag geworden is. “Als ik daar ooit de kans toe krijg, dan maak ik van elk huis een kadaster, met de geschiedenis van wat er allemaal heeft gezeten.”

Rijdams vertelt hoe hij vanuit zijn bureau in de Karthuizerstraat, boven de Fin de Siècle, zag hoe jonge mensen met noeste arbeid de blauwe verf van een mooie winkelpui haalden. Tot op het blanke hout. “Maanden werkten ze daaraan,” zegt Rijdams. “Ze maakten van een beduimeld reisbureau een mooie boetiek waar modeontwerpers een plaats kregen. Na enkele jaren ging het over kop. Toen kwam er een spuuglelijke broodjeszaak. De uitbater verfde de winkelpui knalgeel!” Vandaag zit er AM Sweet, een gesofisticeerde bollenwinkel.

Dit verhaal staat symbool voor de Dansaertstraat. Rijdams: “Het succes van de deze buurt is een verhaal van vallen en opstaan.”

Maar één ding staat voor Rijdams buiten kijf. De jaren 1980 was een periode van fin de bail. Winkels waren generatie na generatie fortuinvol geweest, maar plots was het op. Rijdams: “De winkels deden het niet meer. De markt was veranderd. In de jaren 1960 en 1970 waren hier heel veel gespecialiseerde comptoirs voor professionals. Bijvoorbeeld materiaal voor horlogemakers, fijne mechaniek. Maar de jaren 1980, dat was ook de opkomst van de digitale horloge, van de Casio. Plots was voor de horlogerie geen plaats meer.”

“In de Dansaertstraat was een corderie, een vissers- en jachtwinkel, een winkel die uitsluitend graan verkocht. De ambacht en de kennis was er geweldig, maar het publiek volgde niet. Het gevolg was dat de winkels overkop gingen, en er grote ruimtes vrij kwamen. Die waren spotgoedkoop en kregen zo een nieuwe kans.”

Dat had Sonja Noël goed begrepen toen ze er in 1984 een winkel opende, op de plek waar vandaag het restaurant Bonsoir Clara zit. “Ik had Kunstgeschiedenis gestudeerd aan de VUB. We noemden onszelf de estheten. We kickten op wat mooi was, waren met literatuur bezig, letten op ons uiterlijk en zetten ons zo af tegen de punkcultuur van voordien.”

Toch was er ook bij de ‘estheten’ een contestatair kantje. Want in plaats van aan de Louizalaan een boetiek te openen, trok Sonja Noël naar de Dansaertstraat, waar leegstand heerste en nauwelijks iets te beleven viel. “De paradox was: we woonden op de Louizalaan.”

Zwitsers meisje
“Ik kende de Dansaertstraat van de Beursschouwburg, van de Markten. Anders kwam je toen niet in deze buurt. Een Zwitsers meisje, Imelda, wou een modewinkel openen. Zo ben ik in de couture beland.” Voor de petite histoire. Het Zwitsers meisje was de vriendin van de bassist van Vander Taelens punkgroep. Hij was tevens de architect van wat Stijl zou worden, de winkel van Sonja Noël. Stijl trekt vandaag volk uit de hele wereld.

Met Stijl zou de Dansaertwijk ook een eigen gezicht krijgen: dat van een hippe modebuurt, al is de echte pionier wel verdwenen. Jenny Meirens was Sonja Noël al voorafgegaan, door op het Sint-Katelijneplein met veel goede moed een boetiek te openen met mode van Yoshi Yamamoto. Enkel jaren later zou ze aan de overkant uitbreiden in een voormalig pompstation (vandaag kapper Savagan). Ze zou Brussel de mode van ontwerpster Rei Kawakubo (Comme des Garçons) leren kennen. Tot ze het huis Martin Margiella mee oprichtte en wegtrok uit de Dansaertwijk. Noël is er nog steeds, en in haar kielzog volgden er een heleboel anderen.

Plassen tegen de etalage
Sonja Noël: “Uiteindelijk had het er ook mee te maken dat de panden goedkoop waren. Je kon er mee doen wat je wil voor weinig geld. We richtten die zo minimaal mogelijk in. We waren durvers en daarmee trokken we de aandacht. Het défilé? Dat deden we gewoon hier op straat, met meisjes die we in de metro hadden aangesproken. We lieten Eric Sleichim (toen Maximalist, vandaag Blindman, SVG) een gelegenheidscompositie maken.”

“Ik herinner me bijvoorbeeld ook hoe we aan de toen nog onbekende Wim Delvoye vroegen om onze etalage in te richten. Hij ontwierp vijf Mannekens Pis, gekleed door mode-ontwerpers, die plasten tegen de vitrine. Dat was ongezien.”

Onwillekeurig zou Sonja Noël nog op een andere manier het keerpunt inluiden van de Dansaertwijk, en meer bepaald van de nabijgelegen Sint-Gorikswijk. Het pand in het begin van de Dansaertstraat werd in een keer drie keer zo duur. Noël trok met Stijl wat verderop. Maar in haar pand kwam Bonsoir Clara, dat werd ingericht door ene Frédéric Nicolay. Die zou zijn succesformule vanaf 1995 vele malen herhalen, onder andere met de Zebra aan het Sint-Goriksplein, die de buurt een totaal ander gezicht zou gaan geven.

En dan nog moet de opgang van de Dansaertstraat gezien worden als een wisselwerking tussen handel en klanten. Het is pas half de jaren 1990 dat er terug volop jonge mensen in de Dansaertswijk kwamen wonen. Zelfs al woonden er heel wat bekende artiesten in de jaren 1980 in de Dansaertwijk, Arno, Dominique Deruddere, Johan Verminnen, Jan Decorte, Marc Didden en tutti quanti. Hun aanwezigheid zorgde blijkbaar maar voor een matig aanzuigeffect: eind jaren 1980 stond de helft van de woningen in de Sint-Goriks en Arteveldebuurt nog leeg. De grote toeloop zou pas vijf jaar later volgen. Ook daar heeft Frederic Nicolay van kunnen profiteren.

Volgens Nora De Kempeneer heeft dat het gezicht van de Dansaertstraat misschien nog het meest gewijzigd. “Begin jaren 1980 waren het totaal andere mensen die hier in de buurt woonden. De huurprijzen waren laag, de woonomstandigheden slecht: het was een arme buurt. Door de veranderingen zijn de huurprijzen spectaculair gaan stijgen, zijn de meeste bewoners van toen vertrokken, en kwamen er andere in de plaats. Dat is wat men vandaag gentrification noemt.”

De grauwe jaren 1980

In de jaren 1980 oogde Brussel wel even anders. Brussel Deze Week ging graven in die nabije geschiedenis. Een terugblik op de pioniers van de Dansaertstraat, de CCC, de muziekscène en enkele wel erg kleurrijke burgemeesters uit die tijd. 

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , De grauwe jaren 1980

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni