Het echte verhaal over wie hij is en hoe hij er kwam, zullen we nooit volledig kunnen navertellen. Wat we wel weten, is dat er in de dertiende eeuw her en der in de stad verschillende waterfonteinen werden geplaatst, om de Brusselse bevolking van drinkwater te voorzien. Zo moet er ook een fontein gestaan hebben in de buurt van de plek waar nu Manneken Pis staat. Dat weten we door een vermelding in een tekst van de administratie van de stad over de waterleidingen. Daar gaat het ergens over een fontein 'daer dmenneken pist', oftewel de fontein waar een manneke pist.
De tekst dateert uit het midden van de vijftiende eeuw, er staat dus al zeker sinds dan een plassend jongetje. Maar over wie hij was, bestaan ontelbaar veel verhalen.
Sommigen noemden hem Le Petit Julien of Juliaantje. Er is ook een verhaal over een jongetje dat Brussel al plassend van een brand zou hebben gered. Of kwam er een standbeeld, omdat ouders die hun zoon verloren waren en hem op die plek al urinerend terugvonden, uit geluk een standbeeld lieten zetten? Of was het toch een jongen die tijdens een processie langs de kant van de weg even plaste voor hij verder stapte.
Wat ook het juiste verhaal mag zijn, elke legende droeg bij tot de gehechtheid die de Brusselaars hadden aan het beeldje. Ze herkenden zich in hem, en in zijn brutale en humoristische kantje. Dus besliste de stad om hem te laten vernieuwen en vereeuwigen in 1619 met een bronzen beeldje. Die opdracht ging naar Hiëronymus Duquesnoy, in die tijd een vrij bekende beeldhouwer. Wat nogmaals duidelijk maakt hoeveel waarde deze fontein voor de stadsbewoners had.