Zeppelin boven Sint Goedelekathedraal

‘Opeens ronkt een wonderbare blijheid’

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
27/08/2014

“Men went aan alles.” Karel van de Woestijne heeft als oorlogscolumnist voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant oog voor de relativeringszin van de Brusselaar, en het zich optrekken aan het allerkleinste geluksgevoel - soms een plezierige ontspanning of verwondering - om de beroerde bezetting te verbijten.

Van de Woestijne in 1915: “De Brusselse volksaard nu, die ’t gemakkelijk leven van vroeger optimistisch en gul, goedgeefs en goedlachs gemaakt heeft, kon van de ene dag op de andere zomaar niet zwartgallig en bitter, nijdig en bits gaan worden. / Als ik dus zeg dat het Brusselse volk (…) zich op de toestand heeft aangepast, dan moet gij begrijpen, niet dat het er zich bij neergelegd heeft, maar dat het zijn gelukkige karaktereigenschappen heeft weten te bewaren, en ze met goed gevolg bij de omstandigheden aanwendt. / Waarbij komt, dat het ons alles behalve aan ontspanning ontbreekt.”

15 augustus 1916 - “Gelukkig is het vakantie. Naar zee kan men niet, en om naar de Ardennen te gaan moet men veel meer geld hebben dan vroeger. De tijden zijn trouwens onzeker: men waagt zich niet gaarne ver van huis. En de omstreken van Brussel zijn immers prachtig. De Brusselaar met vakantie gaat dan ook die omstreken ontdekken.”

19 juni 1916 - “De Brusselaar gaat gaarne op vissen uit in een van de talrijke, mooie vijvers der omstreken (...); de oorlog heeft die liefhebberij te meer aangemoedigd, dat zij kon verhelpen in de schaarste en duurte van het voedsel./ (...) en waar de mindere man (...) het gretigst van geniet.”

Maart 1916 - “Het kan niet gezegd dat de vrouwen de oorlog zo tragisch opnemen, dat zij er pronkzucht en mode aan offeren zouden. / En de vrouw, die voortgaat zich te kleden naar de eisen der mode, bewijst de ontmoediging tegen te willen werken.”

Oktober 1915 - “Het balspel dat al de buitenwijken van Brussel voor het oog van de argeloze wandelaars onveilig is gaan maken, maar niettemin een der allerschoonste volksvermaken is, die men zien kan; de ‘pelote’, die ons uit het land van Charleroi is overgewaaid en die thans in de hoofdstad door duizenden wordt gespeeld. / Elke zondag dus, en ook ‘s maandags in de middaguren, ziet men de mannen, de ‘ploeg’, de ‘equipe’ van Laken of Molenbeek optrekken tegen die van Anderlecht of Vorst, tenzij die van Calevoet of Stokkel opkwamen tegen gene van Jette of Koekelberg.”

Eind maart 1915 – “Een andere eveneens vernieuwde emotie dank ik aan een vriend, die mij per fiets kwam bezoeken. Legt, bid ik u, de nadruk op: per fiets. / En daar vertelt hij mij, onder een kopje koffie, dat het thans weer mocht: weer kon ieder per fiets langs de opfleurende voorjaarswegen gaan zwieren. / Voortaan mogen brieven uit Brussel naar Brussel gesloten worden opgestuurd. Het is een vrijheid, die wij zeer op prijs stellen.”

13 januari 1915 – “Als nieuws, die onveranderde officiële mededelingen, wat flauwe grapjes in de plaatselijke bladen (...) die zich het nobele doel hebben gesteld ons tegen heug en meug te amuseren.”

10 januari 1915 – “Opeens ronkt een wonderbare blijheid in de lucht: als een reuzentor in een hoge zomerochtend. / Wij zien op; enkele meters boven het huis (...) hangt oorverdovend snorrend een zeppelin.”

24 december 1914 – “Staat daar zeer alleen een schildwacht (...) in zijn dikke wollen wanten houdt hij een mondharmonica; en daar blaast hij, tussen zijn natte snor en zijn puilende onderlip, een haperend en teder kerstliedje op.”

20 december 1914 – “Als kerstgeschenk krijgen wij van de gemeentebesturen van Groot-Brussel echt wit brood. / Iedereen gaat er hebben, twee dagen lang. En nu zijn wij allen blij als kinderen om dat schamele geschenk: een eerlijke gezonde vreugde.”

21 oktober 1914 - “Te Eppegem (de Brusselaars op uitstap, eerder ramptoerisme, red.) zien wij het afschuwelijke: de kerk (...) geheel leeggebrand. (...) Op sommige huizen heeft het schroot merken gelaten (...), de kogels zijn afgeketst. / Maar hier is geen sombere desolatie: hier loopt veel Brussel rond. Allerlei voertuigen hebben de reizigers aangebracht, als naar een monsterachtige picknick. Langs de weg staan kramen opgesteld, waar men bier verkoopt. Daar is wel niemand, die enige vreugde zou durven laten blijken voor de dankbaar aanvaarde gelegenheid van een geboden uitstapje. Maar er zijn er die met zelfvoldaanheid bekennen, nu reeds driemaal gekomen te zijn, en dat het schouwspel ze nog lang niet verveelt...”

31 augustus 1914 - “Sedert een paar dagen mag in geen enkel koffiehuis van Brussel nog alcohol worden verkocht. Echter wel in de voorsteden, in enkele althans. Zo kan men te Laken bijvoorbeeld tot ‘s middags vijf uur een lekkere borrel bekomen. En aldus is iedereen bevredigd.” En in december: “Er is een café, waar men weer echt Duits bier verkoopt. En ik ken Brusselaars die branden van verlangen er te gaan drinken, en het toch niet doen.”

Jean-Marie Binst

Herinneringen aan '14-'18

De Groote Oorlog wordt ook in Brussel herdacht, met tentoonstellingen en activiteiten allerhande.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving , Herinneringen aan '14-'18

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni