Interview

Astrid Haerens staat op als dichter: ‘Deze bundel is mijn verzet’

Kurt Snoekx
© BRUZZ
31/03/2022

Met haar eerste poëziebundel Oerhert toont Astrid Haerens hoe trauma zich hecht aan een lijf, hoe poëzie dat overschreden lichaam taal kan geven en hoe vanuit diepe pijn iets van hoop, troost en schoonheid kan ontstaan.

ASTRID HAERENS

Geboren in 1989, groeit op in het West-Vlaamse Zwevegem

Behaalt een master in Woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen

Woont in de eerste helft van de jaren 2010 twee jaar in Burundi en verhuist daarna naar Brussel

Publiceert proza en poëzie in tijdschriften, performt en werkt als docent Schrijven in Antwerpen en Brussel

In 2017 verschijnt haar debuutroman Stadspanters bij uitgeverij Polis

Maakt via ontmoetingen, interventies, workshops en open schrijfsessies in de Westhoek de online poëzieplattegrond Iedereen Dichter, een open, multimediale bibliotheek en film in samenwerking met Leonardo Van Dijl

Publiceert Oerhert, haar poëziedebuut, bij Atlas Contact

“Twee jaar is lang voor dat dunne boekje,” verzucht Astrid Haerens. Twee jaar hebben de gedichten uit haar poëziedebuut Oerhert “liggen rijpen.” De Brusselse schrijfster, die in 2017 met de roman Stadspanters een literaire eersteling de wereld in wierp, bedoelt dat haar gedichten zich weerspannig toonden, haar uit haar slaap hielden, haar soms het bloed van onder de nagels haalden. “Mensen denken vaak dat taal een schrijver op het lijf is geschreven, maar dat is mij totaal vreemd. Taal is iets lastigs voor mij, iets wat ik probeer te kneden en te temmen maar absoluut niet de baas ben. Meer dan pogingen zijn mijn gedichten niet. Worstelingen met taal, om iets te beschrijven wat onmogelijk te beschrijven valt. Dierbare teleurstellingen, omdat ze gedoemd zijn te mislukken. En toch probeer ik het steeds opnieuw.”

Net in dat wankelen lijkt Astrid Haerens de taal te hebben gevonden om voorbij de woordeloosheid te raken, om te uiten wat zich jarenlang heeft opgehoopt. Zonder leestekens, zonder hoofdletters. Het intieme, in huidroze gedrenkte Oerhert wentelt zich intuïtief, tastend en tastbaar, ademloos en furieus, hypnotiserend, versplinterd en overrompelend rond het lichaam van een vrouw, haar kracht en haar twijfel, haar grenzen en het geweld waarmee die worden overschreden. Haar neergang en haar opstand. Er wordt toegekeken hoe een lichaam stelselmatig uit elkaar valt, doelloos, roerloos verdampt tegen het plafond van een kamer. Hoe er van de taal nog maar weinig, spaanders, overschiet, hoe er niet valt te ontsnappen aan het ding-zijn van dat lichaam.

Meer dan pogingen zijn mijn gedichten niet. Worstelingen met taal, om iets te beschrijven wat onmogelijk te beschrijven valt. Dierbare teleurstellingen, omdat ze gedoemd zijn te mislukken. En toch probeer ik het steeds opnieuw

Astrid Haerens

“De structuren – in een gezin, in een schoolstructuur, in een relatie en in de patriarchale samenleving – die lichamen onder de knoet houden, beginnen klein maar vertakken zich wijd. Die beweging zit in Oerhert. Deze gedichten draaien niet rond één gebeurtenis, maar vele, van mij, van alle stemmen van alle vrouwen om me heen. Ik heb even getwijfeld of ik er een collectieve schrijfervaring van zou maken, maar dit keer wilde ik me niet verschuilen. Ik wilde de kwetsbaarheid omarmen, diep graven in mezelf.”

ALCHEMIE
“Lood in goud veranderen, noemde Anne-Mie Van Kerckhoven dat ooit in een interview,” vertelt Astrid Haerens. “Alchemie. Ken je het Spaanse begrip duende uit de flamenco? Het zingen vanuit een diepe pijn kan iets heel moois voortbrengen, transformatie, extase.” Alleen moet je daartoe een taal hebben. “Ik ben eerst heel veel gaan lezen, heb me in een bad van poëzie en non-fictie laten zakken. En ik ben woorden, zinnen, van overal, gaan noteren. Om een woordenschat te verzamelen. En dan, heel langzaam, heel voorzichtig, met veel vallen en opstaan, heb ik geprobeerd zelf iets te creëren.”

Astrid Haerens

| Astrid Haerens: “Voor ‘Oerhert’ wilde ik me niet verschuilen. Ik wilde de kwetsbaarheid omarmen, diep graven in mezelf.”

Via het essay 'De lach van de Medusa' (1975) van de Franse feministische schrijfster en filosofe Hélène Cixous stootte ze op l'écriture féminine, een 'ander', vrouwelijk schrijven. “Die verovering van de taal heeft me aangezet om weg te stappen van de heersende ideeën over wat poëzie hoort te zijn: abstract, intertekstueel, intellectueel. Abstractie is een luxe. Spreken over feminisme of seksueel geweld vertrekt vanuit diepe emotie, vanuit trauma. Ik wilde en kon dat niet cerebraal benaderen. Belichaamd schrijven, vanuit het geheugen van het lichaam, bood een mogelijkheid om de taal terug te vinden. The body keeps the score, daar ben ik van overtuigd. Je komt misschien net dichter bij de oorsprong dan langs de verhaaltjes die je in je hoofd maakt.”

FLUISTERNETWERKEN
De oorsprong... Ergens raakt de intimiteit van Oerhert aan iets groters. Astrid Haerens' gedichten echoën een haast mythische bloedrode draad die door het leven kronkelt. Voelbaar ontluisterend is de verveelvoudiging van haar lijfeigen verzen in een opsomming van andere, soortgelijke verhalen: “een vriendin drinkt zich elk weekend één dag ziek”, “een vriendin weegt te weinig om verliefd te kunnen worden”, “een vriendin kan niet vrijen zonder pijn”... Om uit te lopen in weerhaakjes die in de huid klauwen: “mijn vriendinnen zijn nooit boos, ze praten enkel met zachte stemmen.” Wat verder houden fluisternetwerken van moeders zich op in struiken. Aan een onbestaand kind worden brieven met waarschuwingen gestuurd: “altijd is iemand de sterkste, altijd weer is iemand bang.” De veelheid wordt onheilspellend, onvermijdelijk, als een vloek die op een geslacht rust.

Je hoeft je ogen maar van het papier op te slaan om de vaste grond onder die dreunende echo's te zien. Balance ton bar, #metoo, machtsspelletjes op universiteiten, in de sport... “Als op straat die uitingen van woede en droefheid niet te horen waren geweest, had ik de bundel nog altijd geschreven, ik ben ook al veel langer met dit onderwerp bezig. Maar ze geven kracht, ja. Al die protesten maken deel uit van een grotere golf die we moeten blijven stuwen. Voorbij de hype die sommigen erin zien, tot we het zó beu zijn, tot er verandering is.”

Al die protesten maken deel uit van een grotere golf die we moeten blijven stuwen. Voorbij de hype die sommigen erin zien, tot we het zó beu zijn, tot er verandering is

Astrid Haerens

“Dit zijn maar gedichten,” benadrukt Astrid Haerens. “En gedichten zijn geen bewijsstukken, in een rechtbank betekenen ze niets. In poëzie zitten geen oplossingen, poëzie is voedsel voor de ziel. Ik zie de dichter graag als een riot dog, een van die honden die tijdens de Griekse economische crisis mee gingen blaffen tijdens betogingen. Ik blaf met mijn gedichten mee, geef stemmen gehoor. In die zin is Oerhert een daad van verzet. Maar het blijven natuurlijk woorden.”

“Kunst kan de wereld niet veranderen, maar ze kan wel levens redden,” vervolgt Astrid Haerens. “Ik denk dat ze mijn leven al heeft gered, mij uit de eenzaamheid heeft getrokken.” Te concreet, te rauw wil ze niet worden. “Ik voel mij gewoon vaak op mijn ongemak in de wereld. Voor mij is kunst, poëzie of literatuur in het bijzonder, een vriend die mij even minder eenzaam doet voelen. Kunst is hoop voor mij, een reden om te leven.”

WOORDEN VAN WOEDE
“Ik kan er nu wel over spreken, dat lukte een paar maanden geleden nog niet,” bekent Astrid Haerens. “Wat helpt? Mijn fantastische gekozen familie waarmee ik me omringd weet in Brussel. Al die sterke vrouwen die snappen wat het is, die de eenzaamheid kennen, bij wie ik het vechten kan keren in rust en zorg. Zonder hen was ik nog steeds de schijtluis die ik ben. Zij houden mij recht. Én er is de boosheid, om wat mijn vriendinnen is aangedaan, mijn familie, mezelf, die 'officiële' vier op de vijf vrouwen, die slachtoffers die geen tweede kans, geen nieuw lichaam kunnen krijgen.”

Gedichten zijn geen bewijsstukken, in een rechtbank betekenen ze niets. Maar ze kunnen wel levens redden. Mijn leven hebben ze al gered

Astrid Haerens

“Het is die hele grote woede in mij die me de energie geeft om mijn angst aan de kant te schuiven en te zeggen: 'Fuck off, ik doe het toch!' In weerwil van de krachten in de maatschappij die vrouwen nog altijd het zwijgen willen opleggen, klein, zorgend en dienstbaar willen houden, belachelijk maken, objectiveren... In weerwil van die krachten die zeggen: 'Je kan maar beter niet te veel opvallen. Ben jij wel slim of getalenteerd genoeg?' sta ik recht en spreek ik. Deze bundel is mijn verzet, mijn opstand. Als ik dan op mijn bek ga, dan is dat maar zo.”

“Ik heb nu blijkbaar in die belichaamde, veelkantige poëzie vol nuance en witruimte de taal gevonden, want de woorden staan er. Maar het blijven pogingen...”

ASTRID HAERENS: OERHERT
Zopas verschenen bij uitgeverij Atlas Contact
Presentatie: 3/4, 11.00, Passa Porta Bookshop, Facebook: @passaportabookshop

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni