Geschiedenisles in Museum van Geneeskunde

Karolien Merchiers
© Brussel Deze Week
06/01/2005
De zalen van het Museum van de Geneeskunde zijn gevuld met objecten, gereedschap en toestellen uit de tijd dat artsen hun patiënten nog niet aanraakten, chirurgen doe-het-zelvers waren en apothekers veredelde kruideniers. Niet alleen artsen in spe, maar ook leken kunnen hier hun hart ophalen. U zult er dankbaar aan terugdenken als u nog eens onder verdoving gaat bij de tandarts.

Het Museum van de Geneeskunde is een van de elf musea die beheerd worden door de Franstalige universiteit ULB. Hoewel het al jarenlang bestaat, is het een nobele onbekende in het Brusselse museumlandschap, met nog geen duizend bezoekers per jaar. Misschien heeft dat iets te maken met zijn ligging - het museum leunt aan tegen het Erasmusziekenhuis in Anderlecht en ligt dus niet meteen op de route van de gemiddelde Brusselbezoeker -, maar het is zeker een bezoekje waard.

Het ronde, moderne gebouw is ingedeeld in enkele verdiepingen waarlangs je de geschiedenis kunt overlopen - niet volgens oorlogen, volkeren en staatshoofden, wel volgens de evolutie van de geneeskunde. De eerste zaal op de benedenverdieping zoekt de bakermat op van de westerse geneeskunde: het oude Egypte. Hier vallen vooral een grote sarcofaag en enkele mummies op. "Dankzij onze samenwerking met het ziekenhuis hebben we de mummies kunnen laten onderzoeken met de laatste nieuwe medische beeldvormingsapparatuur," zegt de coördinatrice, Diana Gasparon. "Zo hebben we ontdekt dat deze kleine mummie geen foetus bevat, zoals altijd werd aangenomen, maar een ibis. De Egyptenaren hielden ervan alles te mummificeren, ook vogels."

Sint-Rochus en zijn hond
Een verdieping hoger belanden we bij de Etrusken, de Grieken en de Romeinen. Bij de Grieken ligt het accent vooral op de legenden, de mythologie en de verering van de goden, terwijl er in de Romeinse vitrines al heel wat chirurgische instrumentjes te zien zijn. Maar ook de Arabieren komen aan bod. "Na de val van het Griekse en het Romeinse rijk ging alle medische kennis teloor," verduidelijkt Gasparon.

"Terwijl wij in de duisteren Middeleeuwen belandden, hebben de Arabieren onze kennis bewaard en later teruggebracht. Intussen zaten wij hier opnieuw allerlei heiligen aan te roepen om ons te behoeden voor ziekten. Vooral Sint-Rochus, te herkennen aan zijn trouwe hond, was een belangrijke heilige in onze streken. Men geloofde dat hij de mens beschermde tegen de pest. Medische technieken beperkten zich in de Middeleeuwen voornamelijk tot aderlatingen, laatkoppen en bloedzuigers." Van die laatste ziet u een exemplaar op sterk water, met angstaanjagende dimensies. "Dat is een Roemeens exemplaar," legt Gasparon uit. "Die waren veel groter dan de bloedzuigers van bij ons. In Frankrijk werden in de zestiende en zeventiende eeuw zo'n vier miljoen bloedzuigers per jaar ingevoerd."

Vesalius
Tot aan het begin van de renaissance beperkte de geneeskunde zich tot vrij oppervlakkige, uitwendige ingrepen, omdat men zich geen beeld kon vormen van de binnenkant van een lichaam. Secties op menselijke lichamen waren immers verboden. Maar daar trok de Brusselaar Andreas Vesalius zich niets van aan: hij was de zoon van een apotheker in de buurt van de Galgenberg, waar hij 's nachts de lijken van de opgeknoopte misdadigers ophaalde om ze in het geheim te ontleden. Later zette hij die activiteit verder in Parijs. Enkele etsen hiervan hangen in het museum, geflankeerd door afbeeldingen van de bekende Ambroise Paré.

"Ambroise Paré was een militair chirurg, maar in die tijd keken artsen verschrikkelijk neer op chirurgen," vertelt Gasparon. "Artsen studeerden aan de universiteit, spraken Latijn en Grieks, terwijl een chirurg bij gebrek aan een opleiding zijn vak gewoon in de praktijk moest leren. Maar de ironie wil dat artsen in die tijd hun patiënt niet eens aanraakten. Onderzoeken, luisteren en voelen waren er nog niet bij. Er werd hooguit een lavement gegeven, om het vermeende evenwicht in het lichaam te herstellen."

Pas in de zeventiende en achttiende eeuw zie je de eerste instrumenten opduiken, zoals een indrukwekkende niersteenverbrijzelaar (een instrument met een nijptang dat langs de penis werd binnengeschoven), en de eerste stethoscopen, uitgevonden door Laennec.

"Deze zaal is hoofdzakelijk gewijd aan de grote uitvindingen die voor een ommekeer hebben gezorgd," zegt Gasparon. "Zo bijvoorbeeld deze negentiende-eeuwse tafel voor bevallingen, en allerlei gynaecologische instrumenten. Toch gingen vrouwen in de negentiende eeuw niet graag naar een ziekenhuis om te bevallen. Want het was bewezen dat vrouwen die op straat bevielen, een grotere kans hadden om het te overleven. En dat is geen wonder, als je ziet dat de artsen in die tijd van een dissectie naar een bevalling gingen zonder hun handen te wassen."

Ook de tandartsenstoel met voetaangedreven boor en het amputatiegereedschap bieden een gruwelijke aanblik, zeker als je weet dat de anesthesie pas in de negentiende eeuw werd uitgevonden. Voor die tijd moest men zijn toevlucht nemen tot lachgas, opium, alcohol of gewoon een stukje hout om op te bijten.

Puisten en pokken
Zeker even spectaculair is de volgende zaal, vol wassen afdrukken van allerlei vreselijke oogziektes. "We hebben ze voorgelegd aan oogspecialisten van het ziekenhuis, en zij hebben een paar ziektes niet kunnen identificeren- een bewijs dat de geneeskunde erin geslaagd is om in een à twee eeuwen tijd enkele ziektes uit te roeien," zegt Gasparon.

Naast de ogen hangen ook afdrukken van handen en gezichten, vol vieze puisten en zweren. "De pokken waren oorspronkelijk een ziekte van de koeienuier; mensen die dieren molken, konden ze oplopen." Wat verderop toont een wassen beeld hoe een kind in stuitligging bij de bevalling met een metalen haak uit de moeder wordt getrokken. In die tijd was het de moeder of het kind, als er iets mis ging.

Gruwelijk, zegt u? Wacht dan maar tot u in de volgende zaal komt. Die is afgezonderd, zodat ouders zelf kunnen beslissen of hun kinderen mogen kijken of niet. U vindt er een collectie geslachtsorganen, bedekt met de symptomen van allerlei geslachtsziekten. "De collectie werd oorspronkelijk gebruikt als didactisch materiaal, maar ze belandde later in een Parijs' rariteitenkabinet. Toen ze daar werd gecensureerd, belandde ze in de jaren zeventig op de Brusselse Zuidfoor, als attractie. De moraliserende teksten hebben we er voor de grap bijgelaten. Men wou duidelijk choqueren, want in een van de potjes zit een stuk luchtpijp, dat betiteld wordt als 'gespleten mannelijk geslachtsorgaan'."

Museum van de Geneeskunde, Lenniksebaan 808, 1070 Anderlecht. Van maandag tot en met vrijdag van 13 tot 16 uur. Atelier voor kinderen, rondleidingen met gids voor groepen (60 euro) en bezoek aan bibliotheek op afspraak. Info: 02-555.34.31

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni