Uit het niets is een film opgedoken met het effect van een teletijdmachine. Le chantier des gosses voert terug naar de kindertijd en naar de Marollen van midden de jaren 1950. Een tijd van stoven, stootkarren en sigaretten rokende ketten vol kattenkwaad. “Mijn film toonde een werkelijkheid die de autoriteiten liever niet zagen en werd begraven,” zegt Jean Harlez. De regisseur is er intussen 89.

1954, het braakland recht onder het Justitiepaleis van ‘skieven architek’ Joseph Poelaert, vormt een ideaal speelterrein voor de kinderen uit de Marollen. Er wordt gekaart, gerookt en gevochten in korte broeken die bijna even breed als lang zijn. Maar knikkeren, vliegeren en van de helling glijden kan niet wanneer de bende verjaagd wordt door landmeters. De kinderen slaan terug. Vaders bretellen worden verknipt tot katapulten. De jonge stadsguerrillero’s winnen de veldslag maar verliezen de oorlog.

Tot voor kort wist haast niemand van het bestaan van Le Chantier des gosses, zowat de eerste Belgische neorealistische langspeelfilm. Op de begrafenis van filmregisseur Paul Meyer kwam een medewerker van Cinema Nova bij toeval in contact met de regisseur: Jean Harlez. Na een eenmalige vertoning in 2008, zet de alternatieve stadsbioscoop nu zeven weken lang een gloednieuwe 35mm-kopij op de affiche. Begrijpelijk. Nova redt niet enkel een stuk filmgeschiedenis. Het kleinood heeft alles om iedereen die om Brussel en haar recent verleden geeft, te betoveren. De schalkse speelfilm ziet de stad door de ogen van de kinderen van zestig jaar geleden en toont de Marollen toen de buurt nog folklorevrij was. Bovendien worden bijna alle thema’s aangestipt die Cinema Nova nauw aan het hart liggen: braakland, bouwprojecten die ten koste van de buurt gaan, gebrek aan speelruimte, zachte vormen van verzet.

‘Een affiche!’, ‘postkaarten!’, ‘een echte bioscooprelease!’: regisseur Jean Harlez vindt wat Cinema Nova doet ‘buitengewoon’. Maar het komt allemaal ‘een beetje laat’. “Voor mij is cinema al vijftien jaar een afgesloten hoofdstuk. Ze zeggen dat de film te mooi is om verloren te laten gaan. Ze zeuren me de oren van mijn kop om de negatieven van de film toe te vertrouwen aan het Filmarchief. Toch zie ik dat niet zitten. Ik heb liever dat de film bij mij vergaat dan bij hen.” Harlez is erg wantrouwig tegenover élke officiële instantie. “Ik ben vooral de dédain niet vergeten waarmee men destijds Le chantier des gosses afdeed als een film die nergens toe dient.”

De zelfgebouwde camera
In 1947 kon Harlez voltijds aan de slag als assistent en duivel-doet-al van Charles Dekeukeleire, samen met Henri Storck, dé pionier van de Belgische Cinema. “Maar in 1950 trok hij naar een studio in Waterloo en stond ik op straat. Ik was op mezelf aangewezen als ik verder wou met cinema. Het métier had ik onder Dekeukeleire onder de knie gekregen maar het materiaal ontbrak.

Zo kort na de oorlog was zelf een camera kopen onmogelijk. In de ateliers van bevriende kunstenaar en met materiaal dat ik links en rechts te pakken kreeg, bouwde ik er dan maar zelf een. Ik draaide een kortfilm over kleine Waalse boeren die zich verenigden om machines aan te kopen. Het ministerie voor Landbouw wou dat aanmoedigen en kocht mijn film. Met dat geld heb ik Le Chantier des gosses kunnen draaien.”

Begin jaren 1950 verhuist Harlez met zijn gezin naar de Marollen. “Het terrein pal onder het Justitiepaleis was één groot, omheind braakland. Een V1 raket had er in 1944 een enorme ravage aangericht. Veel oude huizen en barakken hadden er moeten aan geloven. Mij leek het terrein een ideale filmset voor een film over de straatjongeren uit een volkswijk. De Marolliens vormden toen nog een hechte gemeenschap. Als je vandaag op het Vossenplein nog een echte Marollien tegen het lijf loopt, kan je hem maar beter opzetten en naar het museum brengen.”

Quick en Flupke
Dat de Marollen een hecht blok vormden, bleek op de eerste draaidag. “Niemand was op de afspraak. Ik begreep er niets van. Ik had nochtans met iedereen overlegd. Op de koop toe gaf niemand thuis toen ik aanbelde. Wat bleek? De jeep die ik van een vriend geleend had, leek op een voertuig van de gendarmes. Ik verfde de wagen in het hemelsblauw van een ijskar en ja, hoor... De Marolliens liepen niet meer van me weg. Zodra de kinderen de jeep zagen, riepen ze: ‘Jean is daar, we gaan filmen.” De opnames namen twee jaar in beslag. “Om de zoveel weken nodigde ik de mensen uit om in de kelder de rushes te bekijken. Dat was elke keer een feest.”

In de film halen de kinderen heel wat kattenkwaad uit. De staart van een kat wordt met touw aan de bel van het huis van de pastoor gebonden. Kippen worden bevrijd en onthoofd, wijkagenten stiekem bekogeld of beplast. De ongekuiste versie van Quick en Flupke, zeg maar. De guitenstreken van de jonge rebellen maken er een plezierige film van. Tegelijk zien we een minder fraaie werkelijkheid. Zoals een oud koppel dat verplicht wordt om op te krassen naar ‘ergens waar de huur nog hoger zal liggen’ en heel het huishouden voortduwt op een stootkar.

“Na de oorlog hadden de mensen het niet gemakkelijk. De crisis was groter dan die van nu. Mijn film toonde een werkelijkheid die de autoriteiten liever niet zagen. Armoede. Onwaarschijnlijke steegjes. Huizen in een erbarmelijke toestand. Die scène aan tafel waarbij er een wekker in de soep blijkt gevallen te zijn? Dat was in een kamer in een huis zonder elektriciteit. Om toch over een beetje licht te kunnen beschikken heb ik zelf een elektriciteitskabel van 50 meter getrokken van de achterkoer van een café in de Blaesstraat tot in het huis in de Slakkengang (een van de doodlopende gangen die de Marollen typeerden maar in 1976 afgebroken werd, nr).” Het werd Harlez niet in dank afgenomen. “De autoriteiten moesten niet weten van mijn film. Brussel maakte zich op voor de Expo van 1958. Men wou toeristen lokken. Mijn film werd begraven.”

Het zou nog vijftien jaar duren vooraleer Harlez een beetje geld vond om Le Chantier des gosses van een geluidsband te voorzien. Geldgebrek verhinderde de verdeling. Het bleef bij een avant-première in het Congressenpaleis in september 1970 en een televisievertoning een jaar later. Tot nu.

Te zien in Cinema Nova van 09/01 tot 23/02

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Film

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni