Opinie: Bernard Daelemans wil niet weten van 'NGC'

Bernard Daelemans
© Brussel Deze Week
20/01/2016

Open VLD-parlementsleden René Coppens en Stefan Cornelis willen de naam van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) omdopen tot Nederlandstalige Gemeenschapscommissie (NGC). Een slecht idee, vindt Bernard Daelemans van het Vlaams Komitee Brussel.

I n de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) hebben de liberale parlementsleden René Coppens en Stefan Cornelis het debat geopend om de naam van de VGC, onze Vlaams-Brusselse overheid, om te dopen tot NGC of Nederlandstalige Gemeenschapscommissie. Ze gaan uit van de vaststelling dat heel wat anderstalige Brusselaars Nederlands hebben geleerd en steeds vaker aansluiting zoeken bij de Nederlandse cultuur en het Nederlands zelfs als voertaal gebruiken. Maar ze zouden zich makkelijker met het Nederlands als taal identificeren dan met “het Vlaamse aspect waar geboorteplaats en cultuur meer discriminerend werken.” Daarom is ‘Nederlandstalige’ een vlag die een veel neutralere lading dekt dan de term ‘Vlaming’ (iemand uit Vlaanderen). Bijgevolg pleiten ze ervoor om voortaan niet meer te spreken over Brusselse Vlamingen of Vlaamse Brusselaars, maar wel over Nederlandstalige Brusselaars. Er werd reeds beslist om een N-logo aan alle Vlaamse instellingen te bevestigen. Dan is het volgens hen ook logisch om de naam van de VGC te veranderen.

Twee SP.A-parlementsleden hebben het voorstel van het liberale duo mee ondertekend. Verder juichte ook Bruno De Lille (Groen) het initiatief toe. Die had zelf eerder al een voorstel in die zin gedaan. CD&V’er Paul Delva vindt dat tot een eventuele naamswijziging alleen in samenspraak en met instemming van Vlaanderen kan worden besloten.

Maar men begaat een vergissing, zo meent Johan Van den Driessche (N-VA): “De VGC is een orgaan van de politieke instelling ‘Vlaamse Gemeenschap’ en de ‘V’ in die naam verwijst naar die instelling en niet naar ‘Vlaming’”. Bovendien is de Vlaamse Gemeenschap een open gemeenschap: haar instellingen staan ten dienste van alle Brusselaars die er een beroep op willen doen. Ook Dominiek Lootens (VB) is van mening dat vele Franstaligen in Brussel juist heel bewust kiezen voor de kwaliteit van een Vlaamse instelling in onderwijs of zorg en dat ‘Vlaanderen’ juist een heel sterk merk is. Voor Liesbet Dhaene (N-VA) kan men het debat niet los zien van grotere institutionele kwesties en neemt men een groot risico: “De Nederlandstalige Brusselaars laten de ‘Vlaamse’ Gemeenschapscommissie los. De Nederlandstalige Brusselaars laten Vlaanderen los.” En dit, terwijl de Franse Gemeenschap de banden met Wallonië aanhaalt en Brussel wil doen opgaan in een Fédération Wallonie-Bruxelles, waarbij de Vlamingen niet eens om hun mening werd gevraagd.

Ik sluit me aan bij deze kritiek. Tienduizenden Brusselaars vinden vandaag de dag hun weg naar het kwaliteitsaanbod van de Vlaamse instellingen. Een meerderheid van anderstaligen bevolkt de Vlaamse scholen, ze volgen geheel vrijwillig de inburgeringscursussen die vanuit Vlaanderen in Brussel worden georganiseerd. Ze beseffen steeds meer dat Vlaanderen de sterke partner is met een performante economie en een stevig organisatiemodel. Een job vinden en zijn toekomstkansen versterken is de drijfveer om Nederlands te leren. De benaming van de VGC heeft hen daar niet van weerhouden.
Terwijl duizenden Brusselaars toenadering zoeken tot de Vlaamse Gemeenschap die bij hen nog onvoldoende bekend is, gaan politieke vertegenwoordigers van die Gemeenschap in Brussel zich van die Vlaamse Gemeenschap distantiëren.

Ze lijken een bepaald discours van de Franstalige media te hebben geïnterioriseerd. Het is niet van gisteren dat grote tenoren van de Franstalige politiek de Vlamingen diaboliseren. Een schuchtere figuur als voormalig Vlaams minister-president Luc Van den Brande (CD&V) werd twintig jaar geleden al gebrandmerkt als een ‘gauleiter’. Aan het begin van deze legislatuur verweet Laurette Onkelinx (PS) premier Michel dat “le bruit des bottes résonne dans votre gouvernement”. Deze bangmakerij voor het ‘Vlaamse gevaar’ heeft inderdaad een zeker effect op de publieke opinie in Brussel, maar het antwoord op deze onterechte aanvallen zou moeten liggen in het ontkrachten van deze karikaturen. De Vlaamse instellingen en hun bezielers in Brussel doen dit in de dagelijkse praktijk. Ze zouden de band met Vlaanderen juist meer zichtbaar moeten maken om de feitelijke openheid van hun kwaliteitsinstellingen te valoriseren.

Het is bijvoorbeeld tekenend dat een instelling als Muntpunt met tegenzin op 11 juli de Vlaamse vlag uithangt. Bij de beheerders van dit prestigeproject heerst ook grote weerstand tegen het logo van de Vlaamse gemeenschap dat men er niet aan de gevel wil bevestigen, hoewel het gros van de middelen van Muntpunt uit de Vlaamse Gemeenschap afkomstig is.

Kan men zich een betere ambassadeur van de ‘open’ Vlaamse Gemeenschap dromen dan Muntpunt en de vele andere Vlaamse instellingen die hun positieve energie investeren in Brussel? Waarom mag het er dan niet bij gezegd worden dat dit ook Vlaamse realisaties zijn? Wat is er mis met een minimum aan zelfrespect of zelfs Vlaamse trots? Zou men stilaan niet de Vlaamse schroom laten varen en in plaats van een ‘neutrale’ N, de ‘V’ volop in de markt zetten als kwaliteitsmerk?

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Politiek, Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni