Brussel bruist in badplaats Sint-Idesbald

Karolien Merchiers
© Brussel Deze Week
03/04/2005
Afgelopen zomer vierde het badplaatsje Sint-Ides­bald zijn honderdste verjaardag. In augustus was het precies een eeuw geleden dat ene Ernest Bertrand een chaletje neerpootte in de duinen naast Koksijde, om wandelaars een rustpunt te gunnen. Opvallend in de verdere ontstaansgeschiedenis van het badplaatsje is de belangrijke rol die Brusselaars gespeeld hebben, eerst in de gedaante van rijke, Franssprekende burgerfamilies, later gevolgd door een reeks beroemde kunstenaars, Paul Delvaux op kop. Die grootse geschiedenis leeft voort in het huidige Sint-Idesbald, merken we als we eens wat dieper gaan graven.

Met het mooie weer in aantocht zakken ook de Brusselaars nog altijd in groten getale af naar de kust. Tal van senioren overwinteren er zelfs in de milde zeelucht. Op de dijken van sommige badplaatsjes hoor je dan ook overwegend Frans, vooral aan de westkust. Die aanwezigheid heeft niet alleen te maken met het mooie uitzicht, maar ze is ook historisch gegroeid.

Al aan het begin van de twintigste eeuw trokken de rijkere, Franssprekende Brusselaars naar de kust om er te bekomen van het drukke stadsleven. Sint-Idesbald is een prachtvoorbeeld. De deelgemeente van Koksijde heeft haar bestaan voor een groot deel te danken aan welgestelde burgerfamilies die er een villa in de duinen bouwden.

Oorspronkelijk heette Sint-Idesbald Zeepanne-Baden, maar die naam viel niet in de smaak bij de hoofdzakelijk Franstalige projectontwikkelaars en architecten die groot geld zagen in de ongerepte duinen naast De Panne. Ze verkozen een 'meer commerciële' naam, en uiteindelijk viel de keuze op Sint-Idesbald, naar de heilige Idesbald, of Idesbaldus van der Gracht, die er in de twaalfde eeuw abt was van de cisterciënzersabdij (die momenteel wordt opgegraven). Er wordt verteld dat zijn lichaam in de zeventiende eeuw ongeschonden werd teruggevonden onder het puin van de kapittelzaal, een wonder waardoor hij later patroonheilige van de vissers werd.

Keunekapel
De bakermat van het toerisme in Sint-Idesbald was het Hôtel des Dunes, dat Ernest Bertrand in 1906 bouwde op de plaats waar eerst zijn wandelaarschalet stond. Het hotel lokte voornamelijk Franssprekende toeristen, die met de trein vanuit Brussel naar Adinkerke kwamen, om vandaar het traject te vervolgen met de paardentram (en vanaf 1915 met de stoomtram), die door de duinen reed.

Maar een reis van honderd veertig kilometer bleef toch een hele onderneming in die tijd, en de charme van de duinen zorgde er al snel voor dat de mensen er een langere tijd wilden doorbrengen, sommigen zelfs verschillende jaren. Zo bouwde bijvoorbeeld de Ukkelse familie Delaunoy er een grote villa. Hun dochter Jeanne maakte tijdens de Eerste Wereldoorlog nog naam als verpleegster in het Rode-Kruishospitaal van De Panne omdat ze op heroïsche wijze het leven van een Canadese soldaat redde.

Een andere Brusselse familie die er al snel furore maakte, was de familie Vandersaenen, die aanvankelijk de Petit Bazar de Saint-Idesbald uitbaatte. Pa Vandersaenen was een ondernemend man, en al snel stampte hij een eigen zaak uit de grond, met een vastgoedkantoortje erbij en op termijn ook een benzinepomp. Hij bouwde ook het Hôtel de la Plage, dat nu nog bestaat als Hotel Melinda.

Maar de bekendste Brusselse familie zijn ongetwijfeld de grootgrondbezitters Lafosse, die in villa Les Buissonets kwamen wonen. Hun zoon was priester en hij moest dagelijks door de duinen wandelen naar de kerk in Koksijde-Dorp. Dat was een vermoeiende onderneming, en daarom bouwde de familie dan maar een kapel voor hun zoon: de Keunekapel. Haar naam kreeg de kapel pas in de jaren veertig, omdat de duinen eromheen druk bezocht werden door dunekeuntjes, duinkonijntjes. En het mooie parkje met de vele beelden eromheen dateert zelfs nog maar van 2000.

De kapel zelf werd al voor erediensten opengesteld in 1907, en ze deed tijdens de Eerste Wereldoorlog dienst als parochiekerk voor de Nieuwpoortse vluchtelingen. In 1935 nam de nieuwe kapel van de zusters Paulinen even verderop de diensten over en werd de kapel gekocht door een kunstschilder, die er een villa in inrichtte. Vandaag is de Keunekapel weer eigendom van de gemeente, er worden nu tentoonstellingen en evenementen in georganiseerd.

School van Sint-Idesbald
Nog belangrijker dan de rijke Brusselse families waren de vele kunstenaars die enkele decennia later naar Sint-Idesbald kwamen. Het plaatsje werkte als een echte magneet op schilders, beeldhouwers, dichters, schrijvers en muzikanten, die er elkaar vonden en enkele hechte kringen vormden. De gemeente Koksijde heeft zelfs een speciale Artiestenwandelroute uitgestippeld langs de vaak heel pittoreske vissershuisjes waar ze woonden en werkten.

"Alles is begonnen met George Grard," vertelt Bert Bijnens. Bijnens heeft tot aan zijn pensioen op de dienst Toerisme van Koksijde gewerkt en hij is nog altijd actief als gids. "Grard heeft ook de grondslag gelegd van de zogenaamde School van Sint-Idesbald," vertelt onze gids. "Dat was geen echte school waar les werd gegeven, maar de naam die werd gegeven aan de groep kunstenaars die in dezelfde periode in dezelfde buurt leefden en elkaar goed kenden. Grard was de eerste die zich hier kwam vestigen, in 1932. Hij deed dat omdat zijn zoon aan astma leed en hij de gezonde zeelucht wilde opzoeken."

De aanwezigheid van Grard lokte al snel andere kunstenaars naar Sint-Idesbald. "Paul Delvaux kwam een tijd bij hem lo­ge­ren, in zijn zwarte periode. Hij had net zijn echtgenote verlaten, en omdat hij platzak was, stroopte Grard geregeld een konijntje extra voor zijn gast. Ze gingen ook geregeld vissen, want ze hadden geen geld om veel te kopen. Als dank voor zijn gastvrijheid schilderde Delvaux twee zeemeerminnen op de gevel van het vissershuisje van Grard, maar die zijn er inmiddels door de zon verbleekt tot vage schimmen."

Tegenover het huisje staat het gebouw dat later het buitenverblijf werd van Delvaux' broer, die rechter was. "Hoewel Grard zelf geen rooie duit had, was het de zoete inval bij hem," zegt Bijnens. "In de zomer stond hij geregeld petanque te spelen in de weide achter zijn huisje, samen met enkele bevriende Brusselse dichters."

Herman Teirlinck
Tal van straatnamen getuigen nog van de artistieke bedrijvigheid in het badplaatsje. Natuurlijk kwamen niet alle kunstenaars uit de hoofdstad, maar ze vormden toch een meerderheid. Velen hadden een opleiding genoten aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten of aan de Hogere School voor Bouw- en Sierkunsten van Ter Kameren.

Herman Teirlinck bijvoorbeeld, die in Molenbeek geboren was en in Brussel opgroeide, verbleef jarenlang in zijn modernistische villa Anker en Zon. Maar die heeft inmiddels moeten wijken voor een appartementsgebouw. De straat draagt nog wel zijn naam. De meeste andere huisjes van kunstenaars staan er nog altijd; zo bijvoorbeeld dat van de Molenbeekse kunstschilder José Van Gucht, dat van Julien Dillens, die aan de Brusselse Academie studeerde en onder leiding van Rodin aan de versiering van het Beursgebouw werkte, en dat van de toneelschrijver Jan Poot, die nog directeur van de Vlaamse Schouwburg in Brussel is geweest.

Wat verderop staat het huisje van Robert Steyaert, die behalve kunstschilder ook een pianovirtuoos was en die les gaf aan het Conservatorium van Brussel. Hij componeerde onder meer het stuk Hulde aan Paul Delvaux. Verder vallen nog enkele namen op, zoals die van Serge Creuz en Albert Dasnoy, van wie de vader de directeur was van het Munthof. Ook Pierre Caille studeerde nog aan Ter Kameren voordat hij zich in Sint-Idesbald vestigde. Ook hij verbleef eerst enkele maanden bij Grard, alvorens een eigen stek te vinden. Nog een bekende naam is Jef Lambeaux - eigenlijk een Antwerpenaar, maar in Brussel nog altijd beroemd door zijn Paviljoen der Menselijke Driften in het Jubelpark. Hij leefde er in de duinen. Ook Constant Meunier, die in Sint-Joost had gewerkt in de Ateliers Mommen, trok uiteindelijk naar 'Baaldje'. En in de Zuid­abdijmolen (die overigens nog altijd draait) was het atelier gevestigd van Jean Luypaert, een leraar aan de Brusselse kunstacademie. En zo zijn er ongetwijfeld nog veel meer. Op verzoek van de gemeente heeft een kunsthistorica onlangs een repertorium aangelegd van de schilderachtige huisjes, om te vermijden dat ze in handen vallen van geldbeluste projectontwikkelaars.

Paul Delvaux
Maar de belangrijkste en ongetwijfeld ook de bekendste Brusselaar die naar Sint-Idesbald trok, was Paul Delvaux. Hij groeide op in de hoofdstad, waar zijn vader advocaat was. Na zijn schooltijd in Sint-Gillis studeerde hij aan Ter Kameren en aan de Academie voor Schone Kunsten. Al snel ging hij geregeld naar Sint-Idesbald, waar hij zich uiteindelijk ook vestigde. "In het begin verbleef hij gedurende anderhalve maand bij zijn vriend Grard," vertelt Bert Bijnens. "Hij vond er rust en steun in een moeilijke periode, waarin hij zijn echtgenote verliet voor zijn minnares Annemarie De Martelaere. Hoewel hij nog niet lang voordien benoemd was als leraar aan Ter Kameren, zocht hij geen nieuwe woning meer in de hoofdstad, maar aan de kust. Na enkele omzwervingen liet hij een pittoresk vissershuisje bouwen, diep in de duinen. Zijn naaste buur was de beeldhouwer Pierre Caille, die zijn keramiek vervaardigde in het kippenhok en die ook lesgaf aan Ter Kameren."

In het witgekalkte huisje met de groene luikjes van Delvaux woont nu nog Charlie Van Dam, Delvaux' schoonzoon die, ook conservator is van het Delvauxmuseum, wat verderop in het Vlierhof. Je vindt er de belangrijkste werken van de meester, maar ook een hele reeks persoonlijke bezittingen en objecten. Behalve de reeks befaamde schilderijen van de duistere stations vindt u er bijvoorbeeld ook modeltreinen en andere souvenirs die Delvaux toebehoorden.

Prins Karel
Op een boogscheut van de vroegere woningen van Delvaux en Caille staat het huisje waar Walter Vilain is opgegroeid. Vilain maakte naam als directeur van de Academie van Antwerpen en gaf ook een tijdlang les in Hasselt. Hij heeft ook nog in Brussel gewoond, waar hij niet alleen een atelier had aan de Zavel, maar waar hij ook aan het Conservatorium studeerde. Behalve als kunstschilder ontpopte Vilain zich ook als een getalenteerd beeldhouwer, muzikant en dichter.

Na al zijn omzwervingen lijkt hij nu voorgoed teruggekeerd naar zijn geboortestreek, waar we hem opzoeken. Als jonge uk was Vilain al gepassioneerd door de schilderkunst; op een foto is zelfs te zien hoe hij als zesjarige zat te tekenen op het strand, met de bravoure van een volleerd schilder. Vilain had dan ook goede voorbeelden: hij groeide op tussen de grote figuren van de School van Sint-Idesbald, en daar leerde hij op het eind van de jaren veertig Paul Delvaux kennen. "Hij huurde een huisje van mijn grootmoeder, in de buurt van Grard," vertelt Vilain. "Het is overigens hierdoor dat ik enkele jaren later bij Delvaux in Brussel ben gaan studeren."

Vilain denkt met nostalgie terug aan zijn jeugd tussen de kunstenaars. "Het was allemaal heel toevallig, dat al die schrijvers, schilders, dichters en andere kunstenaars elkaar hier troffen," zegt hij. Ze kwamen hier wonen om in alle rust te werken. In die periode was er een heuse stadsvlucht aan de gang. Wie het zich kon permitteren, vluchtte naar de kust. Het was toen volop de mode van de villégiature, van de vakantieoorden. Ze vormden kleine groepjes, die sterk aan elkaar hingen. Zo was er bijvoorbeeld het groepje rond Grard en Delvaux, en het groepje rond Robert Steyaert en enkele schrijvers, waar ik ook deel van uitmaakte. Maar door mijn contact met Delvaux was ik een soort verbinding tussen de twee groepjes."

"Sint-Idesbald was toen nog heel rustig. Sinds de jaren zestig ben ik hier beginnen exposeren in mijn ouderlijk huisje." Zelf woont en werkt hij nu een ander huis, waar Delvaux ook nog gewoond heeft, enkele straten verderop, zodat het vissershuisje van kelder tot nok benut kan worden als expositieruimte. Opvallend is dat ook de muren van de keuken en de kamers, waar Vilains werken hangen, beschilderd zijn. "Een principe dat ik bij Delvaux heb geleerd," legt hij uit. "Delvaux hield van monumentale schilderkunst, die zich niet beperkte tot de randen van zijn doeken. In plaats van mijn werk te tonen op kale, witte muren, beschilder ik ze liever, om ze ook een waarde te geven. Het liefst in verschillende tonen van eenzelfde kleur, om het eenvoudig te houden, en met een vaag patroon zoals de eerste fase van een schilderij in opbouw. Zo kan ik als het ware de historiek van mijn schilderijen tonen."

Eieren en honing
Voor zijn merkwaardige muurschilderingen gebruikt Vilain Delvaux' beproefde verfmengsel met eieren en honing. In de slaapkamers staan nog altijd opgemaakte bedden. "Delvaux logeerde hier weleens, net als prins Karel," vertelt Vilain. "Prins Karel kwam hier geregeld over de vloer, om les te volgen. Hij heeft zijn werk hier ook tentoongesteld, net als enkele andere vrienden die hier geregeld kwamen. Niet alleen schilders, maar ook dichters en muzikanten, die dan samen kwamen musiceren."

Vilain richtte in de jaren zeventig de Westhoekacademie op, een kunstacademie waartoe ook het museum behoort van Taf Wallet, nog zo'n grote schilder die zijn belangrijkste werk heeft verwezenlijkt in Sint-Idesbald. Francine Van Mie­ghem, de tweede vrouw van George Grard, geeft er nog altijd les. En even verderop heeft de stiefdochter van Grard een restaurant, De Kokkel. Zouden zij elkaar kennen, en contact hebben met de schoonzoon van Delvaux en al die andere nakomelingen van de kunstenaars van Sint-Idesbald? De wereld is klein.

:: Meer info over de Artiestenroute en andere trekpleisters in Sint-Idesbald krijgt u bij de Dienst voor Toerisme van Koksijde, 058-53.21.21 of op de website.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni