Wonen in Brussel: striptekenaar De Marck

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
29/02/2008
"Rudy Aernoudt stelt in zijn boek Vlaanderen-Wallonië. Je t'aime moi non plus dat Brussel de enige wereldwijd bekende Belgische 'brand' is. Een universitaire studie heeft uitgewezen dat het Gewest economisch gezien niet uit 19 gemeenten bestaat, wel uit 62. Toch blijft de nationale politiek minachtend doen over Brussel. Ik zeg die politici: 'Begin uw huiswerk weer van nul, vertrekkend van het Brusselse aspect'. Niet meer, niet minder. Want Brussel maakt België." De Marck (48) is samen met De Wulf de geestelijke vader van de strip Stam & Pilou en heeft als postmodernistische kunstschilder tal van exposities op het actief.

De Marck ploft neer in zijn salonzetel. - "Back in town, terug thuis!" Thuis is Jette, waar hij 48 jaar geleden is geboren als Marc Daniëls en is opgegroeid als een ketje van de straat.
"Mijn jeugd, dat was Quick en Flupke. Onversneden. Ik was de jongste van vier broers, thuis hadden we het allerminst breed. We woonden aan de kant van Sint-Jans-Molenbeek. Als een ket nu zegt dat hij van daar is, dan denken de mensen: 'Il est bien le petit'. Ja, nu wel, ze hebben daar ondertussen alles plat gegooid en heropgebouwd. Het is een buurt geworden die er mag zijn. Vroeger was het er echter armoe troef. De panden stelden er minder voor dan een werkmanshuisje en een eigen kamer hadden we niet. Het was altijd delen."
"Onze thuis, dat was eigenlijk de straat. Nu foeteren ze: 'Allez, zie die Marokkanen op straat hangen'. Vroeger was dat: 'Zie die van de buurt 'beuzzekeswâa' op straat hangen'. Op dat vlak is er niet veel veranderd. Wel mogen die ketten nu meer dan wij vroeger. Wij mochten niet op de dorpel zitten, dit niet, dat niet. In de parken was het gras verboden terrein, nu hebben ze niet liever dan dat er gewandeld en geravot wordt. Het Koning Boudewijnpark, dat was van de Zusters; het wat verderop gelegen Laarbeekbos, ook privaat domein. De villa daar, nu een restaurant, was het huis van de opzichter. Afgezet met pinnekesdraad. Niet dat we ons daardoor lieten afschrikken, integendeel. Bij de Zusters aardbeien en peren pikken, we deden niet liever. We hadden zo een gans circuit, ongeveer week na week wisten we wat er waar aan fruit ging uitkomen. En dat in de stad, het is bijna niet te geloven. Dat karakter van Jette is ook gebleven. Het maakt dat de mensen er graag wonen én er blijven."

De Marck is echter niet altijd in Jette blijven wonen. Vele jaren ruilde hij de Brusselse gemeente voor het groene Meise.
"Ik ben hier weggegaan, ja. Maar je moet dat ook niet overdrijven: Meise is slechts zes kilometer verder. Het was en is er goedkoper dan in Brussel. Ik heb dat nooit goed begrepen: waar het zogezegd rustiger en groener is, zou het volgens mij net duurder moeten zijn."
"Maar nu zijn we dus terug in Jette. Tot onze tevredenheid: het heeft toch veel gezellige kanten en alles is bij de hand. Een ongekende luxe. En er is ook natuur; de bossen en parken in Jette zijn, geloof ik, goed voor meer dan 100 hectaren. Ze zijn bovendien allemaal met elkaar verbonden, wat het nog straffer maakt. Dat hele parcours is goed voor een dag wandelen. En als ik zin heb in barbecue, is er nog altijd ons tuintje. Meer moet dat niet zijn."

Magritte
Het echte leven begon voor De Marck na zijn studies Beeldende Kunsten aan het KTA in Jette.
"Zeven dagen ben ik artiest geweest. Dan zei ons ma: 'Kende ga doavan leive menneke?' Het resultaat was dat ik ben beginnen te werken om kunstenaar te kunnen zijn. Ik moest mijn plan trekken, als kunstenaar sta je er alleen voor hé. Het is zoals op straat overleven, je moet creatief zijn. Een bakker verkoopt brood, een beenhouwer vlees: dingen die een mens nodig heeft. Niemand zit echter te wachten op wat je maakt als kunstenaar. Je moet origineel zijn én ook nog eens proberen de mensen warm te maken voor je werk. Anders verdien je er niets aan. Je hebt veel jongens die technisch veel talent hebben, maar het toch niet maken. Omdat er meer bij komt kijken dan gewoon schilderen en tekenen. Je moet bijvoorbeeld veelzijdig zijn. Veel te veel hoor je: 'Ik wil mijn ding doen en alleen maar dat'. Fout: ik ben kunstenaar, maar ik maak ook strips en zelfs reclamefolders. Waarom ook niet, als zelfs Picasso affiches maakte voor stierengevechten? U vraagt, wij draaien. Nog een prachtig voorbeeld van die houding kan je aantreffen op ons gemeentehuis. Lange tijd heeft niemand geweten wie het portret van burgemeester Lenoir dat er hangt, had geschilderd. Tot het zo bruin zag van de sigarettenrook dat ze zeiden: 'We moeten dat werk toch eens restaureren'. Bleek dat het een Margritte was. Grute paniek, dat schilderij had daar jaren onbeschermd gehangen. Zelf heb ik het portret van Jean-Luc Dehaene geschilderd, in opdracht van de toenmalige CVP. Geen twee keer over moeten nadenken. Trouwens, je kan er steeds je eigen elementen in leggen, je eigen symboliek. Als het niet anders kan, dan wil ik zelfs gaan afwassen in de McDonalds om kunstenaar te kunnen zijn. Het is en blijft puzzelen hé."
"In '92 heb ik op de Louizalaan tentoongesteld bij Galerie Cloots. Toen kon je nog in heel de laan galeries vinden. Dat is met de jaren sterk verminderd, maar nu begint het gelukkig weer aan te zwengelen, vooral in de Hoogstraat en de Blaesstraat. Lang zijn kunstenaars echter noodgedwongen teruggevallen op socio-culturele centra. Zoals bijvoorbeeld het Stepmanhuis in Koekelberg. Dat is niet-commercieel, een mens moet zich dubbel en dik plooien om ervoor te zorgen dat er wat crème fraîche is om het volk er naartoe te lokken. Maar daar wordt geen rekening mee gehouden. Er zou vanuit de overheid soepelheid moeten komen. Niet alleen op het vlak van belastingen, ook door het creëren van platformen waar kunstenaars zich kunnen uiten. Dat zou in mijn ogen al meer dan volstaan. Subsidiëring hoeft niet, ik ben daar zelfs tegen."

Arbeidsintensief
De Marck stelt me voor even binnen te wippen in Studio Max!, aan de Honoré Longtinstraat, waar hij samen met kompaan Rik De Wulf onder meer Stam&Pilou tot leven brengt.
"De straat van onze studio komt toevallig uit op de Ongenastraat, mijn geboortestraat. Alweer die kronkels van het leven. We zitten er op de eerste verdieping, boven de Nationale Bibliotheek van de Filatelie van België. Er staat naslagwerk van 1830 tot nu, de hele geschiedenis van ons landje."
Aangekomen in de studio zie ik een van De Marcks schilderijen hangen. Stam en Pilou, nietig en moederziel alleen in de donkere en verlaten stad. Ze werpen een schaduw in de vorm van een hartje op de straatstenen.
"Ik heb zo een hele reeks gemaakt. Schilderen, de mensen kijken ernaar op. Maar mits inspiratie heb ik zo'n werk af op amper een dag tijd. In het striptekenen kruipt enorm veel meer werk. Te beginnen met research en het schrijven van het scenario; vervolgens tekenen, inkten, inkleuren en het invullen van de tekstballonnen. Maar daar kijken de mensen op neer. Omdat het ludiek is, populair."
Rik De Wulf en een medewerker, Tibo, zijn druk in de weer.

"Tibo komt, als enige van onze vijf freelance medewerkers, een aantal dagen per week naar de studio. De rest werkt van thuis uit. Sinds we digitaal werken, kan dat. Het heeft niets dan voordelen. Voor hen, voor ons. Zij verprutsen niet langer een gedeelte van hun dag in de file en hebben meer tijd om ook voor eventuele andere opdrachtgevers te werken. Ons kost het minder, omdat we geen verplaatsingsonkosten moeten betalen. En het is nog eens goed voor het milieu ook. Win-win, over de hele lijn. Mochten meer werkgevers zo redeneren, het fileleed zou veel minder zijn. Soepelere werkuren zouden eveneens veel kunnen oplossen. Waarom in godsnaam wil en moet blijkbaar iedereen op hetzelfde uur op de baan zijn, om op hetzelfde uur te beginnen? Maar er zijn er die het beu zijn: meer en meer jonge Vlamingen kiezen ervoor in Brussel te komen wonen. Hetzelfde eigenlijk als wat mijn grootvader deed, eind negentiende eeuw. Toen was het omdat hij moeilijk op tijd aan het station kon geraken, aangezien er geen goede verbindingswegen waren. Nu is het omdat de verbindingswegen oververzadigd zijn, 's morgens en 's avonds. Mijn grootvader heeft aan de ijzeren weg gewerkt, mijn nonkel ook. Vandaar dat ons negentiende album, De vergeten schat van Thurn & Tassis, iet of wat nostalgie in zich draagt.

Op de lichtbak zie ik de genesis van wat het twintigste album moet worden.
"Het heet De Peetvaders. In het verhaal zijn De Wulf en ik Rico en Marco van de Famia, de maffia. We zijn tevens niet te beroerd om ook voor anderen te werken. Dit bijvoorbeeld zijn tekeningen voor De reizen van Alix van Jacques Martin. Ooit heeft een jonge stripauteur mij gezegd: Ik ga nog liever in de fabriek werken dan in een studio. Wel, dat shockeerde mij enorm, want het betekent gewoon dat die jongen niet weet wat het is, in een fabriek werken. Akkoord, het is hier ook niet altijd even plezant, zeker niet wanneer er een deadline staat aan te komen. Maar langs de andere kant ben je bezig met iets waarvoor je bent opgeleid, hoor je, zie je en leer je heel veel. En dat is onbetaalbaar."

Tolerant volk
Volgende halte. Restaurant La Luna. Op een steenworp van de studio. Bij het binnenkomen vliegen de va benes? en biongorno's ons om de oren. "Dit restaurant bestaat al sinds '57 en is nog steeds een goed bewaard publiek geheim bij de echte Brusselaar. Je mag hier blind iets van de kaart plukken, alles is lekker. Dat is ook wat ik fantastisch vind aan Brussel: we hebben hier alle keukens van de wereld, meestal met een verhouding prijs-kwaliteit, die nergens zijn gelijke kent. En wil je van de topklasse proeven, dan kan dat eveneens."
De wijnkaart hoeft De Marck zelfs niet te zien. Hij gaat voor een Nero d'Avola, een rode Siciliaan. - "Mijn vrouw Marie, die in Vorst is opgegroeid, is van Siciliaanse afkomt. Mijn schoonvader heeft nog steeds zijn huis in Vorst, maar brengt de helft van het jaar door in zijn villa en zijn wijngaard op Sicilië. Door hem heb ik de Nero d'Avola leren kennen, een schitterende druif die voor ons, Belgen, betrekkelijk nieuw is."
We klinken op Brussel, De Marck zet zijn lofzang verder.

"Onvoorstelbaar aangenaam is dat Brussel een puzzel is van dorpen. Zelfs binnen de gemeenten, tot in het centrum toe. Jette, dat bestaat uit drie dorpen: Dielegem - waar ik woon -, Essegem en de Spiegel. Je kan je er perfect nestelen, zonder ooit verder te gaan: alles wat je nodig hebt om goed te leven is voorhanden. Op de meeste van die plekken kan een mens zich ook niet voorstellen zich in de hoofdstad van Europa te bevinden: elke Europese grootstad heeft dat zo'n beetje in het centrum, hier heb je dat zowat overal. Bovendien is Brussel zich de jongste tien jaar zienderogen aan het herstellen van haar grauwe periode. Tot zelfs de plekken toe die lang werden bestempeld als un coup de gorge, zoals de Brusselaar een louche plek omschrijft. Dat vervult me met een warm gevoel. Het overkomt me dikwijls dat ik na een lange tijd ergens kom en zeg: 'Awel, dat is hie faan geweurre'."

"Maar zelfs de louche buurten, want die zijn er nog steeds, hebben nog steeds iets van bonne enfant. 'Als je mij met rust laat, dan laat ik jou met rust'. Ik ken de straten van Brussel al van mijn zestien. Bij dag, bij nacht. Ik ben nog nooit - hout vasthouden - lastig gevallen. Natuurlijk telt mee wat je uitstraalt: peis die het slecht voorhebben voelen goed aan of je iemand van hier bent, of ne pigeon, een vogel voor de kat. Maar zoiets, dat is nu eenmaal typisch grootstad."

"Wij Brabanders zijn ook een onvoorstelbaar tolerant volk. Wie binnenkomt, is welkom. Dat werkt zeer goed, zeker in buurten waar de mengelmoes groot is. Omdat de mensen elkaar kennen, van welke huidskleur of afkomst ook. Spanningen krijg je pas - zoals aan het Lemmensplein in Anderlecht - als er een te grote concentratie is van mensen van dezelfde origine. Die tolerantie weerspiegelt zich zelfs tot in het optreden van de politie. Ik heb zo ooit eens aan de Heizel - ik was met mijn twee ketten op weg naar de cinema - bijna een agent van zijn sokken gereden. Verblind door de zon. Op de koop toe was ik ook nog eens aan het telefoneren en droeg ik mijn gordel niet. Ik heb van die pei een sermoen van hier tot ginder gekregen, waarna hij me heeft laten gaan. Zonder bekeuring. Gelijk waar elders had ik gehangen. Het enige eigelijk dat ze hier niet kunnen verdragen, is dat je iemand anders derangeert."

"Het is dan ook spijtig dat de meeste mensen die hier werken Brussel verlaten op het moment dat het juist plezant wordt. 's Avonds is Brussel fantastisch. Je hebt de rust, de theatervoorstellingen, de bioscopen, de gezellige cafés. Mocht ik bij De Post werken aan De Munt, ik zou na het werk zeggen: 'Je m'offre een kafeike op den terras van de Metropole'. In de plaats van me op een overvolle trein te wurmen, of me in de file te wagen. Maar ja, de mens is nu eenmaal een kuddedier."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni