Sportcolumn David Steegen: Een dag in het park

David Steegen
© Brussel Deze Week
09/04/2009
De lente is in Brussel. Een zonnige dag in het park. Mijn Italiaanse grootvader kon urenlang op een bank zitten, genieten, kijken naar zijn spelende kleinkinderen. Fruit, salami, kaas en olijven eten, en bij valavond moe en tevreden naar huis terug.

Parken zijn een Brussels voorrecht. Het Elisabethpark, dat zich uitstrekt over twee gemeenten, Ganshoren en Koekelberg, wordt druk bezocht. Het mooi onderhouden park is een gigantische stadstuin voor alle Brusselaars. Alle rangen en standen komen samen. Jonge verliefde koppeltjes struinen door de brede lanen. Joggers lopen zich de ziel uit het lijf. Talloze voetbalpartijtjes ontstaan. Ze worden uitgevochten op het scherp van de snee. Mini-WK's. Jonge en stevig uit de kluiten gewassen mannen met wortels in Oost-Europa nemen het luidruchtig op tegen Brusselaars van Noord-Afrikaanse afkomst. Babylonische spraakverwarringen; er wordt geroepen en getierd, maar voetbal overheerst.

Even verderop zitten enkele Afrikaanse mannen lachend bier te drinken. Jonge kinderen fietsen wild rond, onder het waakzame oog van hun moeders en vaders. Enkele Italiaanse oma's zitten samen op een bank te roddelen. Hun echtgenoten kuieren luid gesticulerend voor hen langs. De hele dag lopen ze op en af.

De Brusselse parken zijn een oase van diversiteit. Iedereen komt samen in onze parken.
We zijn verwend in Brussel. Want ook bijvoorbeeld het Boudewijnpark is een zegen voor de stad. Honderd hectare weiden, parken, vijvers, bossen en moerassen. Het uitgestrekte domein bevat een Gallo-Romeinse villa, een Normandisch chalet en een kinderboerderij waar de jongsten onder ons leren dieren te verzorgen, kaas te maken en brood te bakken.

De groene long is prachtig aangelegd met eerbied voor de originele natuurlijke samenstelling. Brusselaars mogen trots zijn. Ook het Laarbeekbos, het Boudewijnpark, het Dielegembos en het Poelbos zijn een paradijs voor sportbeoefenaars.

Verandering van spijs doet eten. Na een gezellige brunch bij een collega in Schaarbeek besluiten we te gaan wandelen in het Josaphatpark. Ik ben er minstens twintig jaar niet meer geweest. Een stukje Engeland in Brussel, twintig hectare groot. Het Josaphatpark huisvest zelfs een heus voetbalstadion: Royal Crossing Club de Schaerbeek, een voetbalclub waar het ooit bruiste en stormde.

Crossing was het resultaat van vele fusies en kende zijn hoogdagen in de jaren 1970. Rik Coppens speelde er; Limburger - en inmiddels wereldburger - Georges Leekens begon er zijn profcarrière.
Vandaag bestaat de club niet meer en is het mooie stadion vervallen. Er wordt nog wat gevoetbald, maar meer is er niet. Ook het park zelf is in erg slechte staat. Al jaren. De paden zitten vol gaten, monumenten brokkelen af, hier en daar is er een werf waar ooit een aanzet tot renovatie is gegeven, maar nooit afgewerkt; er zijn graffiti en vandalisme, de waterplassen liggen droog of zitten vol modder en drab.

Het Josaphatpark is een overblijfsel van een bos dat aan het Daillyplein begon. Het pqark is genoemd naar de Josaphatvallei in het Heilige Land. Een pelgrim die (in 1574) net terugkwam van Palestina, vond dat de Roodebeekvallei erg op de Josaphatvallei leek. Vandaar.
Ondanks de verloedering is het druk in het oude park.
Brussel telt tientallen mooie parken. Josaphat zou er een van kunnen zijn, waarschijnlijk zelfs het mooiste van allemaal. Jammer. Want het Josaphatpark blijft tot nader order een blinde vlek in de hoofdstad.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni