Didier Claes afrikaanse kunst

Waarom Brussel wereldtop is voor Afrikaanse kunst

Elien Haentjens
© Brussel Deze Week
09/03/2016

Ook vandaag behoort Brussel wat Afrikaanse kunst betreft nog steeds tot de wereldtop. Niet alleen dankzij de museale collectie in Tervuren, maar ook dankzij de antiquairs en de verzamelaars. De voornaamste mijlpalen die tot die status hebben geleid.

Dat de banden tussen België en Congo vandaag nog erg sterk zijn, heeft in eerste instantie te maken met ons koloniale verleden. Al in die periode brachten Congoreizigers objecten mee, en wakkerden ze zo de belangstelling voor Afrikaanse kunst aan. “Bovendien maakt Congo deel uit van een stuk Afrika waar kunst traditioneel sterk aanwezig was. Want terwijl in Oost- en Noord-Afrika herders een vooral nomadisch bestaan leefden, waren de mensen in Centraal- en West-Afrika eerder landbouwers. Daardoor konden ze zich settelen, en veel gebruiksvoorwerpen en rituele objecten maken zoals maskers, voorouderbeelden en krachtbeelden,” vertelt Bart Suys die de microbe voor kunst uit Afrika en Oceanië tijdens zijn universitaire studies Kunstwetenschappen te pakken kreeg en er in de jaren 1990 en 2000 enkele tentoonstellingen rond maakte.

Daarnaast was de oprichting van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren in 1898 een bijzonder belangrijk element in de ontwikkeling van de reputatie van Brussel als hoofdstad voor Afrikaanse, weliswaar vooral uit Congo afkomstige kunst. Net als Bart Suys benadrukt Didier Claes het belang van deze collectie. “De collectie kunst uit Congo is met voorsprong de meest veelzijdige ter wereld. Het is een gigantische vitrine om de enorme diversiteit van die creativiteit te laten zien,” stelt de galerist die sinds zijn zestiende in het vak staat. “En anders dan vaak wordt beweerd, werd ze legaal verworden door ruil, aankoop of als geschenk,” benadrukt Suys.

“Het was professor Frans Olbrechts die met de tentoonstelling ‘Plastiek van Kongo’ in de Antwerpse stadsfeestzaal eind jaren 1930 als eerste structuur bracht in de verschillende stijlgebieden van de Congolese kunst,” vertelt Suys. “Bovendien werkte hij voor deze expo zowel samen met openbare instanties als met privéverzamelaars. Voor de tentoonstelling Utotombo in 1988 in Brussel onder leiding van Frank Herreman werd zelfs enkel met objecten uit privécollecties gewerkt. Ook dat was een mijlpaal voor het vakgebied.”

Belgen zijn verzamelaars

Dat België het grootste aantal kunstverzamelaars telt in verhouding tot haar bevolking, is algemeen geweten. Ook wat de Afrikaanse kunst betreft beschikt ons land over enkele bijzondere verzamelingen. “De collectie van wijlen Jef Van der Straeten was zonder twijfel heel belangrijk, maar er waren en zijn er nog. Marc Felix weet ontzettend veel over het domein, aangezien hij als onderzoeker en galerist zeer vaak ter plaatse is geweest. Hij is als een soort baobab van informatie over Afrikaanse kunst,” lacht Claes. “Van overal ter wereld komen mensen naar Brussel om de Belgische verzamelingen te bewonderen. Een mooi voorbeeld is ook de collectie van Willy Mestach, die helaas in 2013 overleed. Hij woonde boven Au Vieux Saint Martin, en zag letterlijk alle beelden en maskers over de Zavel passeren. Bovendien was hij zelf kunstenaar, waardoor hij op een bijzondere manier naar de Afrikaanse kunst keek en zo een erg mooie verzameling samenstelde.”

“En de verzameling van Colette Ghysels is bijzonder omdat ze vooral uit toegepaste kunst bestaat. Die stukken zijn minder spectaculair voor leken, maar prachtig voor de fijnproevers onder de kenners,” vult Suys aan. “Alain Guisson is dan weer iemand die zowel het kleine en geraffineerde weet te waarderen als het sculpturaal krachtige.”

Net als Marc Felix combineerden ook anderen hun beroep als galerist met de opbouw van een eigen verzameling. “Zo kwamen de eerste handelaars, de gebroeders Claes, uit een familie van verzamelaars. Einde negentiende eeuw al vestigden ze zich in Antwerpen, dat dankzij haar haven rechtstreeks in contact stond met Afrika,” stelt Claes (die geen familie is van deze broers, EH). “Al explodeerde de markt in Brussel pas echt na de onafhankelijkheid van Congo, dus na 1960. In die periode trokken galeristen als Emile Deletaille en Pierre Dartevelle – die vandaag nog steeds actief is – naar Congo om er stukken te kopen.”

Vandaag zijn er nog een twintigtal galerijen gespecialiseerd in Afrikaanse kunst actief op en rond de Zavel. Een tiental van hen neemt ook deel aan Brafa, de belangrijkste kunst- en antiekbeurs van ons land in januari. Maar ook op internationaal vlak doen de Belgen het goed: tijdens de antiekbiënnale van Parijs in september waren er drie exposanten, onder wie twee Belgen en aan Tefaf - dat morgen begint - nemen er vier deel. Onder wie dezelfde twee, namelijk Didier Claes en Bernard de Grunne. “Omgekeerd zijn er ook buitenlanders die zich in Brussel vestigen, zoals Serge Schoffel uit Frankrijk, Joris Visser uit Nederland en Kellim Brown uit de VS,” stelt Suys.

Een andere belangrijke jaarlijkse afspraak is Bruneaf, de beurs waarvoor een veertigtal Belgische en buitenlandse galerijen in de Zavelbuurt de krachten bundelen. “Pierre Loos richtte Bruneaf in 1990 op. Hoewel het evenement vrij bescheiden van start ging, nam het al snel een hoge vlucht. Het bracht een totaal nieuwe dynamiek op gang, en stuwde Brussel naar de eerste plaats op wereldniveau. Pas tien jaar later organiseerde Parijs met het Parcours des Mondes iets soortgelijks,” stelt Suys. “Hoewel ik vind dat de formule van Bruneaf aan vernieuwing toe is, verdient de organisatie wel een pluim voor het belang dat ze aan goede kwaliteit hecht. Sowieso wordt over de echtheid gewaakt, want valse stukken zouden het blazoen besmeuren,” vervolledigt Suys.

Veranderende kunstmarkt

De laatste veranderingen binnen de kunstwereld laten zich ook in dit specifieke vakgebied voelen. “Dankzij internet kent de kunstmarkt geen grenzen meer. Onder meer daaraan is de enorme opkomst van veilinghuizen toe te schrijven. Zij hebben de laatste jaren zwaar ingezet op de zogenaamde tribal art, waardoor de prijzen exponentieel zijn gestegen. Het jammere is dat stukken van mindere kwaliteit daardoor ook veel duurder zijn geworden. Alleen op het vlak van toegepaste kunst zoals terracotta potten, manden, wapens of sieraden is de prijs nog schappelijk,” stelt Suys.

Aan diezelfde evolutie wijdt Didier Claes het afgenomen belang van de plek waar je galerij is gevestigd. “Het was mijn droom om een galerij op de Zavel te hebben. En de Zavel blijft de Zavel. Maar ik krijg veel minder klanten over de vloer dan vroeger. Net omdat de markt door internet veel internationaler is geworden. Daarom verhuis ik begin juli naar de omgeving van de Abdijstraat, waar zich hedendaagse kunstgalerijen als Xavier Hufkens bevinden. Bovendien houden jonge mensen er meer van om kunst uit verschillende periodes en culturen met elkaar te combineren, in plaats van zich in één welbepaalde discipline te verdiepen,” vertelt Claes. “Een derde reden is mijn karakter: ik heb af en toe gewoon nood aan een nieuwe uitdaging.”

Hoewel Brussel zijn rol als wereldstad voor Afrikaanse kunst nog steeds waarmaakt, waarschuwen zowel Suys als Claes er toch voor dat het beter zou kunnen. “Een goede zaak is dat het museum in Tervuren, dat de voorbije decennia evolueerde naar een wereldmuseum, zich bij de heropening in 2017 terug op Afrika en zijn culturen zal concentreren,” stelt Suys. Al vindt Claes het nodig om nog een stap verder te gaan: waarom krijgt Magritte een forum, en is er voor Afrikaanse kunst geen plaats? Alle grote wereldsteden hebben een museum voor etnische kunst in de stad zelf, dus ook Brussel moet daar dringend werk van maken. We moeten trots zijn op onze relatie met Congo. Een museum openen zou een echt statement zijn.”



Tefaf
van 11 tot 20 maart in MECC Maastricht
> www.tefaf.com

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni