ERIC MIN BRUZZ 1520

Eric Min schrijft biografie van vroeg gestorven Henri Evenepoel

Michaël Bellon
© BRUZZ
27/04/2016

SCHAARBEEK – Als Eric Min een schildersleven optekent, dan speelt Brussel daarin altijd een rol. Traditiegetrouw gaan we dan met hem op zoek naar de sporen van zijn onderwerp. Dit keer wandelen we met de auteur van ‘James Ensor’, ‘Rik Wouters’ en ‘De Eeuw van Brussel’ een blokje om in Schaarbeek, waar de huizen staan die een rol speelden in de Brusselse episode van het bewogen leven van Henri Evenepoel (1872-1899).

“Elk boek komt voort uit een ​vorig,” antwoordt Eric Min als we hem in de Poststraat in Schaarbeek vragen naar zijn drijfveer om ditmaal de vroege modernist Henri Evenepoel weer tot leven te wekken in een kunstenaarsbiografie.

“Na de biografieën over Wouters en Ensor heb ik heel wat losse eindjes samengebracht en enkele minder gekende figuren belicht in mijn ‘biografie’ van Brussel tussen 1850 en 1914. Daarna kreeg ik weer zin om me nog één keer op een figuur te concentreren die me intrigeerde.”

We staan voor de Poststraat 87 in Schaarbeek omdat het in deze nog vrij landelijke, kleinburgerlijke buitenwijk van Brussel was dat Evenepoel zijn aanloop nam naar een kort kunstenaarsleven in Parijs. Een aantal adressen zijn van belang: De Lochtstraat 88, waar de familie Evenepoel aanvankelijk woonde; de Dupontstraat 87, waar ze iets later naar verhuist en waar Evenepoel zijn eerste atelier heeft; de Normaalschool voor Tekenkunst in de Warmoesstraat van Sint-Joost, waar Henri van zijn tiende tot zijn zeventiende avondlessen volgt; de Brabantstraat, waar zijn nichtje Louise van Mattemburgh de Villegas op dat moment woont; en de Haachtsesteenweg en de Koningsstraat, waar zijn rijke tante Sophie achtereenvolgens twee inmiddels verdwenen stadspaleisjes betrekt.

Poststraat 87 is het adres van de Franse kunstenaar en leraar Ernest Blanc-Garin, die Evenepoel aan het begin van zijn carrière onder zijn hoede nam. Daarmee kennen we meteen een aantal sleutelpersonages uit de biografie, die tegelijk leest als een roman waarin subtiele verwijzingen naar Henri’s zwakke gezondheid en verboden liefde hun fatale schaduw vooruitwerpen.

Wenteltrap
Aan de gevel in de Poststraat is evenwel niet veel te zien, dus leidt Min ons via de minuscule Kleine Hulpstraat naar de achterbouw. Hij heeft pas uitgelegd dat Blanc-Garin hier in 1883 eerst een schildersatelier liet aanbouwen voor zijn mannelijke leerlingen, en daarna nog eentje voor zijn vrouwelijke, en dat de vrouwen de hoofdingang in de Poststraat gebruikten terwijl de mannen omwille van de goede zeden de zijdeur in de Hulpstraat bezigden – of een vrouw die net het pand verlaat, raadt onze bedoelingen en laat ons binnen.

Zo staan we plots in de negentiende eeuw, op een stemmig koertje met een oorspronkelijk houten afdakje, een oude, wat zieke, notelaar, en zicht op de twee grote ramen waarachter de bewuste ateliers gevestigd waren. Daar heeft heel wat schoon volk staan schilderen. Min: “Blanc-Garin had zich uitstekend geïntegreerd in het Brusselse culturele weefsel en was lid van de Cercle Artistique et Littéraire, waar vader Edmond Evenepoel hem heeft leren kennen. Als leraar bouwde hij een hele reputatie op want hij kreeg onder meer prinses Ghislaine de Caraman-Chimay, mevrouw Lambert de Rothschild, de schoonzus van dichter Emile Verhaeren en de echtgenote van architect Henry Van de Velde over de vloer.”

Dat verhaal herinnert de bewoonster dan weer aan haar inmiddels overleden buur, die beweerde dat van hieruit een netwerk van karrensporen of zelfs galerieën richting Koninklijk Paleis leidde. Dat verhaal kan Min helaas niet bevestigen. Wel herkent hij het stuk van de smeedijzeren wenteltrap die op het koertje staat. “

Er bestaat nog een foto van Evenepoel met zijn medestudenten Jean Vanden Eeckhout en Frédéric Mommen, een zoon van verfhandelaar Félix Mommen, geleund tegen de ijzeren wenteltrap op de binnenkoer.”

Rijke tante
Terwijl Min verdergaat met Evenepoels levensverhaal, trekken we verder naar de Dupontstraat. Daar woonden de Evenepoels met vijf mannen: grootvader Jacques Charles, vader Edmond, oom Charles, broer Maurice en Henri.

Henri’s moeder had immers net als haar zoon last van een wankele gezondheid, en stierf toen hij pas twee jaar oud was. De enige vrouwen die over de vloer kwamen waren de huishoudster en de fascinerende ‘tante Sophie’ Devis, de halfzuster van Henri’s moeder. Zij was getrouwd met Charles-Auguste Fraikin, die steenrijk werd als de beeldhouwer van zowel de patroonheiligen en de allegorieën op de gevels van het Brusselse stadhuis, als van het bekende standbeeld van de hertogen van Egmont en Hoorne.

“Het paar woonde in een stadspaleis aan de Haachtsesteenweg, maar beleefde geen fraai huwelijk en Sophie wilde scheiden. Daarmee was zij één van de eerste vrouwen in België die een echtscheiding aanvroeg. Maar net voor de uitspraak, in 1893, stierf Fraikin en erfde zij zijn enorme vermogen. Ze nam haar intrek in een appartement in de Koningstraat dat je als een klein Versailles zou kunnen omschrijven. En ze ontfermde zich over vader Edmond en zijn kinderen, door als een soort substituutmoeder te fungeren.”

Het huis in de Dupontstraat is ook belangrijk omdat Evenepoel er zijn grootvader ziet sterven, terwijl zijn eigen kunstenaarschap als het ware geboren wordt. Min: “De doodstrijd van de oude man duurt lang, maar Evenepoel wijkt niet van zijn zijde en maakt aan het sterfbed schitterende portretten. Het voelt bijna alsof hij met al die sublieme schetsen de dood tegenhoudt.”

In zijn brieven uit Parijs denkt Evenepoel weemoedig terug aan dit huis. ‘De rommel, de sterke geur van verf. Overal stof. Buiten blinkt de zon, op de voorgrond zie je het groen dat de heuvel afdaalt. In de verte de kerk van Laken, gevat in het onzekere blauw van de horizon.” Minstens twee keer heeft hij dat uitzicht uit zijn raam ook geschilderd, en ook het interieur van zijn atelier is verschillende keren het voorwerp van schetsen.’

Kleine Charles
Het is niet met het geld van tante Sophie, maar met de kleine erfenis van zijn eigen moeder dat Henri Evenepoel in 1892 van het Zuidstation naar de Franse hoofdstad vertrekt. Daar neemt de symbolist Gustave Moreau de rol van mentor en beschermheer over van Blanc-Garin, die zijn pupil wel nog blijft volgen. In Moreaus atelier wordt Evenepoel bevriend met Henri Matisse en Georges Rouault.

Een echte artistieke doorbraak komt er in zeven jaar Parijs echter niet. Privé liggen de zaken ook niet eenvoudig, weet Min. “In Parijs huurt hij goedkoop een kamer bij zijn nichtje dat daar woont met haar man en haar twee kinderen.

Dat nichtje is inderdaad dezelfde Louise met wie Henri in zijn tienerjaren al eens heeft geflirt. Haar man deugt natuurlijk niet, en Evenepoel begint een liaison waar zelfs een kind van komt: het is le petit Charles, het jongetje dat geportretteerd wordt op het schilderij Charles met streepjestrui maar dat nooit de naam Evenepoel zal dragen.”

Louise en Henri proberen de zaak stil te houden. “Het is niet geweten of haar man iets van de zaak afwist, maar het huis wordt in ieder geval te klein voor dat gedoe, en Henri’s vader, die wél iets in de gaten heeft, stuurt zijn zoon voor zes maanden naar Algerije. Zogezegd voor zijn gezondheid en voor inspiratie, maar ongetwijfeld ook om het koppel uit elkaar te halen.

Dat verblijf heeft inderdaad mooie schetsen en werken opgeleverd, en tijdens zijn verblijf in Algerije krijgt Evenepoel zelfs een tentoonstelling in Brussel die zijn vader van zijn kunnen zal overtuigen. Maar wanneer hij terugkeert uit Afrika heeft hij nog maar een lang jaar te leven. Louise besluit te scheiden en naar Brussel te komen in afwachting dat Henri haar daar zal vervoegen.

Maar net voordat Evenepoel naar Brussel komt - om een baantje als decoratieschilder te zoeken? - wordt hij ziek in Parijs. Drie weken later gaat hij dood. In de krantenstukken die bij zijn dood verschijnen en waarin onder meer Fernand Khnopff een lijkrede houdt, is van Louise geen sprake.”

Modernist
En wat is Mins appreciatie van Evenepoels kunstenaarschap? Uiteindelijk heeft de man toch een indrukwekkend oeuvre van meer dan driehonderd schilderijen, tientallen etsen en duizenden tekeningen nagelaten. Terwijl in de archieven ook nog eens talrijke schetsboekjes en bijna duizend foto’s zitten die hij met zijn kleine Kodak-boxcamera nam, en bijna vierhonderd brieven, hoofdzakelijk gericht aan zijn vader Edmond.

“Evenepoel is een schilder die de overgang naar het modernisme belichaamt. Charles met streepjestrui is wat dat betreft een sleutelwerk. In bekende schilderijen als De Spanjaard in Parijs of het Portret van Paul Baignières is Evenepoel eigenlijk nog een klassiek portretschilder. Maar Charles met streepjestrui schildert hij om te beginnen naar een foto die hij zelf gemaakt heeft, en dat beeld transformeert hij tot een prachtig modernistisch werk. Zo laat hij delen van de achtergrond weg om in te vullen met monochrome kleurvlakken.”

“Dat doek uit 1898-1899 wordt een van de eerste moderne werken uit de kring waarin hij zich ophoudt. In die periode verwijt hij zijn vriend Matisse, later een van de grootste artiesten van de twintigste eeuw, trouwens ‘namaakimpressionisme’, dat niets te maken heeft met de wereld zoals hij die ziet.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Schaarbeek, Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni