De resten van Expo 58: Het wervelende oor

An Devroe
© Agenda Magazine
30/01/2008
De warme zomer van 1958 dreef de Expo-bezoeker massaal naar de vijver van het Amerikaans paviljoen. De foto's met picknickafval liegen er niet om. De ellipsvormige vijver koppelde dan ook het nuttige aan het mooie (lees: het moderne). Er waren metershoge fonteinen waarvan de beweging in gang leek gezet door een abstracte sculptuur die om zijn as draaide. De Amerikaanse beeldhouwer Alexander Calder had de fonteinen zo geplaatst dat er zichtassen liepen naar zijn werk. "Waarom noemt u het niet The Whirling Ear (Het Wervelende Oor)?" vroeg een Schotse ingenieur die de installatie op de Heizel gadesloeg. Calder had goed geluisterd.

In de jaren '30 had Calder voor een revolutie in de beeldhouwkunst gezorgd. Alles was begonnen met een bezoek aan het atelier van Piet Mondriaan. Toen Calder naar Mondriaans gekleurde rechthoeken aan de muur keek, kreeg hij de ingeving van zijn leven: "Op dat moment dacht ik hoe mooi het zou zijn als alles begon te bewegen." Zijn mobiles (de naam die Marcel Duchamp ervoor bedacht) die door een motor of alleen door luchtverplaatsing bewogen werden een nieuwe kunstvorm. In de jaren '50 kregen zowel zijn mobiles als zijn stabiles (de naam voor hun tegenhangers) monumentale afmetingen. Bekende voorbeelden zijn 125, de sculptuur voor Kennedy Airport in New York en Spiral voor het Unesco-gebouw in Parijs. Op de Brusselse Expo 58 waren de ovale wegwijzers en sommige daken zoals dat van het paviljoen van de Verenigde Naties variaties op Calders mobiles. Jean-Paul Sartre was een fan: "Un objet de Calder est pareil à la mer et envoûtant comme elle: toujours recommencé, toujours neuf." ("Een werk van Calder is als de zee en even betoverend: altijd hetzelfde, altijd anders.")

Sinds 2000 betovert The Whirling Ear opnieuw zijn omgeving, niet langer de Heizel, maar de Kunstberg. Het werk was lang het zorgenkind van Eliane de Wilde, hoofdconservator van het Museum voor Schone Kunsten, van Patrice Neirinck van het atelier Arts.Villes.Architectures, en van Henri Simons, toenmalig schepen van Stedenbouw van Brussel (en nu directeur van vzw Atomium). De gretigheid waarmee Simons ons terugbelt, toont aan dat het project hem nog altijd boeit: "The Whirling Ear stond jaren te verroesten in het uitgedroogde bassin op de Heizel. In 1968 werd het er zelfs 'gestolen', en... gelukkig maar! De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten hebben het op die manier kunnen beschermen tegen nog erger verval. Een eerste dringende restauratie was aan de orde. Calder kon het voortdurende uitstellen daarvan op een bepaald moment niet meer aanzien en stelde voor om zijn eigen werk, dat Amerika na de Expo aan België had geschonken, terug te kopen. Pas eind jaren '90 kwam er een akkoord tussen de Stad Brussel en de Koninklijke Musea om van het kunstwerk het visitekaartje van de buurt en van het Museum voor Moderne Kunst te maken. Het werk heeft nu zelfs een nummer in de bezoekersgids van het museum!"

Een boekje met het verhaal van de restauratie van de stalen basis en het bewegende deel in aluminium is uitgegeven bij Editions Lebeer Hossmann in Ukkel.
Ergens tussen beneden- en bovenstad kunnen vermoeide wandelaars weer rusten aan de rand van de vijver, lopen kinderen de boordstenen op en af, tekent de stad zich voor de forensen elke dag anders af. En het oor? Dat keert zich langzaam naar de geluiden van al die nieuwe generaties.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni