De kijkdoos van Wim Helsen en Bruno Vanden Broecke

Kurt Snoekx
© Agenda Magazine
02/11/2011
Wim Helsen schreef een tekst, Bruno Vanden Broecke verzon een titel, en een vijftiental try-outs later is de ruwe diamant geslepen tot een briljanten prisma waarin u onder een forse laag schuldig vertier de zelfkant van de wereld ontwaart. Een rondleiding door de fundamenten van het absurdistische universum van 'Gij die mij niet ziet'.

Als kleuter onzichtbaar worden voor de buitenwereld is een makkie: je houdt simpelweg je handen voor je ogen. In Gij die mij niet ziet, de eerste voorstelling die cabaretier Wim Helsen en acteur Bruno Vanden Broecke samen maakten en spelen, houdt een tweetal onzekere perfectionisten de deur angstvallig op slot terwijl het publiek zich de ogen uitkijkt in hun intieme absurdistische universum.

Vic (Vanden Broecke) en Leo (Helsen) zijn elkaars enige gezelschap terwijl ze wachten op de komst van de met veel Russische verwachting opgezadelde Natasha. Intussen timmeren beide vrienden aan hun imago tot de met verzinsels en wensdromen opgeblazen luchtbel op barsten staat. Wim Helsen: "Onder druk van de omstandigheden zijn ze gedwongen om uit die cocon te treden. Zeker wanneer er wordt aangebeld. Want dan moet er iets gebeuren. Dan moeten ze de werkelijkheid tegemoet treden."

Wat zich ontspint is niets minder dan een beckettiaanse strijd tussen de deurbel en de angst om open te doen. Of en hoe het precaire evenwicht tussen beide fantasten het overleeft, laten we graag in het midden. Het zou de orde in Absurdistan verstoren, dat land waar Jan Arends, André Hazes, Tolkiens Hobbit, gevleugelde ratten, stalkers, vermeende perforatordieven en 'Schleckie the Weckie', een hit-in-wording die verdacht veel wegheeft van 'Schnappi das kleine Krokodil', thuis zijn. En u, en u, en u...

Gij die mij niet ziet lijkt me in alle absurditeit een heel persoonlijk stuk.
VANDEN BROECKE:
De nagel op de kop, die observatie.
HELSEN: En het is nog veel persoonlijker geworden in de loop van de try-outs. Ik denk dat iets wat gemaakt is, of het nu een schilderij is, of muziek, een film, een boek of een toneelstuk, alle goeie dingen gaan altijd over degene die het gemaakt heeft. Maar dan zo vormgegeven of vervormd dat je dat niet onmiddellijk ziet. Alles wat die mens bezighoudt op dat moment, dat vormt de kern van het stuk. En daar moet je uit putten, want het is de enige bron waar je iets echts uit kunt halen. Wij zijn natuurlijk niet Leo en Vic, maar van alle neigingen waaraan die gasten ten prooi vallen, kan ik zeggen dat ik er ook last van heb. Alle mensen, denk ik.
VANDEN BROECKE: We schenken het publiek letterlijk een inkijk. Je dropt een stuk leven en een stuk ruimte in een theater. Dat kan wel tellen als je kwetsbaar tonen, als statement. Wij verschuilen ons achter de illusie van theater, achter de illusie van een fictionele tekst. Heel dat spel - wat hebben die gasten echt meegemaakt? zit er veel Bruno in Vic? zit er veel Wim in Leo? is dat hier uitvergroot of niet? -zodra dat begint te zinderen tussen het personage en de mens, tussen de echte situaties, de echte, levendige gesprekken die je kunt hebben op café en een fictioneel gegeven, een getheatraliseerde dialoog, zodra daartussen een vonk overspringt, dan zit het snor. Dan word je als publiek heen en weer geslingerd en blijf je geprikkeld.

Is het moeilijk om de plezante chaos op het podium te beheren?
VANDEN BROECKE:
Dat vergt veel ja, want het moet kloppen. Het is redelijk technisch allemaal, als een puzzel die je legt. De intentie waarmee je welke zinnen zegt, moet kloppen want ze staat rechtstreeks in verband met het effect dat je beoogt. Dat is voor een stuk trial and error, maar het is ook denkwerk.
HELSEN: En intuïtie. Vic en Leo hebben zich eigenlijk al schrijvend ontwikkeld. Als je dan samen gaat spelen, komt wat niet helemaal klopt bloot te liggen. Je volgt daarin je gevoel, je intuïtie om het geloofwaardig te houden.
VANDEN BROECKE: Het is een gigantische luxe om een dialoog te krijgen waar je je in kunt voortbewegen, een soort absurdistisch universum waarin je kunt meestappen. Da's een cadeau van Wim! Je kunt die hoofdbrok van het verhaal gaan beschouwen als een af ding, of je kunt het aftoetsen aan het publiek, waardoor het verhaal zich slijpt. Die tekst, die dialoog, dat universum is een beetje een prisma geworden, dat we langs alle kanten zijn beginnen bekijken om te zien langs waar we zouden kunnen inbreken zodat de lach, zodat die eerstegraadsreacties van het publiek rijker en geschakeerder worden.

De nasmaak van die lach is bitterzoet. In Leo's neiging om zich met zijn ziekelijke neiging tot perfectie te verschuilen achter wet, God en orde herken je het comfortabele excuus dat een dwingende ideologie of religie ons biedt.
WIM HELSEN:
Tuurlijk. In de meeste gevallen wordt een ideologie gedeeld door veel mensen. Leo heeft er zelf iets van gemaakt, waardoor het wat raarder en absurder wordt. Maar het klopt wel, ja. Ook in de manier waarop hij praat over God: als je iets hard genoeg wilt, dan krijg je het. Dat is een manier van kijken die nu ook erg in zwang is. Denk aan die slogan van Paris Hilton: 'Get more'. En als je het niet kunt krijgen, dan ligt het aan jezelf.
BRUNO VANDEN BROECKE: Dan heb je het niet verdiend.
HELSEN: Ik ken mensen die een extreem meritocratisch gedachtegoed hebben en daar zelf helemaal niet aan beantwoorden, maar wel de rest van de wereld en zichzelf daarop beoordelen. Dat is een zieke cirkel natuurlijk, maar die brengt wel een zekere orde aan en geeft dus houvast. Zolang je jezelf kunt wijsmaken dat je wel op de goeie plek zit in heel die structuur, kun je nog een beetje functioneren. Maar op den duur wordt je wereldje zo klein dat het wel heel steriel wordt.

Vooroordelen krijgen op die manier ook vrij spel. Zo leidt een onbeduidende perforatordiefstal plots tot het bedenken van een Arabische zondebok.
HELSEN: Leo is geen racist, denk ik. Hij haat iedereen evenveel. Hij is even bang van de hele buitenwereld. Maar hij plukt uit wat er is om gestalte te geven aan wat hij op dat moment aan verhaal nodig heeft. En dat doet hij zonder enige gêne, zonder enig bewustzijn van het feit dat het fout is. Vic is zich daar nog een beetje bewuster van. Hij weet nog dat je dat niet mag zeggen. Niet dat het niet kan, nee, dat je dat niet mag zéggen.
VANDEN BROECKE: Maar op het einde zegt hij toch ook (Kruipt in zijn rol): "Toch echt spijtig, al die schapen..."

Zit er in jullie ook iets van die extreme drang naar perfectie waar Leo en Vic aan lijden?
VANDEN BROECKE:
Ik denk dat Wim en ik daar stevig in verschillen. Ik werd ooit eens gevraagd om op de Groenplaats in Antwerpen wat liedjes te komen spelen. Mijn goesting om dat te doen was zo groot dat ik direct ja had gezegd. Ik had er drie voorbereid, en toen ik daar aankwam bleek ik er zes te moeten spelen. Dan heb ik ter plekke nog drie andere liedjes gebracht.
HELSEN: Drie versies van 'Schleckie the Weckie'! (Lacht)
VANDEN BROECKE: (Lacht) Nee, maar ik kende de tweede strofe van een nummer niet meer, sloeg die maar over en ging meteen naar het refrein. De mensen vonden dat wel grappig maar dat was helemaal niet zo bedoeld. Ik bevind mij nogal vaak in de situatie dat mijn goesting om iets te doen zwaarder doorweegt dan de afheid. Met die plaat nu - ik heb een plaat gemaakt - wil ik het allemaal voorzichtiger aanpakken. Dat heb ik trouwens een beetje van Wim geleerd. Ik heb wel wat dingen van hem opgestoken.
HELSEN: Niet noodzakelijk de goeie dingen...
VANDEN BROECKE: Daar gaan we niet over uitweiden. (Lacht) Maar ik denk wel dat jij behoedzamer bent in het presenteren van dingen, niet?
HELSEN: Ja, maar ook zoals jij, door met mijn kop tegen de muur te lopen, natuurlijk. Door aanvankelijk ja te zeggen en dan te zien dat het niet zomaar gaat. Maar er is een verschil tussen je werk slim en goed aanpakken en perfectionistisch zijn op het ziekelijke af. Ik heb die neiging wel in mij, ook om mij op te sluiten dan, om niet naar buiten te komen.

Op een bepaald moment ontspint er zich een haast beckettiaanse strijd tussen de deurbel en de angst om open te doen. Kunnen jullie wachten?
HELSEN
: Ik heb dat geleerd, ja. Ik had eens in Amsterdam afgesproken met Ad Visser (presentator van het legendarische programma AVRO's Toppop, ks) en ik was anderhalf uur te laat. (Lacht) Ja, ik had heel veel pech gehad. Toen ik daar aankwam, zei ik: "Sorry dat ik u zo lang heb laten wachten", en hij antwoordde: "Ah maar dat is niet erg, ik wacht nooit." Die had dus wel anderhalf uur op dat terrasje gezeten...
VANDEN BROECKE: (Zet stil een liedje in) Wachten, wachten, terwijl mijn leven hier verglijdt, in eenzaamheid, ik heb alle tijd om filosofisch te zijn, want ik moet nog waaaachten.
HELSEN: Is dat van u?
VANDEN BROECKE: Dat is van Geert en mij, zestien jaar.
HELSEN: Da's tof! Zing je dat op je plaat?
VANDEN BROECKE: Nee.
HELSEN: (Gespeeld verontwaardigd) Allez jong!
VANDEN BROECKE: (Proest het uit)
HELSEN: Da's toch keischoon! Zo simpel. Da's nogal... Jan Arends-achtig. (Na een korte stilte) Eigenlijk kan ik heel slecht wachten en heel goed wachten. (Lacht) Die middag met Ad Visser was best grappig, want even later passeerde daar ook André van Duin. Ja, echt! Die is dan bij ons komen zitten, een lieve mens. Een gekke middag eigenlijk. Ad Visser en André van Duin, dat zijn toch twee figuren van toen we echt heel klein waren. En dat blijken dan ook mensen ineens.
VANDEN BROECKE: En dan kwam plots ook André Hazes nog opdagen...
HELSEN: Ja! Die kwam uit een fruitpers gevallen!

wanneer: 3 > 5 november, 9 > 13 november en 15 > 19 november 2011
uur: 20.00 uur (13/11: 15.00 uur; 15/11: 12.30 uur)
tickets: €16/19

extra: 3 november 2011: avant première ten voordele van de G1000

---------------

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad, Podium

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni