Politiepatrouille Molenbeek

Met de wijkpolitie op domiciliecontrole in Molenbeek: 'Niet bang, wel voorzichtig'

Bettina Hubo
© Brussel Deze Week
20/01/2016

Minister Jambon (N-VA) wil weten wie waar woont in Molenbeek en stuurt daarom federale ambtenaren naar de gemeente. Een goede zaak? “Wij werken zelf sinds ruim een jaar aan een gedetailleerd huizenbestand,” zegt politiecommissaris Els Claus. “Maar alle hulp is welkom.”

C laus is sinds 2013 commissaris van Mettewie, na Centrum het grootste van de vier commissariaten in Molenbeek. Zestig man werkt hier, onder hen negen wijkagenten. De afdeling is bevoegd voor de wijken Mettewie en Marie-José, de hele westelijke helft van de gemeente zeg maar, gaande van de groene en residentiële Mettewielaan tot de grauwere en ruigere buurten aan Beekkant en Weststation.

Het commissariaat, gevestigd in een sympathiek, recentelijk gerenoveerd villaatje, ligt op de drukke kruising van de Gentsesteenweg en de Mettewielaan, naast het kerkhof. Vlakbij, aan de overkant van het kruispunt ligt de Begijnenstraat waar de veelbesproken jihadibroers Abdeslam hun café hadden.
Sinds duidelijk geworden is dat enkele daders van de aanslagen in Parijs uit Molenbeek kwamen, rust er een zware stempel op de gemeente. Meermaals werd gezegd, met name door buitenlandse commentatoren, dat het een zootje is in het dichtbevolkte Molenbeek en dat de politie geen zicht of vat heeft op wat er gebeurt. Minister van Binnenlandse Zaken Jambon (N-VA) kondigde gefrustreerd aan dat hij de gemeente ging opkuisen en federale ambtenaren zou sturen om te helpen met de controle van de adressen.

Gebeurt hier dan geen domiciliecontrole? “Zeker wel,” zegt Claus. “Het is een van de belangrijkste taken van de wijkpolitie. Vooraleer iemand op een nieuw adres in het bevolkingsregister wordt ingeschreven, doen wij een onderzoek. Dat zijn dus veel enquêtes want er wordt hier heel veel verhuisd. Alleen voor de wijken Mettewie en Marie-José waren er vorig jaar 6.720 onderzoeken.”

Bedoeling is te verifiëren of die persoon er werkelijk woont en met wie. Op die manier wordt ook uitkeringsfraude tegengegaan.

De wijkagent gaat altijd ter plaatse. “Je ziet vlug of iemand er echt woont,” zegt Claus. “Zelf doe ik ook nog een paar keer per jaar zo’n domicilie-enquête. Ik bekijk drie plaatsen – badkamer, slaapkamer en keuken – en weet genoeg. Zo was ik laatst in het appartement van een man die beweerde dat zijn Poolse vrouw sinds kort bij hem woonde. Maar ik zag alleen scheergerief en maar één tandenborstel. Dat zegt voldoende. Je hoeft echt niet in de la met ondergoed te gaan snuffelen. Een keuken met twee frigo’s wijst meestal op meerdere gezinnen. Ook een huishouden van twee met een slaapkamer waarin zes bedden staan, roept vragen op.”

Maar Claus erkent: “Illegalen treffen we zelden aan tijdens zo’n bezoek. Die slagen er meestal in om op tijd weg te zijn. Soms horen we achteraf wel van de buren dat er veel meer mensen verblijven dan aangegeven.” Toch kan zo’n domicilieonderzoek kostbare informatie opleveren. De enquête is immers bijzonder uitgebreid. De wijkagent maakt er gebruik van om heel het huis te checken, van binnen en van buiten. Hij noteert of de woning vanaf de straat toegankelijk is, of het een omgebouwde kelder of garage is, of er gas en elektriciteit is en of de bewoner een eigen bel, brievenbus en elektriciteitsmeter heeft. Bovendien noteert hij telefoon en emailadres van de bewoner en vraagt om het huurcontract te mogen inzien. Ten slotte bevat het enquêteformulier vragen over de staat van de woning: is ze niet te klein, overbevolkt, ongezond of gevaarlijk? Alles wordt genoteerd.

“Die laatste reeks vragen zijn zeer belangrijk want in Molenbeek zijn nog altijd veel huisjesmelkers. Als de agent ongezonde toestanden vermoedt, meldt hij dit bij de cel Huisvesting van de gemeente,” zegt Claus. Ook andere observaties sluist hij door naar gespecialiseerde diensten, zoals de cel Radicalisering. “Alle agenten en inspecteurs van zone West hebben vorig jaar een opleiding gekregen om signalen van radicalisering te herkennen, een vlag van IS aan de muur bijvoorbeeld, of een laptop waarop een filmpje van haatpredikers draait. De wijkagent speelt dus zeker een rol in de strijd tegen radicalisering.”

Opsporing
Alle gegevens gaan ook in het huizenbestand waarmee het commissariaat in 2014 begon. “Zo’n bestand is heel handig bij opsporingen. Je weet dan niet alleen wie op welk adres woont – die informatie vind je ook in het rijksregister – maar je krijgt ook door op welke verdieping die persoon woont en hoe het gebouw er in detail uitziet.”

Probleem is dat het huizenbestand nog lang niet volledig is. Alleen de informatie uit de domicilie-enquêtes van het laatste anderhalf jaar staat erin. Claus: “We hebben ook maar negen wijkagenten. Volgens de officiële norm is dat voldoende, maar Molenbeek is toch iets anders dan een plattelandsgemeente. Het zouden er meer mogen zijn.”

Claus verwelkomt dan ook de beloofde federale mankracht, die de wijkagenten administratief zou ondersteunen. “Het zal ons werk vergemakkelijken. Ons huizenbestand zal dan rapper in orde zijn.”

Tijd voor wat veldwerk. BDW mag mee op pad met wijkagent Mohamed Haik, op voorwaarde dat ook wij een kogelvrij vest aandoen. Molenbeek is immers geen plattelandsgemeente.

Haik is een ervaren agent, die al twaalf jaar werkt in de straten rond Beekkant en Weststation, het meest heftige deel van de wijk. Meestal gaat hij te voet op pad. Vandaag neemt hij de auto tot aan Beekkant, waar hij enkele domicilie-aanvragen wil controleren.

Onderweg kijkt Haik voortdurend links en rechts. Een verkeerd geparkeerde wagen die de doorgang hindert, mensen die niet thuis lijken te horen in de buurt, een auto vol jongeren die met keiharde Arabische muziek voorbijraast, alles heeft hij gezien. “Als wijkagent moet je zin voor observatie hebben, psychologisch inzicht, en ook verbanden kunnen leggen.”

Hij parkeert de witte politiewagen voor de sociale blokken van de cité Machtens en loopt naar de achterkant van een van de gebouwen. “Je moet altijd eerst de achterkant bekijken, met de garages. Dat levert voor ons vaak de interessantste informatie op.” Vanuit een donker hoekje komen drie jonge gasten tevoorschijn, die zich snel uit de voeten maken als ze de wijkagent hun kant op zien komen. Haik gaat er niet meteen achteraan. “Ik kijk alleen welke weg ze volgen en probeer hun silhouet te onthouden.”

Terug op straat belt Haik aan bij de persoon van wie hij de woonplaats moet controleren. De naam staat met een plakkertje vermeld naast de bel, maar er wordt niet opengedaan. “Sommige dagen vind je niemand thuis, soms lukt het meteen.” De regel is dat de agent een paar keer langsgaat, altijd onverwachts, en pas na de derde of vierde keer een berichtje achterlaat waarbij de persoon gevraagd wordt zich te melden op het bureau.

Haik probeert het in het volgende blok, een groezelig gebouw met honderd sociale woningen. De wijkagent is er een vaste gast. Het gebouw wordt al geruime tijd geplaagd door jongerenbendes die er joints komen roken en vandalenstreken uithalen. Voor hij het armetierige liftje naar boven neemt, checkt Haik dan ook even de kelder en het meterlokaal, de plekken waar de jonge gasten zich meestal ophouden. Deze middag is er niemand te zien.

Eigen slaapkamer
Op de vijfde verdieping loopt hij het smalle gangetje door een belt aan bij deur B10. Een Afrikaanse puber doet open. “Ja, mijn moeder is thuis.” Haik blijkt al een tijdje op zoek te zijn naar de oude vrouw die komt aansloffen. “Ik woon hier, echt waar,” zegt ze. “Maar ik heb geen eigen slaapkamer, die is voor de jongens, ik slaap in de living.” “Is dat niet lastig,” vraagt de agent bezorgd. “Jawel, maar wat wil je?,” antwoordt de vrouw gelaten. Haik weet voorlopig genoeg. Het flatje is vlug geïnspecteerd.

Terug buiten lopen we naar een auto die, vlak voor het gebouw, de doorgang bemoeilijkt. De deuren staan open en de twee jonge inzittenden praten en grappen met enkele omstaanders. Als ze ons -politie en pers – opmerken, wordt het toontje uitdagend. Of we weer negatief gaan berichten over Molenbeek? Haik blijft vriendelijk en kalm. “Ja, de wijkagent is oké,” geven de jongens toe. “Helemaal iets anders dan les noirs, les BAB.” Ze doelen op de zwarte auto’s van de anti-banditismebrigade, die hier de afgelopen weken en maanden vaak te zien waren.

Als we verder wandelen, legt Haik uit. “De anti-banditismebrigade heeft inderdaad minder tijd voor vriendelijke praatjes, die gaat kordater te werk. Wij, van de wijkpolitie, moeten een band opbouwen met de buurt en dus positief, vriendelijk en diplomatisch zijn, luisterbereid ook. Maar op tijd en stond streng en ferm, anders krijg je geen respect.”

Haik vindt zijn werk in deze moeilijke buurt soms zwaar, maar hij doet het graag. “En dat geldt voor al mijn agenten,” zegt commissaris Claus achteraf. Wat haar het meest geraakt heeft tijdens de recente discussies over Molenbeek, is dat de politie verweten werd bang te zijn en niet naar alle plekken te durven gaan. “Wij zijn niet bang, er zijn geen no-gozones, we komen overal. Onze wijkagenten gaan zelfs nog alleen op pad. Maar voorzichtig, dat zijn we wel.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sint-Jans-Molenbeek, Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni