Wonen in Brussel: Julot Verbeeck (86), pr-monument

Karel Van der Auwera
© Brussel Deze Week
24/03/2007
"Brussel was vroeger gezelliger dan nu, veel gezelliger. Zeker voor de Tweede Wereldoorlog. Wandelen van het Noordstation tot de Beurs: een plezier. Bioscopen, theaters, tavernes waar orkesten ten dans speelden... Het bruiste, het leefde, in elke wijk van de stad was er wel een cinema. Dat is allemaal zo goed als verdwenen. Ambiance: zo goed als nul." Julot Verbeeck (86), heeft 60 jaar lang in de showbizz gezeten en was gedurende 42 jaar pr-attaché van de Munt. Een monument. "Twee jaar geleden kreeg ik de titel 'Ereburger van de stad Brussel'. Dat ik ook Doctor Honoris Causa van de 'Orde van de Bloempansj' werd, deed me echter nog meer plezier."

Julot woont met zijn vrouw in Sint-Joost, maar geeft ons - noblesse oblige - rendez-vous in de schaduw van de Munt. In "Café de l'Opéra", een restant van het oude Brussel waarvan hij zo intens genoten heeft. Stijl, traditie, obers met strik. We nemen plaats bij het raam: de begankenis op het Muntplein, bekenden zien, het verveelt Julot nooit.

"Dit is sowieso een van mijn favoriete plekken, maar ook hier is het leven niet meer wat het ooit geweest is. Overdag zit er wel veel volk in de buurtcafés, maar is er 's avonds in de Munt geen opvoering, dan valt er bitter weinig te beleven. Alweer de tv, de dood van de steden."
"In de Munt zijn ze me nog steeds niet vergeten. Ik kom er twee keer per week, woensdag en vrijdag, altijd ligt er een enveloppe klaar met de persknipsels over de opera. Ook mijn raad is nog steeds welkom. Est-ce que tu crois que? Est-ce que si, est-ce que ça? Ik heb er onder drie directeurs gewerkt - Maurice Huisman, Gérard Mortier en Bernard Foccroulle - maar ook Peter de Caluwe heeft een luisterend oor. Voelen dat je de mensen nog steeds iets te bieden hebt, het is heel belangrijk. Anders zit je toch maar gewoon in je stoel."
Het houdt een mens ook jong. Z'n 86 jaren, ze zijn Julot allerminst aan te zien. Hij lacht: "Als de mensen me complimenteren, Ha, mais tu ne changes pas, dan antwoord ik gewoonlijk: C'est que je suis vieux depuis longtemps. Ik rij ook nog steeds met de auto, maar niet als ik naar hier kom. Dat doe ik met de bus. Veel makkelijker."

Toots Thielemans
Julot, het spreekt eigenlijk voor zich, is geboren en getogen Brusselaar. Een echte. En die zijn er niet veel meer. "Ik ben geboren in het Begijnhof, hier niet ver vandaan. Brusselser kan je moeilijk zijn. Mijn vader: een echte ket. Mijn moeder: een Luikse. Aanvankelijk woonden we in de Hoogstraat, vlak naast Toots Thielemans. Daarna zijn we verhuisd naar de Kunstberg, waar nu het gebouw van de Koninklijke Bibliotheek Albert I staat. Dat waren daar allemaal kleine huisjes, niets herinnert nu nog aan die periode."

"Thuis spraken we Frans, geen Brussels, want moeder verstond het niet. Maar merkwaardig genoeg was mijn dooppeter, Fons Devos -een kennis van moeder - volbloed Vlaams-Nationalist. Zijn appartement hing vol met foto's. De IJzer, AVV-VVK: Alles voor Vlaanderen - Vlaanderen voor Christus. Ik moest mijn nieuwjaarsbrief in het Vlaams voorlezen: Beminde peter... Hij kreeg dan steeds tranen in de ogen. Na de oorlog heeft hij problemen gehad, ik heb hem nooit meer teruggezien. Zijn twee dochters nog wel, vele jaren later in de Munt."

"Het is door mijn peter dat ik aangestoken ben door de liefde voor showbizz en theater. Hij had in de Trapstraat bij de Zavel een dancing, later een cinema, de 'Luminor', waar ik heel wat films gezien heb. Zelfs de films die Kinderen Niet Toegelaten waren. Dan keek ik van in zijn appartement, door een gaatje in de muur. Het lag bij hem thuis ook vol met professionele cinema-magazines, die ik allemaal verslonden heb."

"Cinema's zoals de 'Luminor' zijn nog slechts verre souvenirs. Net als die van het centrum: de 'Eldorado', de 'Plaza', de 'Marivaux', de 'Metropole'... De 'Varietés' ook, waarvan ik de opening nog gedaan heb met Yves Montand als eregenodigde. Een schande wat ze ermee hebben aangevangen, zo'n prachtige zaal. Nu is ze enkel nog goed voor de sloop, de ratten hebben te lang ongestoord hun gang kunnen gaan."

Club Charles Trenet
Zijn eerste stappen in de showbizz heeft Julot al zeer jong gezet. "Toen ik achttien was, heb ik in de taverne van het Palais des Beaux Arts, de "Charles Trenet Club" opgericht. Waarom Trenet? Omdat ik danig onder de indruk was geraakt van Charles' optreden kort daarvoor in de 'Alhambra', ook al van de aardbodem verdwenen. In 1940 heb ik van de Duitsers op het stadhuis een dansclubvergunning gekregen en ben ik daarmee naar de baas gestapt van 'L'Heure Bleue', een cabaret waar privévoorstellingen voor Duitse officieren werden gebracht. Ik heb het met de baas en orkestleider - Tony Jongenelen, een Nederlander, die zichzelf Tony Young noemde - op een akkoordje gegooid: de 'Charles Trenet Club' had zijn tweede locatie gevonden. We hebben Trenet toen ook gevraagd te komen optreden. Artiesten laten overkomen tijdens de oorlog, het mocht eigenlijk niet, maar Young had goede contacten met Duitse officieren en kreeg toch de toelating naar Parijs te gaan."

"Trenet wou het gratis doen, op voorwaarde dat ik een tweede betalend optreden voor hem kon regelen. Dat heb ik ook gedaan, in het Paleis voor Schone Kunsten. We hadden de truc gevonden, Young heeft me daarop voorgesteld zijn secretaris te worden en samen nog meer concerten te organiseren. Met succes, we hebben grote namen als Maurice Chevalier, Edith Piaf en Tino Rossi naar Brussel gehaald. Ook Django Reinhardt. Bij diens optreden in het PSK heb ik voor het eerst Toots Thielemans weergezien, die een grote fan was."
Mooie liedjes duren echter niet lang. Zeker niet wanneer het oorlog is.

"Op een bepaald moment is Tony naar Parijs gevlucht. Ikzelf bekocht mijn vrijpostigheid in 1944 met deportatie. Op een dag stopte naast de artiesteningang van de Munt een zwarte Citroën. Ik: Vous cherchez quelque chose? Antwoord: Vos papiers. Die bleken niet in orde en ik werd op de trein gezet naar Eberswald bij Berlijn. Daar heb ik 16 maanden als lasser moeten werken. Na mijn vrijlating heb ik Tony weergevonden in Frankrijk. In het uniform van Amerikaans officier. Nooit heb ik geweten wat zijn echte agenda was tijdens de oorlog."
"In Brussel ben ik Trenet opnieuw tegen het lijf gelopen. In het cabaret 'Le Grand Siècle', waar hij optrad. Hij kende me nog en heeft me prompt aangeworven als persattaché en secretaris. Onbezoldigd weliswaar, maar het was goed leven; heel wat beleefd on the road met Charles. Maar in 1947 is hij naar Amerika getrokken voor een lang contract en ben ik teruggekeerd naar Brussel. Aan de kost kwam ik als publiciteitschef van 'Week End', een Franstalig magazine, tot Lucien Fonson mij midden de jaren '50 teruggeroepen heeft naar het Koninklijk Circus, waar ik tijdens de oorlog al een beetje had gewerkt."

"Mijn grote kans kwam er in 1956: het Circus van Moskou. Fonson wou zich niet inlaten met die 'communisten', ik moest mijn plan maar trekken, kreeg heel de publiciteitscampagne op mijn schouders. Een zware last: we hadden geen geld in kas en het Circus was duur. Kwam er geen volk, was het een kleine ramp geweest. Maar het bleek een geschenk uit de hemel: daar heb ik definitief mijn reputatie gevestigd. En geraakte ik ook bevriend met Popov, die later de beroemdste clown ter wereld zou worden."

Freelance
Toen het Circus van Moskou in 1958 weer door Europa toerde en ook naar de Expo kwam, was Julot hun ambassadeur. Dat jaar legde hij eveneens goede contacten met Maurice Huisman en toen die in 1959 directeur werd van de Munt, vroeg hij Julot deel uit te maken van zijn ploeg. "Ik heb toegestemd op één voorwaarde: dat ik freelance mocht werken. Hij ging akkoord: ik kreeg mijn eigen bureau, alle faciliteiten van de Munt ter mijner beschikking en kon tegelijkertijd ook voor andere klanten werken. Er volgden grote promotiecampagnes zoals 'Kom terug naar de Opera' en 'De gala's van'. Huisman heeft beetje bij beetje van de Munt een modern bedrijf gemaakt. Maar opera zal helaas nooit populair worden, omdat de zitjes te duur zijn. Goedkoper kan het niet, er werken ten slotte ongeveer 500 mensen in de Munt, maar de mensen beseffen dat niet."

Voor Julot waren het gouden jaren. De Munt, maar ook Europalia, 20 jaar het Koninklijk Circus met als directrice Elisabeth t'Kindt. Koninklijk Circus waar hij ooit een python heeft laten draperen rond de nek van - toen nog - prins Albert. 'Le Théâtre des Galeries', waar hij zijn vrouw, Madeleine, die er secretaresse was, heeft leren kennen. De AB eveneens...
"De AB dat was de periode van de yéyé: Claude François, Sheila, Eddy Mitchell, Johnny Hallyday en consorten. Maar ook namen als Léo Ferré, Barbara, Edith Piaf, Gilbert Bécaud, Trenet, Moustaki, Adamo en zelfs Marlene Dietrich zijn door mijn handen gepasseerd. Dietrich, ongelooflijk, nooit een artieste gezien bij wie het kleed zo op het lijf gegoten was. Net alsof het erop geschilderd was."

L'Homme de la Mancha
Eén van de geheimen van Julot om het zolang te kunnen uitzingen: "Ik heb me nooit met de privé van de artiesten gemoeid. Ik ging nooit met hen op stap. Ik was vriend met hen, maar bleef discreet." Niet bemoeien met de privé, maar toch een valies vol anekdotes.
Over Bécaud bijvoorbeeld, die het leven langs twee kanten opbrandde. Whisky hijsen, roken als een Turk en achter de vrouwen aanlopen. "Ik weet nog hoe ik 's morgens in zijn hotelkamer aankwam om met hem naar de RTBF te gaan. Bécaud stond daar in zijn slip. In z'n bed een blanke en een donkere schone: hij had nog geen oog dichtgedaan."
Over Edith Piaf ook, die in de AB een duet zong met haar componist Charles Dumont: hij op het podium, Piaf achter de schermen terwijl ze aan het tricoteren was.

Een goede vriend: Jacques Brel. "Nog voor hij bekend was, heb ik hem geregeld gitaar zien krabben in 'La Rose Noire', een cabaretje in de Rue des Bouchers. Net als alle andere artiesten had Brel kleine kantjes, maar hij kon zich ook heel groot van hart tonen. Een straf voorbeeld. Omdat L'Homme de la Mancha zo'n triomf was geweest, wilde Huisman weer een musical-comedy op poten zetten: Le voyage sur la lune. Brel, die toen volop aan z'n filmcarrière aan het timmeren was en weinig tijd had, zou de teksten van de liedjes schrijven. Zijn pianist moest ze op muziek zetten. Hij kon maar één keer naar Brussel komen, voor de generale repetitie. Die generale: een ramp, niets marcheerde. Tijdens de pauze ging ik samen met Jacques naar het café, waar nu de Koninklijke Hoofdstedelijke Bibliotheek is. Hij wist dat het niet goed was, gebruikte mij als toetssteen. Ik zei hem vlakaf: Als we ermee doorgaan, maken we ons belachelijk. Na de pauze zijn ze zelfs niet meer herbegonnen. Geen reis naar de maan dus. Daarop heeft Brel een schitterende geste gedaan. Hij wist dat het de Munt financieel pijn zou doen en vroeg Huisman: Wat gaat het kosten en wat is mijn aandeel? Ze zijn een bedrag overeengekomen en Brel heeft het betaald, tot de laatste frank. Uniek. Chapeau."

Ieder op zich
Het zijn allemaal herinneringen, net als het oude Brussel dat is. "Ik mis het wel. De cinema's, de cafés met orkesten, de cabarets. De ambiance is weg. Maar er zijn ook zaken die ten goede veranderd zijn. Heel die internationalisering, het heeft Brussel wel degelijk vooruit geholpen; voorheen was het eigenlijk niet meer dan een uit de kluiten gewassen dorp."
"Van echte integratie is er echter nog geen sprake, al de gemeenschappen plooien sterk op zichzelf terug. Capitale de l'Europe, jawel, maar waar zitten al die Europeanen? De mooi vernieuwde Madoutoren zit vol met van die mensen, een duizendtal. Maar je ziet ze nooit. Ik weet niet waar ze zitten. In de cafés en de restaurants van de Leuvensesteenweg in elk geval niet. Ze hebben geen contact met de anderen en dat is spijtig. En de weekends moeten ze naar huis. Londen, Parijs, of weet ik veel. Ik ben voor de mengelmoes, maar ik denk dat we nog lang zullen moeten wachten voor de mayonaise echt pakt. Ook met de allochtonen."

"Bovendien zou het allemaal wat grootser mogen aangepakt worden. Het is een beetje van willen maar niet kunnen. Je voudrais bien, mais je ne peux pas. Er is geen geld. Ook op het vlak van cultuur ontbreekt volgens mij een globale visie. Het zijn eigenlijk allemaal losstaande initiatieven. Ik kom juist een interview te lezen met de verantwoordelijke voor de creatie van het paardenspektakel 'Cavalia'. Hij zegt vooraf contact te hebben opgenomen met de verantwoordelijke voor de grote evenementen in Brussel. Wie dat wel mag zijn, zou ik graag willen weten."


CT, CT, CT... C'était
In de hal van Julots woning prijkt het soort zuil waarop in Parijs het afficheren gebeurt. "Die Colon Moris was een geste van het personeel van de regie van het Circus. Vroeger hing ze vol met authentieke affiches, maar omdat ze versleten geraakten, heb ik de kolom laten behangen met namaak." Er is ook een bar, maar net zoals de Colon Moris: zuiver decoratie. Nooit wordt ze gebruikt.
In de leefruimte: een foto van Julot en zijn vrouw in de Dolomieten, op huwelijksreis. Van foto's die herinneren aan Julots gloriejaren en die van het Brusselse showbizzleven geen spoor. "Ik heb massa's foto's van bekende artiesten, maar waarom zou ik ze inkaderen of in albums plakken? Ik zie daar het nut niet van in. Die zitten allemaal in dozen en daar zitten ze goed."

Fetisjisme, verzamelwoede, het is duidelijk niet besteed aan Julot. Aan de muur hangen wel enkele doeken. Landschappen in de stijl van Cézanne. "Ze zijn geschilderd door Charles Trenet, die als tiener nog gestudeerd heeft aan de Academie van Berlijn. Die schilderijen betekenen veel voor mij, omdat het met Charles tenslotte allemaal begonnen is. Veel zijn ze niet waard, maar voor mij zijn ze wel van grote sentimentele waarde. Net als een schilderij van Vigny, die ik van Trenets moeder heb gekregen, of de tekeningen van de hand van Jean Cocteau, Serge Creuz en Jean-Michel Folon."

"Ik heb voor Trenet ook eens in Parijs een vernissage van zijn werk georganiseerd. In de Rue de Berry, met als vedette Mistinguett. Ik moest alles installeren terwijl Charles ging dineren. Bij het ophangen van de doeken merkte ik plots dat ze niet gesigneerd waren. Ik bel hem op, zeg hem: Charles t'as oublié de signer tes tableaux. Hij, droogjes: Spring bij de eerste de beste drogist binnen, koop een penseel en wat verf en zet CT op de doeken. Zo gezegd, zo gedaan. Toen ik in het restaurant aankwam en het hem zei, knikte Charles en begon hij op het papieren tafellaken te schrijven. CT, CT, CT, C'était... Een nieuw liedje was geboren. Die artiesten, ik zou er boeken kunnen over schrijven."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Samenleving

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni