Rudy Lahor c BOIC

Olympisch Festival: ‘De Belgen mogen fier zijn’

Tim Schoonjans
© Brussel Deze Week
28/01/2015

Het European Youth Olympic Festival (EYOF) groepeert momenteel jonge topwintersporters in Vorarlberg en Liechtenstein. De zeven Belgische deelnemers kunnen met Rudy Lahor (54) op een delegatieleider rekenen met een pak ervaring. Hij heeft onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1996 meegemaakt, en is nu al volop bezig met de Spelen van Rio de Janeiro in 2016.

"T oen ik in 1983 bij het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) aan de slag ging, was het nog een vrij klein huis,” vertelt Lahor. “Maar met de komst van competities als de Wereldspelen, het EYOF en de Youth Olympic Games zijn we moeten uitbreiden. Ook de werkdruk is toegenomen. Jaarlijks zijn er nu vijf à zes multidisciplinaire evenementen waarmee we te maken krijgen. En vergeet niet dat wij ook stages voor de sporters organiseren. Zowel voor jongeren als de elitesporters.”

Lahor maakte die evolutie mee vanuit het departement topsport, waarvoor hij altijd al heeft gewerkt. Zijn domein is het operationele luik: zorgen dat zaken als de verplaatsingen, het verblijf en de accommodatie voor de sporters op grote multidisciplinaire evenementen in orde zijn. Werk dat niet zo zichtbaar is voor de buitenwereld, maar niet te onderschatten is. Hij heeft in zijn lange carrière al heel wat herinneringen verzameld. Al was die eerste keer toch net iets specialer.

“De Olympische Spelen van Atlanta in 1996 zijn een hoogtepunt in mijn carrière, ja. Ik ontdekte voor het eerst het Olympisch dorpsleven. Een fantastische ervaring waar je van dichtbij ziet wat voor stress er bij komt kijken. Dat we toen twee gouden, twee zilveren en twee bronzen medailles hebben behaald was natuurlijk fantastisch.”

Sterke lichting
Lahor was er ook bij toen de eerste editie van het EYOF in 1991 plaatsvond, in Brussel. “Dat was het kindje van Jacques Rogge, die toen voorzitter was van het BOIC. Als drijvende kracht achter dat project wou hij het uiteraard in België organiseren. Het concept is een succes: jonge atleten kennis laten maken met de Olympische formule en de Olympische waarden, met opening- en sluitingsceremonie en medailles. En het is een gelegenheid om te zien hoe ver ze staan in hun discipline. De cijfers bewijzen het succes: we hebben al dertien zomeredities gehad en de wintereditie van dit jaar is de twaalfde.”

Aan die twaalfde wintereditie, die nog tot vrijdag 30 januari loopt, nemen zeven Belgen deel: zes skiërs en één kunstschaatsster.

“We hebben niet echt limieten opgelegd, de federaties hebben ons kandidaten voorgelegd. Uit het verleden hebben we geleerd dat het niet goed is zomaar kandidaten naar voor te brengen, we hebben dus vertrouwen in hun keuzes. Als ik naar de resultaten en behaalde punten van de selectie kijk, dan constateer ik dat we met een sterke lichting zitten.”

“Over verwachtingen ga ik me niet uitspreken. Dit is voor ons een eerste contact met die atleten en voor hen met een dergelijk groot evenement. Je mag hen geen extra druk opleggen. Ze moeten wel weten dat dit een belangrijke competitie is, dit is een hoogtepunt in hun nog jonge carrière. Voor mij is het interessant om te zien welke houding ze aannemen en hoe ze omgaan met stress.”

Kettingreactie
De Belgische delegatie is gegroeid van twee sporters in 2013 tot zeven dit jaar. Of dit betekent dat ook wintersporten in ons land aan een opmars bezig zijn, daar wil Lahor zich niet over uitspreken. “Dat er zes skiërs bij zijn, betekent dat er op dat vlak toch iets gebeurt. Op vlak van aantal deelnemers zijn we gegroeid, of het niveau hoger is, dat zal onder meer moeten blijken op het EYOF. Op basis van hun goede resultaten moeten we hen een kans geven.”

“Naast het sportieve kunnen de deelnemers ook aan culturele activiteiten deelnemen, maar ik merk dat ze dat steeds meer links laten liggen. Niet omdat het hen niet aantrekt, maar omdat ze zo gefocust zijn op hun prestaties. Dat toont dat de attitude en aanpak steeds professioneler wordt.”

Ook de omkadering van de sporters wordt steeds professioneler. Er wordt alles aan gedaan om hen zo goed mogelijk aan de start van hun wedstrijd te brengen. Zo is Lahor al bezig met de Olympische Spelen van volgend jaar in Rio de Janeiro. “Vorig jaar heb ik in april al een bezoek gebracht aan Rio, samen met Eddy De Smedt, de delegatieleider. Ik ben aangeduid als de tweede man, verantwoordelijk voor het operationele luik.”

“Tijdens dat werkbezoek hebben we onder meer naar de locaties van de stadions en logeermogelijkheden gekeken. In augustus ga ik terug. Zowat negentig procent van de atleten zal zich dit jaar moeten kwalificeren. Wij moeten nauwgezet aflijnen wat hun noden zijn, zien wie deelneemt, enzovoort. Na het zomerseizoen moeten we al een beeld hebben van de delegatie, zodat we het nodige kunnen doen.”

Na al die jaren onder de topsporters heeft Lahor ook wat van hun mentaliteit overgenomen. Hij leeft net als hen van tornooi tot tornooi en wil zo goed mogelijk presteren. De eisen zijn hoog en dat weet hij. Maar hij doet er alles aan om zoveel mogelijk stress weg te nemen bij de atleten en de condities zo ideaal mogelijk te maken. Met als doel om medailles in de wacht te slepen.

“Als je het horizontaal bekijkt, is er een evolutie in de prestaties van onze atleten. Jammer genoeg wordt dat niet altijd uitgedrukt in medailles. We halen bijvoorbeeld meer top-achtplaatsen, maar daar hoor je niet veel van. Dat zijn ook topprestaties. Intrinsiek wordt het moeilijker om een medaille te pakken op de Spelen.”

“Ik vind dat de Belgen fier mogen zijn. Onze sporters zetten heel wat knappe prestaties neer. Als alles meezit, zoals in Atlanta 1996 bijvoorbeeld, dan kan er heel wat gebeuren. Het lijkt soms op een kettingreactie. Maar dat kan ook in de negatieve zin. Ach, je moet dat kunnen plaatsen. Daarbij, dat is toch het mooie aan sport, hé.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Sport

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni