Nationalisme is iets irrationeels, geënt op angst, zegt historicus en voormalig journalist Rolf Falter, die een boek schreef over de communautaire geschiedenis van ons land. “Zo verzetten de Franstaligen, ook in Brussel, zich lang tegen de tweetaligheid omdat ze bang waren om Nederlands te moeten leren.”
©
Saskia Vanderstichele
"De belangstelling voor de communautaire kwestie kwam bij mij relatief laat op gang,” vertelt Rolf Falter in een café op het Luxemburgplein. “Zelf heb ik geen communautaire achtergrond, of toch geen typische. Ik ben het kind van een Duitstalige vader en een Nederlandstalige moeder, die samen Frans spraken. Maar het speelde niet in ons gezin. Ik ging in Leuven naar een Nederlandstalige school.”
Ook in zijn studententijd, eind jaren zeventig, had Falter nauwelijks te maken met de taalstrijd. “De Leuvense universiteit was al gesplitst. Wij, studenten, waren de wereld aan het verbeteren.” En toen hij vervolgens als journalist voor De Standaard ging werken, reisde hij de eerste jaren de wereld rond. “Ik trok naar Japan voor de begrafenis van keizer Hirohito en naar Duitsland voor de val van de Muur. Met zaken als Voeren hield ik me niet bezig.”
Dat veranderde toen hij overstapte naar de binnenlandredactie en daar in 1991 meteen geconfronteerd werd met een enorme regeringscrisis over kijk- en luistergeld en andere communautaire twistappels. “Ik realiseerde me dat ik de binnenlandse politiek nooit zou begrijpen als ik niet eerst het communautaire snapte.” Vanaf toen liet de kwestie hem niet meer los.
Zijn door de jaren heen verzamelde kennis over de taalstrijd en over het bredere communautaire conflict tussen Vlamingen en Franstaligen resulteerde in het boek Het verdeelde land, dat deze week verscheen, een pil van net geen zevenhonderd bladzijden.
In korte hoofdstukken schetst hij het communautaire verhaal, te beginnen bij het ontstaan van België in 1830 en eindigend bij de huidige, nogal paradoxale situatie waarin ons land geleid wordt door een Vlaams-nationalist. “België zit vol paradoxen,” zegt Falter. “Vanaf het ontstaan werd het einde van België verkondigd en toch gaan we binnenkort het tweehonderdjarige bestaan vieren.”
Is de taalstrijd het gevolg van een soort systeemfout bij de oprichting van België? Officieel was er taalvrijheid, maar Frans werd de bestuurstaal, terwijl de Nederlandstaligen in de meerderheid waren.
Rolf Falter: De kiem was natuurlijk aanwezig, maar niemand besefte het. Er was toen helemaal geen taalprobleem. De elite, de enige die stemrecht had, sprak sowieso Frans in deze contreien. Het Frans was als taal ook op het hoogtepunt van zijn prestige, het was de eerste taal, op de klassieke talen na, met een eigen grammatica en spelling.
Bovendien was de revolutie van 1830 een anti-Hollandse revolutie. Logisch dus dat alle pogingen van koning Willem I om het Nederlands hier te bevorderen meteen werden weggeveegd. Maar dat was niet bedoeld als een discriminatie of een bewuste onderdrukking van de Vlamingen, zoals de Vlaamse Beweging later zou beweren.
De Vlamingen, vaak ongeschoolde boeren en arbeiders die een waaier aan dialecten spraken, lieten het aanvankelijk gebeuren. Waarom kwam er op een gegeven moment reactie?
Falter: Omdat er toch een fout gemaakt is. Veel magistraten weigerden Nederlands te spreken, ook al begreep de beklaagde geen Frans. Dat heeft geleid tot enkele schrijnende situaties en later ook tot schandalen. Zo is er in 1872 de zaak-Schoep. Een Molenbeekse arbeider, Jozef Schoep, weigert zijn zoontje in het Frans aan te geven en krijgt daarvoor van de rechter een boete van zes maandlonen. Hij gaat in beroep, maar men verbiedt zijn advocaten in het Nederlands te pleiten.
De jurist Edmond Picard, de rijzende ster van de Franstalige balie, wordt erbij gehaald en die gaat in schitterend Frans de Vlaamse zaak verdedigen. Uiteindelijk mondt de hele kwestie uit in de eerste Vlaamse betoging in Brussel en de eerste taalwet.
©
Saskia Vanderstichele
| Rolf Falter: ‘Ahmed Laaouej hanteert een strijdtaal van zeventig jaar geleden, alsof N-VA ultrafascistisch is.’
We zijn hier vlak bij het Wiertzmuseum, waar de schrijver Hendrik Conscience tot aan zijn dood conservator was. Hoe belangrijk was zijn rol in de Vlaamse ontvoogding?
Falter: Ik heb me bij het schrijven van dit boek afgevraagd: waarom is het Nederlands, dat bij het ontstaan van België gedoemd leek om te verdwijnen, uiteindelijk blijven bestaan? Wel, Conscience heeft daar een grote rol in gespeeld, hij is de man in wie alles kristalliseert.
Hij was een Antwerpse onderwijzer, in het Frans en Nederlands opgeleid, die terechtkwam in kunstenaarskringen en begon te schrijven, eerst gedichten in het Frans, maar al gauw ook Nederlandstalig proza. Zijn grote inspiratiebronnen waren het middeleeuwse verleden en de gedichten van Jacob van Maerlant, die vijfhonderd jaar eerder al een prachtig Nederlands hanteerde.
Als progressief kunstenaar nam hij het op voor het gewone volk, dat volgens hem meer moest kunnen deelnemen aan de macht. In zijn grote roman, De Leeuw van Vlaanderen, klaagde hij de verfransing aan en promootte hij de Vlaamse taal. Dat laatste was belangrijk, want in die tijd was er nog veel discussie over hoe je die dialectentalen van het volk moest noemen. Nederduits? Vlaams? Nederlands kon niet, want de Nederlanders waren net buitengekieperd. Conscience gebruikte consequent de term Vlaamse taal en creëerde zo de notie Vlaanderen zoals we die vandaag kennen.
Wat heeft er nog toe bijgedragen dat het Nederlands niet verdwenen is?
Falter: Heel belangrijk was de uitbreiding van het stemrecht, waardoor taal een politieke factor werd. Eerst werd in 1848 het cijnskiesrecht aangepast, zodat nieuwe groepen – zoals Nederlandstalige schrijvers en onderwijzers – konden stemmen.
Het algemeen stemrecht in 1893 was de echte grote doorbraak. Het kiezerskorps werd vertienvoudigd en je kreeg plots een situatie waarin meer dan de helft van de kiezers werd bestuurd in een taal die ze niet begrepen. Door die evolutie gingen Brusselse politici van de grande bourgeoisie als Charles Woeste toch proberen wat Nederlands te spreken tegen hun kiezers.
Was Brussel van meet af aan een splijtzwam?
Falter: Nee. Brussel-Stad was dominant Nederlandstalig in 1830, maar de elite sprak – zoals elders – Frans, en Frans werd de bestuurstaal. Naarmate Brussel groeide en de ambtenarij zich uitbreidde, nam de verfransing toe. Er was trouwens ook vanuit de bevolking een spontane beweging om Frans te leren. Alleen zo kon je de sociale ladder beklimmen.
En dan kwamen er vanaf de jaren 1870 de taalwetten en de eis van de flaminganten voor een tweetalig Vlaanderen. Stilaan begon de frank bij de Franstaligen, ook in Brussel, te vallen: betekent dat dat wij Nederlands zullen moeten leren? De schrik zat erin en er kwam een afweerreactie. Nederlands, jamais, tweetaligheid, jamais.
Het verzet zou jaren duren, maar was uiteindelijk niet vol te houden. Zoals Gaston Eyskens zei: je kunt niet de hoofdstad zijn en niet tweetalig zijn. Begin jaren zestig werd de taalgrens vastgelegd, maar ook daarna waren er nog tal van conflicten, over die grens en over de faciliteitengemeenten.
Waarom hebben de Franstaligen zo lang geweigerd om Nederlands te leren?
Falter: Dat is psychologie. Frans was de taal van de wetenschap en de literatuur, Vlaams de taal van de boerkes, de katholieke boerkes nog wel. Nederlands leren zagen de Franstaligen als een vernedering opgelegd door de numerieke meerderheid van die boerkes. Het stond symbool voor machtsverlies.
©
Saskia Vanderstichele
| Rolf Falter bij de gedenkplaat voor Hendrik Conscience, die man die zijn volk leerde lezen, aan het Wiertzmuseum.
Tussen 1970 en 2011 zijn er zes staatshervormingen geweest. Hebben die de communautaire spanningen doen afnemen?
Falter: De staatshervormingen hebben daar zeker bij geholpen, omdat alles waar ruzie over werd gemaakt, gesplitst werd. Dat heeft geleid tot pacificatie. Het communautaire conflict doofde uit. Wat daartoe ook bijgedragen heeft, is het feit dat we allemaal zijn gaan reizen, bijvoorbeeld naar Kroatië en Catalonië. Door die verhalen te horen zijn we ons eigen communautaire verhaal gaan relativeren.
U zegt dat het communautaire vuur uitgedoofd is, maar de patstelling bij de Brusselse formatie, waarbij PS weigert in zee te gaan met N-VA, is toch een communautaire kwestie?
Falter: Ahmed Laaouej hanteert een strijdtaal van zeventig jaar geleden, alsof N-VA ultrafascistisch is. Is dat oprecht? Ik denk dat hij het communautaire gebruikt om zijn eigenlijke motief te verbergen. Ambieert hij een progressieve meerderheid? Of is het toch de angst om verantwoordelijkheid op te nemen voor die Brusselse puinhoop die moet worden opgeruimd?
Over die Brusselse puinhoop: hoe erg is het gesteld met het gewest en wat moet er gebeuren?
Falter: Brussel zinkt weg. De economische groei is heel zwak en het gewest verarmt zienderogen, onder meer als gevolg van de grote massa arme immigranten die we binnengehaald hebben.
Ik denk dat er een schoktherapie nodig is. Brussel verkeert in een noodsituatie, dan moet je noodmaatregelen durven te nemen. In Londen zie je echt overal migrantenwinkeltjes, hier minder. Misschien maken wij het voor zelfstandigen te moeilijk en moeten we zeggen dat starters de eerste vijf jaar geen belastingen hoeven te betalen.
‘Frans was de taal van de wetenschap en de literatuur, Vlaams de taal van de boerkes, de katholieke boerkes nog wel.’
Historicus
Is er ook een nieuwe staatshervorming nodig? Moet Brussel onder federaal toezicht komen?
Falter: Nee, een staatshervorming is niet het meest urgent. Ik denk ook niet dat het een goed idee is om Brussel onder federale voogdij te plaatsen. De Brusselse politici moeten de problemen zelf aanpakken, met hulp vanuit federale of andere hoek. Er wonen hier duizenden eurocraten. Betrek ook hen erbij, is mijn suggestie.
Het communautaire conflict en de opeenvolgende staatshervormingen hebben ons land heel veel energie gekost. Verloren energie?
Falter: Het straffe is dat de ruzies heel vaak gingen over futiliteiten, weliswaar met hoge symboolwaarde, zoals BHV of de faciliteiten. Intussen werden grote brokken bevoegdheden en geld overgedragen naar een ander niveau zonder dat er een haan naar kraaide.
Het communautaire verhaal is behoorlijk irrationeel, het berust op een diepe emotie die in meer of mindere mate in iedere mens zit. Je wilt je ergens thuis voelen en je omgeving voor een stuk onder controle hebben. Als dat begint te wankelen, ontstaat er heel snel angst. Conscience was bang omdat het Nederlands dreigde te verdwijnen, de Franstaligen waren bang dat ze plots Nederlands moesten leren. Allemaal communautaire identiteitsgevoelens, die meespelen in de politiek. Goede politici houden die gevoelens onder controle.
Uiteindelijk is België er wel doorheen geraakt.
Falter: Ons land heeft het vermogen om heel ver te gaan in pragmatische oplossingen. Samen met de Zwitsers zijn we zelfs het enige land met een dergelijke communautaire problematiek dat er zonder bloedvergieten vanaf is gekomen. We hebben een taalgrens getrokken en gemeenten van de ene zijde naar de andere overgeheveld. Elders waren daar ongetwijfeld tanks en kanonnen aan te pas gekomen.
Het verdeelde land is uitgegeven bij Lannoo, telt 696 pagina's, en kost 39,99 euro
Lees meer over: Brussel , Samenleving