Column

Marc Didden flaneert door de lockdown: 'De van leven ontdane binnenstad valt me zwaar'

© BRUZZ
18/04/2020
1674 Marc Didden2 crop

De komende weken fileert scenarist en columnist Marc Didden al flanerend de lockdown. Deel 1: Le flaneur arosé.

Wie zijn filmgeschiedenis een beetje kent, heeft beslist al eens gehoord van de erg korte Franse film L'arroseur arrosé. Hij werd in 1895 gedraaid door de gebroeders Lumière en is volgens sommigen niets minder dan de eerste echte fictiefilm.

Het verhaal, niet zeer ingewikkeld, gaat als volgt. Een tuinman besproeit zijn tuin met een tuinslang. Een kwajongen sluipt naar hem toe en gaat op de tuinslang staan. De tuinman snapt niet wat er aan de hand is en kijkt in de slang waar het water blijft. Nu stapt de jongen van de slang en wordt de tuinman in zijn gezicht gespoten. De jongen wil wegrennen maar wordt door de tuinman vastgegrepen en gestraft. Hierna gaat de tuinman weer sproeien.

Wikipedia voegt er voor de Vlamingen onder ons ook nog aan toe dat de originele titel 'De besproeier besproeid' betekent, al vind ik persoonlijk 'Poets wederom poets' of gewoon 'De fopper gefopt' ook kunnen.

U zal zich afvragen waarom ik dit voorgaande allemaal vertel. Wel, omdat ik mij op mijn zondagswandeling langs de voormalige Brusselse boulevards, en dat in naam van mijn dagelijkse bijberoep als flaneur, een beetje arrosé voelde. Of om het met Suske en Wiske-titel te zeggen: De gefopte flaneur.

Er viel namelijk niet veel te flaneren op Paaszondag 2020, want die geliefde bezigheid van mij behelst namelijk buiten het zogenaamde 'doelloos gaan' ook zeker nog het vrijelijk observeren van mens, dier en dingen. Het binnenstappen bij een tweedehandsboekenwinkel om daar een boek te kopen dat men al bezit en dus met plezier weer weggeeft aan de eerste vriend of vriendin die men op z'n flanage tegenkomt. Om daarna ergens in een uithoek van Elsene een glas en plas te doen in een Portugese bar. Maar vandaag, 12 april van dit vreemde en zo goed als verloren jaar, kom ik helemaal niemand tegen.

Het mooiste aan flaneren is dat je dat kan doen terwijl andere mensen écht leven en onderweg zijn van ergens naar ergens, naar iemand, naar iets. Want wij flaneurs zijn juist op weg naar nergens, naar niemand, naar niets

Marc Didden

Behalve de dronkaard aan wie ik met Kerstmis tien euro schonk en die mij nu, telkens wanneer ik hem tegen het lijf loop, zonder enige schroom om een blauw biljet van twintig vraagt. Ik weiger.

Hij drinkt nog eens van zijn XL-blikje Gordon Finest Gold en vraagt me dan om slechts één enkele euro. Ik vraag hem wat hij daarmee gaat doen. “De trein naar Charleroi nemen,” zegt hij op besliste toon. “Dan kom je er niet met 1 euro,” repliceer ik. En na een korte pauze stel ik een vraag: “Wat kost zo'n Gordon eigenlijk?” Hij heeft door dat ik hem doorheb en lacht. “Drie euro,” zegt hij. Ik geef hem er vier en flaneer verder. Of probeer dat te doen. Want in zo'n helemaal van leven ontdane binnenstad valt dat zwaar. Het mooiste aan flaneren is namelijk dat je dat kan doen terwijl andere mensen écht leven en onderweg zijn van ergens naar ergens, naar iemand, naar iets. Want wij flaneurs zijn juist op weg naar nergens, naar niemand, naar niets.

Dat je dan een straat kan inslaan of niet, dat je ergens gaat zitten op een bank en dat dan per toeval Firmin en Lore langskomen, of Mich en Maaike, of Paolo en Ludmila, of Herman, of Amelia. En dat je weet: ooit gaan die toevallige ontmoetingen weer gepaard met kussen en knuffels, met liefdevol wrijven over wederzijdse ruggen. De vraag van de dag: wanneer is ooit?

Niet dat die droevige lege boulevards tot enige romantiek inspireren. Hoe langer er aan de piétonnier gesleuteld wordt, hoe meer ik hem ga haten. Ik verbaas me er nog altijd over hoe volstrekt gedachteloos degenen die dat urbane wandelpad verzonnen hebben, te werk zijn gegaan. Was een grondige studiereis naar New York's High Line geen goed idee geweest? Of eens in Parijs gaan kijken naar de prachtige Viaduc des Arts, waar je van de Bastille tot aan de tip van het Bois de Vincennes zorgeloos tussen het groen kan wandelen.
Het had zo mooi kunnen zijn.

Hoe langer er aan de piétonnier gesleuteld wordt, hoe meer ik hem ga haten. Was een grondige studiereis naar New York's High Line geen goed idee geweest?

Marc Didden

1674 Marc Didden2

Om dat te denken hoef je zelfs geen nostalgisch type te zijn. Maar één blik op een beeld van meester-fotograaf Cas Oorthuys leert ons dat FC Vandaag toch duidelijk verliest van FC Gisteren, met een schaamtelijke 0-10. Iconische stadspleinen – Rogier, De Brouckère, Beurs – zijn nu niets anders meer dan wat groot uitgevallen kattenbakken.

Mijn groottante Josephine, die moeiteloos 104 is geworden, zou ze vast niet meer herkennen, ook al had ze tot haar laatste dag een geheugen van goud. Vlak voor ze heenging zong ze, volgens de verplegers van het rusthuis, nog een afscheidsliedje. Het was van de Brusselse volkszanger Jan De Baets en het klonk alzo: “In Brussel zaain groete boul'vards/Mè hoog hooize en brie' trottoirs/Mè chic hotels mè veul comfort/Van de Midi tot on de Nord.”

En gelijk had ze.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Column, culture

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni