Interview

Gedichtendag: Ramsey Nasr raakt weer onder de betovering van de poëzie

Kurt Snoekx
© BRUZZ
26/01/2022

Een vonkje ter grootte van een lockdown was genoeg om het schrijverschap weer in lichterlaaie te zetten. Met het uit isolement en verontwaardiging gepuurde essay De fundamenten, de bloemlezing uit eigen oeuvre Nasr compacter en het Poëziegeschenk Wij waren onder de betovering keert Ramsey Nasr na negen jaar en een triomftocht langs podia en het kleine scherm terug naar het schrijven. Meteen door de grote deur van Gedichtendag en de tienjarige Poëzieweek.

WIE IS RAMSEY NASR?

Geboren in 1974 in Rotterdam als zoon van een Nederlandse moeder en een Palestijnse vader

Wil acteur worden en trekt naar Studio Herman Teirlinck

Vervoegt na zijn studies Het Zuidelijk Toneel

Debuteert in 2000 als dichter met 27 gedichten & Geen lied, wordt in 2005 een jaar Stadsdichter van Antwerpen en tussen 2009 en 2013 Nederlands Dichter des Vaderlands en rijgt als schrijver de prijzen (onder meer de H.C. Pernathprijs, de E. du Perronprijs en de Gouden Ganzenveer) aan elkaar

Focust zich op zijn acteerwerk en wint twee Louis d’Ors (voor zijn hoofdrollen in The fountainhead van Ayn Rand en Hanya Yanagihara’s Een klein leven voor Ivo Van Hove/ Internationaal Theater Amsterdam) en een Gouden Kalf (voor zijn rol in de tv-miniserie I.M.)

Duikt in 2018 op in Over water, de fictiereeks van Tom Lenaerts en Paul Baeten Gronda, als kunstenaar Kain, die werk maakt dat verdacht veel lijkt op dat van de Brusselse kunstenaar Stephan Balleux

Neemt na negen jaar de pen weer op, met als resultaat het essay De fundamenten, de bloemlezing Nasr compacter en Poëziegeschenk Wij waren onder de betovering

“Met Nasr compacter wil mijn uitgever een nieuw lezerspubliek aanspreken, mensen die helemaal niet wisten dat ik ook dichter was. Ben,” vertelt Ramsey Nasr langs een Zoom-link vanuit Amsterdam. Was, ben: de twijfel is schijn. Negen jaar na Mi have een droom, de bundeling van de gedichten die hij tussen 2009 en 2013 schreef als Nederlands Dichter des Vaderlands, raapte Ramsey Nasr het stuurse draadje van zijn schrijverschap weer op. Alsof het nooit zoek was geraakt tussen het podium en het kleine scherm, waar hij als acteur met de ene prijs na de andere werd bedacht. Twee Louis d'Ors – voor zijn hoofdrollen in Ivo van Hoves bewerkingen van The fountainhead van Ayn Rand en Een klein leven van Hanya Yanagihara voor Internationaal Theater Amsterdam – en een Gouden Kalf – voor zijn vertolking van Ischa Meijer in I.M., de televisieadaptatie van Connie Palmens succesroman – hielden zich de voorbije twee jaar netjes in stilte bezig terwijl hun baasje ter vertering van de opeenvolgende lockdowns de pen weer ter hand nam.

Dat leidde in eerste instantie tot De fundamenten, een even urgente als ontluisterende dissectie van een gevoel, een land, een volk en het zelf, te midden van een pandemie die twijfelde tussen omen en belofte. Het soort boek waarvan je hoopt dat het zich nacht en dag als een vlammend manifest laaft aan de schenen van beleidsvoerders, die het algemeen belang hebben verpatst aan de vrije markt. Verbazing om wat daar aan ontwrichtend protest uit voortvloeit, kan je alleen veinzen.

Die verontwaardiging is in het oeuvre van schrijver en dichter Ramsey Nasr thuis. De zoon van een Nederlandse moeder en een Palestijnse vader put er in het vloeibare gebied waar identiteit en vrijheid aanhoudend rondwaren, botsen en struikelen, brandstof uit. Het is niet voor niets dat Nasr compacter – de bloemlezing die na het succes van De fundamenten nieuwe lezers op weg moet zetten naar de dichter naast de acteur – opent met 'Ik wou dat ik twee burgers was (dan kon ik samenleven)'. Met dat verschroeiende gedicht deed Ramsey Nasr in 2009 auditie voor de protocollaire functie van Dichter des Vaderlands. Om na de aanstelling vurig te waken over “dit volk dat zijn volk mist” in “een vaderland” als een “woestijn van oneindige vrijheid.”

DAS KABINETT DES DR. NASR
Een kleine 300 pagina's verder sluit Nasr compacter af met 'De dag kan komen', in 2019 geschreven naar aanleiding van het 75-jarige bestaan van uitgeverij De Bezige Bij, in de Tweede Wereldoorlog opgericht door het Nederlandse verzet. Met als laatste woorden: “Alleen hier, in weerloosheid zijn wij vrij.” Het is die reikwijdte die Ramsey Nasr tekent. In de breedte en de diepte, mee wankelend met de kunst. Niets ontziend, messcherp, maar met mededogen.

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, luidt het spreekwoord. Ramsey Nasr is niet dat soort dokter. Liever pulkt hij in het brekende hart en de pulserende wonde die een mens verteren en een gemeenschap versplinteren. Onderwijl legt hij verbanden en giet hij de fundamenten waarop een samenleving weer overeind kan krabbelen.

Dat wordt zelfs zichtbaar op Doctor Nasrs Wunderkammer, het Instagram-account dat je sinds 2017 vult met wonderlijke objecten: van fossielen en eerste boekedities over stereoglasplaten tot voorchristelijke keramiek en zelfs een opgezette purperglansspreeuw.
Ramsey Nasr: Of dit. (Toont een brievenhouder) Mij gaat het niet om het hebben. Ik verzamel geen nieuwe spullen die over twee jaar weer aan vervanging toe zijn. Sommige objecten hier houden het al tientallen, honderden, soms miljoenen jaren uit. Net die geschiedenis die ze in zich dragen, interesseert me. Deze brievenhouder komt hoogstwaarschijnlijk uit het Congo van de jaren 1930. Hij is gemaakt van malachiet, dat nog steeds wordt gedolven door de Congolezen. Een overblijfsel van koloniale tijden, hier zit letterlijk bloed, zweet en tranen in. Moet je dit verstoppen? Weggooien, omdat het niet meer bij ons hoort? Of moet je het bewaren? Om wat het is: gebruiksvoorwerp én geschiedenis, een verband tussen het verleden en het heden. En zo is het voor al deze spullen. Van de daguerreotypieën die ik als misschien wel enige overblijfselen van een leven koester tot de boeken en muziek die ik al van jongs af verzamel. Alles gaat in de constellatie van mijn leven een verband aan met elkaar, het ene gaat naar het andere verwijzen.

1784 Ramsey Nasr2

| Ramsey Nasr bloemleesde zichzelf voor ‘Nasr compacter’: “Als twintiger schaam je je niet om grote woorden uit te spreken. Vandaag zijn mijn woorden compacter, maar breder geschakeerd.”

Dat is ook het procedé van de schrijver. In De fundamenten is het de verzameling van vaak al gekende feiten die je maag doet keren.
Nasr: Precies, al die feiten zijn door andere, slimmere geesten genoteerd en bevestigd. Maar soms kan het verzamelen van die feiten iets nieuws opleveren. Ik ben nu de biografie van (de in 1769 geboren Pruisische natuurvorser en ontdekkingsreiziger, red.) Alexander von Humboldt aan het lezen. Zijn instelling was revolutionair in een tijd waarin meten, categoriseren, verzamelen en archiveren en vogue waren: hij bracht de feiten in verband met verbeeldingskracht. Dat uitte zich in de natuurbeschrijvingen die hij terugbracht van zijn reizen en die niet alleen een feitelijke weergave waren van wat hij zag, maar ook zo lyrisch waren dat ze anderen in vervoering brachten. Charles Darwin dweepte met Von Humboldt. Zonder hem had hij nooit zijn eigen theorieën over een levende, veranderende natuur, waar alles met elkaar in verband staat en alles elkaar beïnvloedt, kunnen bedenken.
En mij intrigeerde dat ook. Ik was graag de wetenschappen in gegaan, bioloog geworden, neerlandicus of classicus. Mijn vader had me graag eerst die piste zien verkennen. Maar soms is het goed om niet te volgen waar je goed in bent, maar wat je gelukkig maakt. Zo kies je dan toch voor toneel. (Lacht)

WANKELEN MET DE KUNST
“Waarom ik wilde gaan acteren? Heel simpel en niet zo idyllisch: ik wilde rijk en beroemd worden,” lacht Ramsey Nasr over zijn weg naar Studio Herman Teirlinck in Antwerpen. “Ik herinner me nog dat ik Jan Decleir zag staan, die net artistiek leider was geworden, en ik dacht: 'Oh, leuke man, even een praatje mee maken.' Tot afgrijzen van de vierdejaars. Ik had nog maar twee toneelstukken gezien in mijn leven, had geen idee wie Fellini en Pasolini waren. Thuis hadden we wel het filmkanaal, dus ik zag Eddie Murphy in 48 hours, Stallone in First blood, en ik dacht: ik weet wat ik moet weten. Op naar Hollywood! Nou, twee weken op de toneelschool en je beseft dat je in een heel andere wereld bent gestapt, die niks te maken heeft met al je dromen.”

Ik had nog maar twee toneelstukken gezien in mijn leven, had geen idee wie Fellini en Pasolini waren. Thuis hadden we wel het filmkanaal, dus ik zag Eddie Murphy in ‘48 hours’, Stallone in ‘First blood’, en ik dacht: ik weet wat ik moet weten. Op naar Hollywood!

Ramsey Nasr

“Pas op de Studio heb ik ervaren wat toneelspelen is. Dat is dus niet: rijk en beroemd worden. (Lacht) Ook mijn liefde voor de klassieke muziek heeft zich daar ontwikkeld. We kregen klassiekemuziekonderwijs, piano, gitaar van Wannes Van de Velde. Ik was een onbeschreven blad wat kunst en cultuur betreft. Maar het doet je beseffen dat dingen je soms ook aangereikt moeten worden. Dat het goed is dat die tienstrippenkaart voor studenten, waarmee je goedkoop naar de bioscoop kan gaan, ook als entreetje voor een balletvoorstelling of een museumbezoek kan worden gebruikt. Laten we eens gek doen en naar het Scheepvaartmuseum gaan. Of naar het ballet. Misschien verandert dat je leven.”

Daar ligt het potentieel van kunst, zoals je het in De fundamenten beschrijft, om je aan het wankelen te brengen, je uit de logische loop van je leven te halen.
Nasr: Inderdaad. Kunst is er niet om je te bevestigen in wat je al weet en hebt en kent. Kunst opent een wereld en een waarheid die complexer, meerlagiger zijn dan dat. Daarom is ze ook zo'n enorm gevaar voor populisten, want die willen je juist bevestigen in de onderbuikgevoelens die je hebt, die we allemaal hebben.

Was het ook op Studio Herman Teirlinck dat jij besefte dat kunst je de onzekerheid bood die je nodig had?
Nasr: Ik denk dat dat al eerder was, in de opleiding klassieke talen, in de middelbare school. Bij die twee dode talen, die geen functie meer hebben, geen nut, komt tegelijk een hele filosofie kijken, een raamwerk van denken, van verhalen, van mythologie. Dat, gecombineerd met een vak als oude geschiedenis, waarbij je over Hammurabi en Nebukadnezar leerde, over al die vergeten koningen en doodverklaarde goden, plaatst je in een context van onzekerheid. Van besef dat dingen tijdig zijn, eindig zijn, niet absoluut. Dat er hele beschavingen zijn geweest die hebben geleefd met Leda en de zwaan, Oedipus, het Argonauten-schip, en dat dat fantasie bleek. Die gekke ouwe Grieken, denk je dan, terwijl je tezelfdertijd beseft dat die verhalen kennelijk ooit een waarheid boden. Dat wankelen geeft juist houvast.

Tuurlijk, wij zijn de ruis. Wij zijn degenen die het verknallen. Dan schrijf je als oude Griek een maatschappelijk manifest – ‘en zó gaan we de polis inrichten’ – maar dan blijken er helaas ook nog mensen te zijn

Ramsey Nasr

Het schept een gevoeligheid die de deur kan openzetten voor het toeval, voor mogelijkheden?
Nasr: Dat is de reden waarom ik voorstander ben van klassiek onderwijs. Niet uit elitaire overwegingen – het zou niets te maken mogen hebben met hoge cijfers of IQ. Maar omdat je er iets aangereikt krijgt wat je verbeelding en je gedachtegang aanstuwt, wat duidelijk maakt dat er nog veel meer op de wereld is dan je vermoedt. Ik heb niks tegen religieus onderwijs an sich, maar daar gaat het om een waarheid. Dat absolute zit soms ook in het poëzieonderwijs. Geestdodend vind ik het wanneer een docent vertelt wat een dichter of dichteres met een gedicht heeft willen zeggen. Omarmend rijm, metrum, goed, dat is allemaal heel interessant, maar dat zijn maar de feitjes. Eigenlijk gaat het om het aanreiken van verbanden. Leg ze zelf. Vraag: waar gaat dit gedicht voor jou over? Waarom raakt het je? Anders neem je een vorm van aanraking of ontroering af. En laat het toeval spelen. Goede bevlogen docenten kunnen je dingen aanreiken die jaren later als motto over je werk hangen. Ik heb een docent Nederlands gehad die me Van Oudshoorn aanraadde: “Dat wordt niet veel gelezen, maar ik denk dat het iets voor jou is.” Fenomenaal! Of een docent Engels die wist dat ik acteur wilde worden en me toestond om toneelstukken op mijn leeslijst te zetten. Ging ik Pinter lezen. Lekker dunne boekjes, dat mocht. Terwijl de anderen op Dickens zaten te ploeteren. Zo schep je uit wat mensen je toevallig aanreiken een persoonlijk universum.

GROTE WOORDEN
Voor Nasr compacter mocht Ramsey Nasr in het persoonlijke universum van zijn vroegere dichtende ik duiken. “Dat was behoorlijk moeilijk,” vertelt hij. “Je denkt: 'Twee middagen selecteren, en die bloemlezing ligt er.' Weken en weken ben ik ermee bezig geweest! Door zo'n bloemlezing samen te stellen, krijg je medezeggenschap in wat overleeft. En dan wil je daar wel gebruik van maken. Maar het stelt je voor keuzes. Wat doe ik met een cyclus van zes gedichten waarvan ik er maar twee nog interessant vind? Of met gedichten die ik als Dichter des Vaderlands schreef en die vasthangen aan een bepaalde aanleiding, terwijl andere gedichten eenzelfde thema behandelen, maar wat meer losgezongen van de concrete werkelijkheid? En wat als je twijfelt? Dit was een harde les, hoor, een confrontatie met het feit dat het niet allemaal even goed was wat je schreef.”

1784 Ramsey Nasr

| De voorbije jaren acteerde Ramsey Nasr de pannen van het dak voor Ivo Van Hove en zijn Internationaal Theater Amsterdam. Na negen jaar, twee Louis d’Ors en een Gouden Kalf, nam hij de pen weer ter hand.

Dat kleine falen kan toch ook mooi zijn. Het ligt net zo goed op de weg die je heeft gebracht waar je nu staat.
Nasr: Tuurlijk. En er is nog iets anders. Die bloemlezing maak ik in de eerste plaats voor mezelf, ik bedoel: vind ik het nog goed? Maar niet alleen. Soms krijg je dan iemand die op de leeftijd zit waarop ik mijn eerste bundel schreef, een jonge twintiger, die het jammer vindt dat dat ene gedicht niet in de bundel zit omdat hij of zij dat je mooiste gedicht vindt. En ik schrap het juist uit mijn 'canon'. Als ik zelf nog een jonge twintiger was, zou ik nog wel met die grote thematieken bezig zijn geweest: genre Les fleurs du mal, de dood, het leven, de liefde, het lijden. Op die leeftijd vind je het fijn om dingen te groot aan te pakken, schaam je je minder om grote woorden uit te spreken. Elk verdriet is het grootste verdriet. Dat heb ik er nu vaker uit gelaten.

Nasr compacter zou je ook in die zin kunnen lezen: minder grote woorden, kleiner, intiemer omdat de poëzie door het leven naar de aarde is getrokken.
Nasr: (Denkt even na) Ja, dat is mooi omschreven. Misschien minder grote woorden, maar wel een bredere vocabulaire. Een groter compendium waaruit je kan putten. Breder geschakeerd. Je hebt niet alleen de eerste liefde meegemaakt, maar ook de tweede en de vierde. Ik heb als Dichter des Vaderlands verschillende in memoriams geschreven. Voor vrienden, bevriende dichters, voor Wannes Van de Velde… Als je jong bent, dan ben je onsterfelijk, en dan is je omgeving onsterfelijk. Vandaag groeien mensen op die zich afvragen wie Gerrit Komrij is. Dat vind ik onverteerbaar. De sterfelijkheid, de vergankelijkheid van alles.
Je hebt in de loop van het leven een breder compendium verzameld om dingen als verlies te kunnen duiden, een groter reservoir aan uitdrukkingsmogelijkheden. Dat gaat ten koste van iets, en dat is het grote gevoel. Het extatische is steeds moeilijker te benaderen. Omdat je meer referenties hebt.

Vandaag groeien mensen op die zich afvragen wie Gerrit Komrij is. Dat vind ik onverteerbaar. De sterfelijkheid, de vergankelijkheid van alles

Ramsey Nasr

Het is een beetje als de theorie die grote woorden kan genereren en de praktijk van het leven die ze onmogelijk maakt. Het heeft wat weg van de paradox die je beschrijft in De fundamenten: hoe je tijdens de stilte van de eerste lockdown de gemeenschap kon ervaren op het moment dat die er niet was. Misschien waren we met z'n allen de gemeenschap in theorie aan het belijden, tot de praktijk het weer overnam.
Nasr: Ja, dat is het. Het leven leek mooier, met dat verschil dat het leven ontbrak. Daarom was het ook een tijd voor reflectie en vond ik het zo belangrijk om het er op dat moment over te hebben. En dan niet alleen over hoe komen we hier nu uit? Nee, hoe gaan we hierna verder?

Maar stilaan sijpelde de ruis weer het leven in. Zijn wijzelf niet die ruis?
Nasr: Tuurlijk, wij zijn degenen die het verknallen. Dan schrijf je als oude Griek een maatschappelijk manifest – 'en zó gaan we de polis inrichten' – maar dan blijken er helaas ook nog mensen te zijn. (Lacht) Da's net zoals mensen zeggen: “Ah Italië, wat een prachtig land! Jammer van de Italianen.” Je kan dat net zo goed over Nederland of België zeggen. Wij zijn de ruis, de praktijk verpest het.

Te midden van die ruis ben je ook nieuwe poëzie gaan maken. Een nieuwe bundel is in aantocht, en tot die tijd kunnen we ons al warmen aan het Poëziegeschenk dat je schreef voor de tiende editie van de Poëzieweek. Waarom koos je voor een terugkeer langs de woorden van een ander: de intieme brieven van Vincent van Gogh?
Nasr: Nou, niet als een soort opstapje naar het echte werk of omdat ik koudwatervrees had. Het is gewoon een procedé dat ik al eerder heb gebruikt. Ik was op dat moment al bezig met een gedicht op basis van de brieven van Vincent van Gogh en kon daaruit putten om een cyclus van tien gedichten te maken. Ik put graag uit wat er al is. Zoals in 'Mi have een droom', waarvoor ik op basis van straattaal een eigen taal maakte. 'Dichter liefde' is dan weer gebaseerd op 'Dichterliebe', een cyclus van Heinrich Heine. Dat is de manier waarop ik graag werk. Niet om te parasiteren op andermans werk, maar om gebruik te maken van wat al bestaat. Dat is de humus.

Ik zie dat echt als een soort fundament van het leven. Je kan niet elke keer een nieuwe revolutie starten. Nederland is daar een beetje aan verslaafd, ook in de literatuur. De Tachtigers die de predikantenpoëzie van de negentiende eeuw kapotmaken via de tactiek van de verschroeide aarde, het heeft waanzinnige literatuur opgeleverd, maar wat daarvoor kwam is niet noodzakelijk het ultieme kwaad. Er zijn prachtige gedichten van Nicolaas Beets, Willem Bilderdijk, Potgieter… Je moet zoeken, maar dat moet je altijd. Alles altijd overboord gooien, dat is the easy way out. Vandaag ook: het eenvoudigst en het populairst is alles cancelen en opnieuw beginnen. Ja, we moeten opnieuw beginnen, maar je gaat niet opnieuw het vuur uitvinden. Dat zou zonde zijn, en erg onpraktisch.

Ik snap dat je de Gouden Eeuw niet meer zo wilt noemen, omdat ze gebaseerd is op slavernij, op de Vereenigde Oostindische Compagnie. Maar het heeft ook geen zin om het de Zwarte Eeuw te gaan noemen. Alles altijd overboord gooien, dat is the easy way out

Ramsey Nasr

Ik snap dat je de Gouden Eeuw niet meer zo wilt noemen, omdat ze gebaseerd is op slavernij, op de Vereenigde Oostindische Compagnie. Maar het heeft ook geen zin om het de Zwarte Eeuw te gaan noemen, omdat ze de Nederlanden eenvoudigweg enorm veel voorspoed heeft gebracht. Door die voorspoed kregen schilders als Rembrandt en Vermeer en Frans Hals enorme opdrachten. Je kan tegelijk erkennen: dat is onze rijkdom en dit is de schilderkunst waar we trots op zijn, én dat alles in een ander daglicht zetten: mooie schilderijen, maar deze man… nou, misschien niet eens 'maar'. Mooi schilderij én deze man was een van de grootste slavenhouders in zijn tijd. En hij heeft zijn rijkdom en dus ook dit portret verkregen via de slavenhandel. Kan je daarmee nog van het schilderij zelf genieten? Jazeker. Maar je kan het niet meer doen vanuit een soort magisch denken dat onze rijkdom en onze liefde voor kunst uit het niks kwamen. En daar is dit (toont de brievenhouder) een uiting van.

Door van die 'maar' een 'en' te maken, van de tegenstelling een nevenschikking, leg je de fundamenten bloot, wat een gemeenschap nodig heeft om te kunnen functioneren.
Nasr: Precies. En daarom wilde ik in dit boek de scheiding bevragen tussen de culturele sector, kunstenaars, 'de Grachtengordel' zoals dat dan genoemd wordt en de PVV'er, Forum voor Democratie, de boerensector, mensen die het liefst alle cultuursubsidies afschaffen. Ik kon niet mezelf buiten de vergelijking houden. En je kan ook niet blijven zeggen: “Ja maar dat zijn onderontwikkelde mensen. Naar PVV'ers hoeven we niet te luisteren, die haten sowieso al dat wij bestaan.” Ja, ze willen de cultuursubsidies afschaffen. Maar wat doen we met de ongemakkelijke gedachte dat de mankementen die zij in onze democratie, in ons systeem constateren weleens overeenkomsten zouden kunnen vertonen met de mankementen die wij zien? Iedereen bekijkt het vanuit zijn eigen belang, vertrekt van zijn eigen smaak, ontwikkeling en taalgebruik. En we maken andere analyses en reiken andere oplossingen aan. Maar wat als onze onvrede over hoe we geregeerd worden nu eens dezelfde is? Wat als blijkt dat we elkaar weleens zouden kunnen begrijpen in onze noden en wensen? De voortdurende tegenstelling, de antagonisten die in praatprogramma's altijd tegenover elkaar worden gezet, dat is juist waar Nederland aan kapotgaat. Alsof je altijd alleen maar de keuze hebt uit twee smaken. Dan vind ik de nevenschikking interessanter.

GEDICHTENDAG
27/1, 20.00, Beurscafé, www.passaporta.be

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni