Willy Vandermeeren expo Mobilia Atomium

Mobilia toont eeuw design van Belgische architecten

Elien Haentjens
© Brussel Deze Week
26/02/2014

In de loop van hun carrière bewandelen heel wat architecten ook het designpad, en dat levert vaak een boeiende wisselwerking met hun architectuur op. Hoe Belgische architecten hun visie de voorbije eeuw in designobjecten vertaalden, kom je tot 15 juni te weten in het Atomium.

M et Mobilia breit de organisatie Archives Design Projects een vervolg aan zijn succesvolle reeks tentoonstellingen rond Belgische architectuur en design in het Atomium. “Tot nu toe werden design en architectuur altijd apart getoond, maar daar brengen we met deze expo verandering in,” stelt projectverantwoordelijke Erik Haemers. “Met Mobilia willen we de Belgische designgeschiedenis uit de doeken doen aan de hand van architectuur. De expo wil een ontdekkingsreis zijn voor het grote publiek doorheen de tijd, en is opgebouwd rond thema’s als toegankelijkheid, assemblage en flexibiliteit. Om een waarheidsgetrouwe staalkaart te kunnen bieden van de Belgische creativiteit vond ik het belangrijk om de diversiteit, de rijkdom aan vormen en materialen, in de verf te zetten. Zo begint de expo bijvoorbeeld met een reeks van drie stoelen waaronder de Stoel (1895) uit het Huis Van Eetvelde van Victor Horta en de Bone-chair (2010) van Julien De Smedt. Die combinatie legt meteen heel wat contrasten, die tekenend zijn voor de geschiedenis en de verandering binnen het beroep, bloot. Van de stoel van Horta met zijn typische, natuurlijke rondingen zijn er wellicht slechts enkele met de hand gemaakt, terwijl van de eerder hoekige stoel van De Smedt wellicht een duizendtal, industrieel vervaardigde exemplaren het levenslicht zullen zien.”

Dat Mobilia begint met een stoel van Victor Horta heeft nog een andere reden. Het waren namelijk vooral de art-nouveauarchitecten die extreem ver gingen in het afstemmen van het interieur en het meubilair op de architectuur. Ze zagen hun architectuur dan ook meer en meer als een totaalkunstwerk. Zo kan je bijvoorbeeld in het huis van Victor Horta aan de Amerikaansestraat nog goed zien hoe hij alles tot in de puntjes uitwerkte en op elkaar afstemde. En ook Henry van de Velde zag zijn eerste woning, Huis Bloemenwerf in Ukkel, als een totaalplaatje: niet alleen de trap, de eettafel en kasten waren van zijn hand, maar zelfs de deurklinken, het servies en de kleding van zijn vrouw.

Sindsdien zijn architecten niet meer gestopt met het ontwerpen van – ingebouwd – meubilair, al wordt er tegenwoordig wel minder strikt omgesprongen met het dogma ‘één architect, één huis, één stijl’. “Aangezien er tegenwoordig zoveel keuze is op vlak van design, ontwerpen de architecten niet altijd alles zelf, maar plaatsen ze soms ook gewoon bestaande meubels in hun gebouwen. Anderzijds creëren de architecten de meubels hoe langer hoe minder louter voor één gebouw. Vaak gaan ze in productie, en komen ze als design–object op de markt. Denk bijvoorbeeld aan de Totem-kast van Vincent Van Duysen voor Pastoe, of de stoel en tafel van Bob Van Reeth die zowel in het café van het voormalige Zuiderpershuis in Antwerpen stonden als in de Sint-Sixtusabdij in West-Vleteren en sinds enkele jaren door De Zetel op de markt gebracht worden. Op die manier bouwen de architecten vandaag met hun design dus gewoon aan een tweede carrière, die naast hun werk als architect staat. En wordt het design ook toegankelijk voor het grote publiek,” vertelt Erik Haemers. “Soms genieten ze daardoor met hun meubels zelfs meer faam dan met hun architectuur. Denk maar aan de chaise longue van Le Corbusier of de stoel van Breuer.”

Meer toegankelijk
Wel een constante in de eeuw design- en architectuurgeschiedenis die Mobilia ons voorschotelt, zijn de verbanden die aan het licht komen binnen het oeuvre van een architect. “Wat deze objecten zo boeiend maakt, is dat de stijl van de architect er meestal onmiskenbaar in terug te vinden is. Zo stralen de meubels van Glenn Sestig bijvoorbeeld perfect zijn hang naar weelderige luxe uit, terwijl we in de meubels van Vincent Van Duysen net zijn voorkeur voor sobere luxe terugvinden. Of bezitten die van B-architecten dezelfde vrolijke, frisse blik op design die ook hun architectuur kenmerkt,” stelt Haemers.

Maar ook de meer filosofische visie van een architect kunnen we vaak uit de meubels afleiden. Zo komt de voorkeur voor een tijdloos minimalisme terug in al de projecten van Bart Lens, of het nu om meubels, stadsontwikkeling of architectuur gaat. Of geeft het architectentrio De Vylder Vinck Taillieu zowel in hun architectuur als design een grote keuzevrijheid aan de eindgebruiker. Tegelijk leunen hun meubels vaak dicht aan bij conceptuele kunst, en zijn ze dus niet voor het grote publiek bestemd. Terwijl iemand als Willy Van Der Meeren zowel met zijn architectuur als bijvoorbeeld met zijn T2-tafel (1950) design net toegankelijk wilde maken voor het grote publiek. “Dat is trouwens ook de ambitie van deze expo. Daarom hebben we op de derde verdieping enkele meubels geplaatst die de bezoekers kunnen aanraken en uittesten. Zo willen we hen stimuleren om hun ideeën over design als iets duur en afstandelijk te laten varen,” besluit Haemers.

Mobilia

data: tot 15/6, elk dag van 10 > 18.00

waar: Atomium

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni