Nicolas Provost, de poëet achter The Invader

Niels Ruëll
© Agenda Magazine
23/11/2011
Na de première in Venetië veroverde The invader festival na festival. Maar op Brusselaars gaat de eerste langspeelfilm van beeldend kunstenaar Nicolas Provost de grootste indruk maken. Ze dreigen na het zien van de film dagenlang door de stad te lopen met het gevoel een personage in een film te zijn.

Een Afrikaanse drenkeling belandt in Brussel, keert mensenhandelaars de rug toe en stelt al zijn hoop op een ravissante zakenvrouw. Maar ook die hoop blijkt vals en de charismatische man glijdt steeds dieper weg in de nacht. Je kunt The invader samenvatten, maar dat geeft nauwelijks aan wat de eerste langspeelfilm van Nicolas Provost met de kijker doet. Noch wat de kijker met de film doet. Maar laten we de Brusselse beeldenstormer vooral zelf aan het woord laten.

In de openingsscène wandelt model Hannelore Knuts naakt over het strand tot bij een oersterke Afrikaanse drenkeling. Het is een kunstwerkje op zich. Is zo'n straf begin niet hinderlijk voor het vervolg?
Nicolas Provost: Ik vind het super dat jij je die vraag stelt. Ik heb nooit aan de opening getwijfeld. Ik speel in mijn werk altijd met het verwachtingspatroon. Na de openingsscène volgt een al even gelaagde en symbolische tunnelsequentie. Ik doe mijn ding als beeldend kunstenaar. Maar wat krijg je na de tunnel? We zijn in nachtelijk Brussel beland en een normaal, klassiek filmverhaal ontvouwt zich. Dit vind ik experimenteel: een heel simpel, universeel, bijna archetypisch verhaal nemen, maar daar genoeg ruimte rond creëren zodat ik mijn poëzie kan binnensmokkelen, en kan spelen met de filmgrammatica, de codes en verwachtingen. Die extra ruimte is er ook voor de kijker: hij heeft tijd om naar beelden te kijken en na te denken.

In het begin denk je aan een sociale film over migratie, vervolgens aan een thriller. Keer op keer gaat de film niet de kant op die je verwacht. Ook naar het hoofdpersonage kijk je voortdurend met andere ogen.
Provost: Ik schreef voor Issaka Sawadogo én wou een actueel klimaat. Met een zwarte Afrikaan in de hoofdrol kom je snel uit bij de hebzucht van het kapitalisme of de migratiepolitiek. Alleen wou ik niet het zoveelste sentimentele portret van de lijdende migrant die onze compassie verdient. Ik schuif die context naar de achtergrond en maak van hem een antiheld. De antiheld leunt het dichtst aan bij de echte mens. Hij zit vol contradicties zoals ook een gezonde mens vol contradicties zit en dweept met zijn demonen. De antiheld die wanneer het al te laat is alsnog probeert de wereld met een kleine heldendaad te redden, dat vind ik erg ontroerend.

De eerste helft krijgen we de tijd om van hem te houden. Wij zijn hem. Na een kantelmoment, beginnen we te twijfelen aan zijn intenties. Als het meezit, beseffen we dat het over ons gaat en over de manier waarop we ons op de invader projecteren.

Vertrouwde locaties blijken plots magnifieke decors zoals we ze kennen uit Amerikaanse films. Wat had u aan Brussel?
Provost: Ik heb in Brussel een universeel, kosmopolitisch decor gevonden dat je zo vaak ziet in de cinema. En cinema wordt nog altijd gedomineerd door de Amerikaanse filmtaal. Ik wou dat een Noord-Amerikaan zich met de locaties kon identificeren. Brussel is gelukkig een zeer filmische stad. Je vindt hier alles om cinema mee te maken. Je kunt hier New York, Londen of Parijs van maken. Alleen voor het aartslelijke geel van de straatverlichting moet je een oplossing vinden.

Mijn ploeg werd zot toen er na drie maanden zoeken nog steeds geen restaurant gevonden was. Ze vonden waarschijnlijk al dat ik de onmogelijke kunstenaar uithing met mijn zeer specifieke eisen. Maar decor is toch zo belangrijk. En we hebben het ideale restaurant uiteindelijk gevonden: de Sea Grill. Alsof je een filmdecor binnenstapt. Het is er perfect uitgelicht. Aan de muur hangt kunst, zoals in zoveel Amerikaanse films én er ligt overal tapijt.

Tapijt?
Provost: Ik wou veel tapijt in de film. Tapijt doet dromen. Tapijt laat de personages toe om zich geruisloos te verplaatsen. De films van Lynch, Kubrick en Hitchcock zitten vol tapijt.

Hoe slaagt u er in om vertrouwde Brusselse gebouwen, zoals Brasserie Vandenheuvel, zo te filmen dat je er schrik van krijgt?
Provost: Dat gebouw is gewoon verschrikkelijk spooky met die passerelle en het braakland. Het doet mijn verbeelding op hol slaan telkens als ik er voorbijrijd.

Maar in andere gevallen creëert u die dreiging en sfeer toch?
Provost: Dat is een combinatie van verschillende factoren. We hebben veel lange lenzen gebruikt en filmen van de overkant van de straat, zoals de Amerikanen. Het geluid is cruciaal. Je denkt dat er niet veel gebeurt, maar er gebeurt wel veel. We letten op de kleur van de toevallige passanten of de symmetrie van de voorbijrijdende auto's. Trage zooms helpen. Is er geen budget om zelf licht te maken, dan moet je maar zoeken naar plaatsen en tijdstippen waarop het licht een beetje magisch is en doet dromen. Ook de emotionele staat waarin de kijker ondertussen verkeert, speelt mee. En de referenties naar cinema.

Onbewust denken we in termen van film?
Provost: De mens is geconditioneerd door film. We zijn met film opgevoed, vooral met de Amerikaanse film. Dat zit in ons hoofd. We zijn allen een deel van het collectieve filmgeheugen. Film heeft ons dezelfde dromen gegeven. Want voor mij is film duidelijk een droommachine. Een droommachine die ons linkt, en dát vind ik fascinerend. Zet twee beelden tegenover elkaar en iemand ziet er meteen een derde bij, en aan de andere kant van de wereld ziet men precies hetzelfde.

Mijn werk werpt ook de vraag op in welke mate de werkelijkheid door fictie beïnvloed wordt. De flikken op Times Square hebben niets te doen, maar ze lopen allemaal rond als in een film. Ze zijn flik geworden omdat ze de films gezien hebben. Dat vind ik zeer fascinerend.

Als geen ander kunt u uit de werkelijkheid beelden plukken die pure fictie lijken te zijn.
Provost: Ik denk dat fictie en realiteit elkaar evenveel beïnvloeden. Ik heb de indruk dat ik aan het mediteren ben op momenten dat ik tussen fictie en realiteit zweef. Dan ben ik full alert in mijn eigen wereld. Die mooie momenten zoek ik in mijn werk op.

Times Square is een makkelijk voorbeeld. Daar moet je maar even rondkijken met een lange lens en je vindt het ene personage na het andere. Ik kijk zo uit naar het moment dat ik een film kan maken op mijn eentje. Dan zou ik de gelukkigste mens ter wereld zijn en niets anders meer doen dan films maken. Het is mijn droom om op pad te gaan en mensen die mijn verbeelding prikkelen te filmen en volgen zonder dat ze het weten. Dat heb ik in New York en Las Vegas al gedaan voor de Plot point-trilogie. Maar voor een langspeelfilm zou ik de mensen op den duur toch moeten aanspreken. "Jij zit in mijn film. Jij bent zo'n personage aan het worden. Kunnen we elkaar terugzien om nog meer scènes te draaien?" Ik geloof echt dat je zo'n film kunt maken. Ik zou graag de eerste zijn om het te doen.

zalen: Arenberg, Kinepolis

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Film

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni