Palestijnse regisseur Elia Suleiman: ‘Cinema staat voor samenhorigheid, troost en vriendschap’

Niels Ruëll
© Agenda Magazine
06/03/2013
De Palestijnse regisseur, scenarist en acteur Elia Suleiman is in Brussel voor een seminarie over experimentele speculatieve vertelvorm en dat blijft niet onopgemerkt. Cinematek vroeg hem om een carte blanche programma samen te stellen, Bozar voor een speciale avond met documentaires en onuitgebrachte films. “Ik ben een onderzoeksobject dat ik bestudeer,” lacht Suleiman. Zo stil de films, zo spraakzaam de maker.

Met gevoel voor humor, talent voor weemoed en oog voor beeld filmt Elia Suleiman de absurditeit van het bestaan. Het bestaan dat hij het best kent, is dat van hem. Geboren en getogen in Nazareth kan hij het niet helpen dat zijn geschiedenis gekleurd is door het complex en vaak mis begrepen Palestijns-Israëlisch conflict. Suleiman is vaste klant in Cannes sinds hij er in 2002 de juryprijs wegkaapte met Divine Intervention.

Een seminarie over experimentele speculatieve vertelvorm brengt u naar Brussel. Theoretiseert u graag?
Elia Suleiman: Ik kan er niet om heen. Een behoorlijke dikke conceptuele laag is inherent aan mijn films. Ik vind het zinvol om het esthetisch terrein met kritiek en analyse te vervolledigen. Een ontmoeting met het publiek zet me aan tot zelfevaluatie. Ik behoor niet tot de school van filmmakers die een film uitspuwen en meteen aan de volgende beginnen. Na de voltooiing van een film word ik toeschouwer van mijn film. Ik probeer hem samen met het publiek te ontdekken.

De initiatie van een film heeft niets te maken met strategie. Je hoeft niet noodzakelijk te weten waarom je je aangetrokken voelt tot een beeld, een tableau, een idee. De aantrekking volstaat. Evenmin ben ik een mystieke kunstenaar die creëert en er vervolgens het zwijgen toe doet.

Achteraf durf ik me wel af te vragen wat me bezielde.

U verwerkt heel wat persoonlijke gevoelens en verhalen in uw film. Bemoeilijkt dat die zelfkritiek of zelfanalyse niet?
Suleiman: Ik ben een onderzoeksobject dat ik bestudeer. Dat onderzoek is emotioneel. Werk en gevoelens zijn niet te scheiden.

Ik ben niet zo zelfkritisch. Ik vind niet rap dat ik het verkloot heb. Ik heb geen spijt als ik mijn films terugzie. Ik zie het werk als het resultaat van de mens die ik op dat moment in die omstandigheden was.

Je moet naakt voor de toeschouwer durven verschijnen. De seconde dat je begint spelletjes te spelen of manipuleert, val je door de mand. Ik pleit voor totale oprechtheid. Dat vergt werk want een mens is een kei in zelfbedrog. Maar het loont. Wie zich zo naakt durft op te stellen, zal ook voldoening vinden als hij faalt. Hij zal immers op zijn minst geprobeerd hebben.

Waarom werd u filmregisseur en geen schrijver of dichter?
Suleiman: De korte samenvatting van een lang verhaal: ik was een kind van de straat, een drop-out die niet wist wat zeggen wanneer gevraagd wat hij later wou doen. In Nazareth. Afkomstig uit een familie waar bijna iedereen het wel goed deed. Ik zei dat ik films wou maken zonder te weten wat dat inhield. Met cinefilie of een filmcultuur had dat niets te maken. Alsof ik, de jongste, de kunstige wou zijn in de familie.

Schrijver of dichter was geen optie. Ten eerste beheers ik geen enkele taal goed genoeg. Mijn Arabisch was niet fantastisch aangezien ik niet zo belezen was en school niet afgemaakt had. Mijn Engels was oké. Ik heb een paar jaar geprobeerd een schrijver na te bootsen: mijn mentor John Berger. Ik wou zou romanesk, gesofisticeerd en poëtisch zijn als hij maar mijn poging was zielig. Ik schreef Engels dat zo hard op Arabisch leek dat je het van rechts naar links las. (lacht).

Hoe kwam u alsnog in de filmwereld terecht?
Suleiman: Door omstandigheden verzeilde ik in New York. Daar ben ik films beginnen kijken. Daar ontdekte ik werk waarmee ik me visueel kon identificeren. Hou Hsiao-hsien, Ozu, Bresson en vele anderen: er bestond ook een cinema die mijn taal sprak. Hun personages leken mensen die ik kende uit Nazareth. De mensen uit Nazareth die in mijn film altijd op hun balkon zitten, lijken als twee druppels water op het koppel in Tokyo Story van Ozu. Ik zag véél verbanden tussen de Aziatische spiritualiteit en Nazareth. Vervreemding ten gevolge van de komst van moderniteit. Israël die hun leven betreedt voor ze wisten wat dat betekende. Valse vooruitgang: denken dat je je verbetert door een oud meubel te vervangen door een goedkope prul.

Ik identificeerde me volledig met een beeldtaal en begon te denken dat ik me ook zo uitdrukken kon.

De drang om te vertellen was er altijd al. Terugblikkend durf ik te zeggen dat het mijn enig écht talent is: een verhaal vertellen. Als kind praatte ik veel. Het ene verhaal na het andere. Sommige verzon ik ter plaatse. Ik kon mijn toehoorders doen huilen of lachen. Voor vrienden, kennissen, een bereidwillig publiek kon ik op dreef geraken. Dan stroomden de woorden uit mijn mond, inclusief punchlines. Dat kan ik tussen haakjes nog altijd.

Vorige zomer landde 7 days in Havana, een omnibusfilm met bijdrages van Benicio Del Toro, Gaspar Noé en anderen. Uw bijdrage was een van de weinige die ik kon pruimen. Als enige buitenstaander probeerde u niets over Havana te zeggen. Teveel buitenlandse regisseurs in Palestina de bal zien mislaan?
Suleiman: Dat kan meegespeeld hebben. Ik geloof niet in identiteit maar wel in identificatieprocessen. Omdat ik Palestijn ben en bijgevolg vertrouwd ben met verkeerde voorstellingen ben ik beter uitgerust om op te letten voor arrogantie en paternalisme. Maar dat is niet de enige reden. Mijn cinema is gewoon zo. Ik kan niet paternalistisch zijn. Ik gun de kijker altijd voldoende ruimte om een tableau op verschillende manieren te begrijpen. Lineaire, narratieve cinema verveelt me.

Zoals u Nazareth herkende in Tokyo story, herkennen wereldwijd toeschouwers zich in The time that remains. U wil het lokale overstijgen.
Suleiman: Zag je slechts een film die je iets bijleerde over Palestina, dan heb ik gefaald. We hebben allemaal moeders die sterven, vaders die ziek worden. Geboren worden en dood gaan, hebben we met iedereen gemeenschappelijk. Daar al kan je voorbij het checkpoint geraken en provincialisme achter je laten.

Als je oprecht bent dan kan je met iemand aan de andere kant van de wereld een intiem, melancholisch, tragisch of grappig moment delen. Dan identificeert hij zich met wat jij meemaakte. Cinema staat voor samenhorigheid, troost, vriendschap. Ik maak geen films voor de Palestijnen. Ik maak films om met de wereld te delen, om te troosten, om een soort vriendschap te bewerkstelligen, om te communiceren en daar plezier aan te beleven.

Trek aan een ander zijn mouw voor een geopolitieke analyse.
Suleiman: Ik hoop dat een antropologische blik op mijn films me bespaard blijft. Ik probeer zoveel mogelijk informatie weg te laten. Dat frustreert veel mensen. Ze klagen dat ze niets bijgeleerd hebben. Mijn antwoord is altijd hetzelfde: ik ben geen leraar, laat staan een predikant. Ik kom hier geen conflict uitleggen. Ik kom van alles zeggen, zelfs dingen die ik nog niet weet. Vraag me niet wat ik doen. Vraag jezelf wat ik doe. Ik vertegenwoordig niet, ik representeer niemand. Maar ik ben niet los te zien van mijn werk en omgekeerd. Het is lichaam en ziel.

Cyclus Elia Suleiman: 6 > 10/3, Cinematek; An evening with film director Elia Suleiman: 12/3, BOZAR; Carte Blanche Elia Suleiman: 27/3 > 28/4, Cinematek.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Film

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni