Jazzpianist Brad Mehldau met kamerbreed orkest in het Paleis voor Schone Kunsten

Tom Peeters
© Agenda Magazine
10/11/2010
Jazzpianist Brad Mehldau is een avonturier. Hij werkte samen met het kruim van de jazz, maar pakweg ook met sopraan Renée Fleming en met een drummer van Pearl Jam. In het Paleis voor Schone Kunsten krijgt hij rugdekking van een heus kamerorkest. Kortom, hij vindt het predikaat cross-overartiest een geuzennaam.

De reden van Mehldau's komst naar de Brusselse cultuurtempel is Highway rider, een ambitieuze dubbel-cd waarop het 40-jarige multitalent voor het eerst samenwerkt met een kamerbreed orkest. Het gereputeerde Britten Sinfonia helpt de muziek live tot leven komen. Eveneens van de partij: trouwe metgezel Joshua Redman op saxofoon, contrabassist Larry Grenadier en drummer Jeff Ballard van zijn jazztrio, en Matt Chamberlain, die voor extra tromgeroffel zorgt.

"Het is even opwindend als het duur is," zegt Mehldau over werken met een orkest. "Maar ik vind het belangrijk om niet altijd hetzelfde te doen, want dan gaat je focus verslappen."

Ook al is Mehldau vooral bekend als jazzpianist en -componist, in 2002 had hij met Largo al eens een album uitgebracht dat elektronica mengde met klassieke geluiden. Onder deskundige leiding van producer Jon Brion was dat. En ook voor het Orchestre National d'Île-de-France en Carnegie Hall componeerde hij ooit orkestraal werk. Maar dat blijken nu slechts opstapjes. Op Highway rider bewijst hij dat een jazzachtergrond en een cross-overaanpak een mooie carrière als klassiek componist niet in de weg hoeven te staan.

We ontmoeten Mehldau in Amsterdam, dat sinds zijn huwelijk met de Nederlandse jazzzangeres Fleurine een beetje zijn tweede thuis is geworden. Hij houdt er een aardig mondje Nederlands aan over, maar dat gebruikt hij tijdens ons interview alleen wanneer hij zijn vrouw even aan de lijn krijgt en daarna wat stoom wil aflaten: "Wat kunnen ze toch assertief zijn, en soms gewoonweg koppig. Altijd maar zeggen wat ze denken, dé waarheid, terwijl wij die vaak toch ook kennen, maar niet de behoefte voelen om die nog eens te horen." (Lacht)

Jouw waarheid zou weleens kunnen zijn dat je nooit vertrouwt op één kunstje. Dat is je te link. En aan jazzpuristen heb je een broertje dood.
Brad Mehldau:
Ja, nog steeds. Je móet je openstellen, want als artiest ben je afhankelijk van wat je absorbeert. Droogt je absorberingsvermogen op, dan ben je reddeloos verloren. Eens je de dertig voorbij bent, word je bovendien sowieso wat minder flexibel, wat chagrijniger ook. De verleiding om steeds hetzelfde kunstje op te voeren loert om de hoek. Maar je mag niet versagen. Genres mixen is voor mij altijd een drijfveer geweest om me artistiek te blijven ontwikkelen. Of ik nu een cover van Radiohead breng of de studio induik met een klassiek orkest, ik wil mezelf steeds uitdagen.

Waarom heeft het tot je veertigste geduurd vooraleer je een plaat inblikte én het podium besteeg met een orkest?
Mehldau:
Ik ben altijd gek geweest op de romantische orkestraties van Brahms, Strauss, Tsjaikovski... Alleen voelde ik me tot voor kort nog niet rijp om met een orkest te werken. Ik had nog geen manier gevonden om zo'n grootse klankmachine te mixen met mijn andere invloeden. Producer Jon Brion, die onder andere de score schreef van de film Magnolia, speelde een belangrijke rol in dat proces. Hij wist hoe hij een orkest kon opnemen op mijn manier.

Eigenlijk zijn er twee uitersten. Er is de manier waarop Miles Davis- en Gil Evans-platen uit de jaren 1950 klinken. Toen hing men de opnamestudio vol microfoons, waardoor je de schoonheid van de kamer wel hoort, maar niet noodzakelijk de akkoordenwisselingen van bas en drums. Sommige dingen gaan dus verloren. De andere manier doet precies het tegenovergestelde en brak door in de jaren 1960 en 1970: je hoort de instrumenten, maar de kamer niet meer. Ik wilde echter beide! Mijn plaat moest subtiel klinken zoals een orkest dat kan, maar ik wilde eveneens monsterachtige rockdrums. Die mix vind ik cool: alle instrumenten individueel kunnen aanwijzen - daar is Josh!, daar passeert een fagot! - en toch tot één geheel mixen. Pas toen Brion me beloofde dat dat kon, was ik overtuigd.

Maar dan moest je al je muzikanten nog in het gareel krijgen. Ik kan me voorstellen dat je een drummer als Matt Chamberlain, die een verleden heeft bij Pearl Jam, goed moest coachen.
Mehldau:
Matt werkte ook met Tori Amos en Fiona Apple en had dus al wat ervaring met strijkers. Maar toegegeven, ook al waren al mijn muzikanten ervaren, in het begin hadden ze allemaal aanpassingsproblemen. Niet onlogisch, een orkest is als een schip. Het heeft tijd nodig om zich op gang te trekken, én om te stoppen. Jazz- en rockmuzikanten vallen normaal veel sneller in.

Een belangrijk thema in je repertoire is ook nu weer prominent aanwezig: weggaan en weer terugkeren. Waarom?
Mehldau:
Er zit troost in de simpele gedachte dat alles steeds terugkomt, dat er continuïteit is. Het geeft houvast aan mijn muziek en aan het leven. Beethoven was daar een grootmeester in. Neem nu het begin van zijn Eroïca-symfonie. De eerste ongewone noot die we daarin te horen krijgen, heeft tal van implicaties voor de rest van de symfonie. Op het moment dat we ze horen beseffen we dat alleen nog niet. Dit is de eerste keer dat ik ook zelf geprobeerd heb zulke, haast architecturale correlaties te leggen en het smaakt naar meer. Want als het thema sterk genoeg is, begint de architectuur van de muziek zichzelf op te bouwen, en dan wordt muziek iets magisch.

Je bent dit seizoen 'componist in residentie' geworden in Carnegie Hall. Het is de eerste keer dat die eer te beurt valt aan een jazzmuzikant. Voel je je ook vereerd?
Mehldau
: Absoluut, zeker omdat ik als componist gevraagd bent. Eigenlijk ligt dat residentschap in het verlengde van Highway rider, waarop ik de dunne lijn tussen compositie en improvisatie verder exploreer. Ook al ben ik niet de Grote Componist, ik hou zowel van componeren als van improviseren en ik kan iets vertellen over de verhouding tussen beiden.

Voor de improviserende toets vertrouw je vaak op je goede vriend Joshua Redman, die ook nu weer van de partij is. Wat is zijn precieze aandeel?
Mehldau:
De muziek van het orkest staat op papier, dus de klassieke jongens kan ik niet echt laten improviseren. Maar ik wilde ook niet alle spontaniteit verliezen. Daarom heb ik Josh erbij gehaald. Hij kan contrasten leggen, en hem kan ik bovendien blindelings vertrouwen. Toen ik in zijn jazzkwartet ging spelen, heb ik geleerd hoe je een goeie bandleider moet zijn. Dat komt nu goed van pas.

Hoe dan?
Mehldau:
Het sleutelwoord is diplomatie. Je moet proberen om het beste uit je muzikanten te halen, hen dus toelaten zichzelf uit te drukken, en toch het heft in handen houden.

wanneer: 15/11/2010, 20.00
tickets: € 35/45/55/65

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad, Muziek

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni