Warren Ellis van Dirty Three: 'Ik hou niet van choreografieën'

Tom Zonderman
© Agenda Magazine
31/05/2012
Grinderman ligt op zijn gat, de Bad Seeds moeten weer op kruissnelheid komen: het uitgelezen moment voor Warren Ellis om zijn ongeschoren instrumentale trio Dirty Three weer leven in te blazen. “Ik vreesde even dat we uitverteld waren.”

Ik ontmoet de 47-jarige violist in de gezellige warmte van het nieuwbakken Huis 23 boven het AB Café. Het is midden februari, buiten is het miezerig rotweer. Ellis' lange winterjas rust over een stoel, hijzelf ligt onderuitgezakt aan te sterken in de sofa. Zijn losgeknoopte hemd gunt ons een blik op zijn exuberante borsthaar. En dan die woeste baard, een gevolg van een Brusselse escapade met Josh T. Pearson jaren geleden.

"Goh, ja. We waren zoals steeds weer eens verdwaald in de achterafstraatjes," vertelt Ellis met sappig Australisch accent. "Er kwam een hoertje op ons af, en ze zei tegen Josh dat hij er verdomd lekker uitzag. Fuck, dacht ik, ze heeft gelijk! Sindsdien verwenst mijn eigen vrouw mij dagelijks, maar die baard gaat er niet meer af."

Ellis' wederhelft, met wie hij twee zonen heeft, is een Française. De uitgeweken Australiër woont al geruime tijd in Parijs. Werken doet hij er niet - het nieuwe, achtste Dirty Three-album Toward the low sun ging hij opnemen in Melbourne - maar als centraal gelegen uitvalsbasis is het een prima thuis. Ellis kwam er eind jaren 1990 terecht. Het was een vluchtoord, hij wilde weg uit Londen. Amerika was hem te gevaarlijk, terugkeren naar Melbourne vond hij geen optie. "Parijs gaf mij anonimiteit. Ik had mijn leven niet meer onder controle, ik zat aan de alcohol, rotzooide met drugs. (Droog) Eigenlijk had ik problemen met álles."

Je verblijft daar nu al bijna vijftien jaar. Sijpelt de Franse cultuur door?
Warren Ellis
: Ik spreek wel Frans, als je dat bedoelt - ze aanvaarden niet dat je hen in een halfgaar taaltje aanspreekt, terwijl ze zelf amper Engels kunnen. Buggers! Maar de meeste dingen van die Fransen vind ik nog steeds vreemd. Franse kranten bijvoorbeeld, ik heb er niets mee. En ik snap hun humor totaal niet. Eigenlijk doet het me vooral met meer genoegen kijken naar de plek waar ik opgegroeid ben, de afstand schept gek genoeg een diepere band. Ik speel ook niet zomaar met Australiërs in een band. Mick (Turner, gitarist, tz) en Jim (White, drummer, tz) begríjp ik.

Mick, Jim en jij wonen alle drie op duizenden kilometers van elkaar. Is dat bevorderlijk voor het 'bandgevoel'?
Ellis
: Goh, dat gevoel is even sterk, of zelfs sterker dan wanneer we allemaal in hetzelfde hol zouden hokken. Tegenwoordig ben je ook overal dichtbij, ik zet een idee online en hup, Jim kan in New York zijn ding doen waarna Mick in Melbourne aan de slag gaat. In elke band waar ik speel, woont niemand in dezelfde stad. Het verhoogt de urgentie. Als je dan eindelijk allemaal in dezelfde ruimte bent, moet je elke seconde benutten en durven beslissingen te nemen. Daar hou ik van. Ik wil geen zes maanden in een studio zitten, vijf dagen is genoeg. Het moet vooruitgaan. Maximum drie takes, dat is mijn credo.

Er zit zeven jaar tussen Toward the low sun en de vorige plaat. Last van writer's block?
Ellis
: Ik denk dat we het allemaal druk hadden met andere dingen - ik heb een album met de Bad Seeds gemaakt, twee met Grinderman en enkele soundtracks met Nick (Cave), onder meer voor The proposition en The road. Het verlangen om een nieuwe Dirty Three-plaat in te blikken was er altijd wel. Maar ik moet toegeven dat eerdere pogingen om aan een nieuw verhaal te beginnen niet lukten omdat goede ideeën uitbleven. Ik vreesde even dat we na twintig jaar en zeven albums uitverteld waren. In een trio schurk je snel tegen je beperkingen aan, elke plaat wil je iets nieuws doen maar tegelijk sluit je andere pistes af. Live was die energie er wel nog. Eerst deden we die tournee met Josh Pearson, maar pas op All Tomorrow's Parties in Japan vorig jaar voelden we dat er nog iets in zat. Daarna zijnwe in Melbourne de studio ingetrokken.

Op Cinder, jullie vorige cd, zong Chan Marshall een paar regels. Die vocals laat je nu achterwege. Ondergroef dat jullie identiteit?
Ellis
: Nee, dat denk ik niet. Het ging ook meer om het timbre van de stem, niet om de inhoud van de teksten. Wat wel anders was, was dat we veel overdubs gebruikten. Dat hebben we nu proberen te vermijden, we wilden alles gewoon met z'n drieën afwerken. Ook live, terwijl we er vroeger al eens wat extra muzikanten bij haalden. Drie is een vreemd getal. In elke sociale situatie met drie mensen ga je altijd samenspannen tegen de derde. Dat creëert een bepaalde spanning, iets ongemakkelijks. Die energie hebben wij nodig.

Kun je erin komen dat mensen instrumentale muziek minder toegankelijk vinden?
Ellis
: Hm, ik heb ze net altijd toegankelijker gevonden. Ze maakt diepere emoties in mij los dan een liedje met tekst. Je wordt altijd naar de woorden van die zanger toe gezogen, er is minder plaats voor de instrumenten. Als je dan naar Coltranes A love supreme luistert of Stravinski's Le sacre du printemps, of naar Link Wrays 'Rumble' - dat is iets heel anders dan Bob Dylan of Leonard Cohen. Die energie van die muziek is zo puur. Daar krijg ik een kick van. Diezelfde energie hoorde ik ook bij AC/DC en de Ramones.

Heb je je ooit aan teksten gewaagd?
Ellis
: Toen ik aan de unief zat, schreef ik veel poëzie, maar het leek nergens naar. Ik hou van woorden, maar ik heb niet de behoefte om ze in songteksten te gieten. Dat laat ik aan anderen over. Makkelijk zat, zo heb ik nooit het gevoel misbegrepen te zijn! En toch denk ik dat we meer gemeen hebben met Hank Williams dan met Jean Michel Jarre. (Grijnst)

Jullie maken jazzachtige muziek zonder dat het jazz is, met een hoog rockgehalte. Het is Coltrane, maar het is ook Crazy Horse.
Ellis
: Een dierbare vriend van mij, die helaas onmiskenbaar dood is en voor wie ik 'Sometimes I forget you've gone' heb geschreven, vertelde me jaren geleden net hetzelfde. Dat we al het fantastische van een rockband én van een jazzgroep in ons verenigden, zonder dat het fusion wordt. Je voelt de vrijheid als muzikant, maar tegelijk zit je in een harnas. Het is improvisatie, wildheid, maar dan mét structuur.

Over wildheid gesproken: tijdens jullie concert met Grinderman op Werchter vorig jaar sleurde Nick Cave je pardoes tegen het canvas. Heb je het hem betaald gezet achteraf?
Ellis
: (Verrast) Euh, nee. Nick houdt zich nooit in, hij gaat elke keer voor het moment. En dan moet alles eraan geloven. Prima zo. Het podium moet onvoorspelbaar zijn, ik hou niet van choreografieën. Optreden heeft na al die jaren nog altijd iets spiritueels, iets puurs dat me blijft verbijsteren. Vergelijk een film van John Cassavetes, waarin je niet weet wat er gaat gebeuren, met fucking George Lucas: dát gevoel.

Dirty Three
wanneer
: 6 jun i2012 • 20.00 uur
tickets: €16/19
------------

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Muziek

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni