Brussels Volkstejoêter: Kiekenfretterspateike

Jean-Marie Binst
© Agenda Magazine
23/01/2005
Volkstheater als communautaire barometer en verzoener: een taalgemengd publiek uit Brussel en de rand zit al maanden op zijn honger voor een nieuw snoepje van het Brussels Volkstejoêter. Zaterdag werd dat eindelijk geserveerd: 'Ne pizjama vè zes'.

Een komedie in het spitante, authentieke Brusselse dialect gaat er bij Vlaamse en Franstalige Brusselaars en randbewoners in als zoete koek. Drie succesvolle vaudevilles in eigen streektaal - telkens voor pakweg 10.000 toeschouwers - zijn daarvan het bewijs. Het Brussels Volkstejoêter zette met Bossemans en Coppenolle (2002), De Traafiest van Mademoiselle Beulemans (2003) en het hedendaags boulevardtheater Le dîner de cons de toon voor een succesvolle toekomst van het amateurgezelschap.

Met dertig uitverkochte voorstellingen op rij is er weinig theater in Vlaanderen - zelfs professioneel - dat de geloofsbrieven van het Brussels Volkstejoêter kan voorleggen. Het volkstheater wordt wat in een vergeethoekje geduwd omdat televisiezenders als VTM het 'genre' zouden hebben overgenomen, waardoor dat soort zaalamusement niet meer zou hoeven. Het Brussels Volkstejoêter bewijst echter het tegendeel: volkstheater is een sociaal gebeuren dat onze dialecten - op een amusante manier - nieuwe impulsen geeft.

Tennismatch
De zo typische zwans in het taalgebruik wordt gesmaakt door een groot publiek. Daar maakten Brusselkenners en theaterdinosaurussen Roger Van de Voorde en Marc Bultereys als regisseur bij de eerste voorstellingen gretig gebruik van. Die eerste komedies dreven op sappige uitdrukkingen in het Brussels. En uiteraard ook op de gevoelsmatigheid van het aangeboren talent van 'steramateurs'.

Voor Ne pizjama vè zes treedt Marc Bober als regisseur aan. Een rot in het theatervak, met tientallen jaren ervaring als acteur en regisseur in de KVS en acteur in Vlaamse langspeelfilms (Mira) en in series van VRT en VTM (Thuis, Familie, F.C. De Kampioenen, De Kotmadam,...). Ook hij ziet een lang leven voor het toneelgenre waarin het Brussels Volkstejoêter uitblinkt.

"Komedie blijft een boeiende materie," zegt Bober. "Humor is van alle tijden. Maar wanneer wordt er gelachen? Als het goed verteld wordt, goed geacteerd, goed getimed. En dat is de kunst. Het opzet van een boulevardkomedie als Ne pizjama vè zes is nu eenmaal: lachen! Daar hoort een spanningsboog bij. Het verhaal moet geloofwaardig verteld worden. Daar heb je zeer goede acteurs voor nodig. Spelers die gevoel hebben voor humor. Dat vraagt om veel inzet. Tot drie dagen per week wordt er gerepeteerd, maanden aan een stuk." Gelukkig heeft het Brussels Volkstejoêter daar ervaring mee. "Opnieuw treedt een keur van acteurs aan voor dit stuk. Met veel gevoel voor het naturel van de Brusselse zwans. Een boulevardkomedie is ook snelheid en behendigheid: personages komen altijd voor conflicten te staan, waaruit het moeilijk weg te geraken is. Om het tijdloze karakter van het stuk te benadrukken kozen we voor een uitgezuiverd decor van enkel een tafel met zes stoelen. Dat plaatst de acteurs ook op het voorplan. Zíj moeten het doen."

"Ik zie theater als een tennismatch. De ene speler slaat een bal, en voor de tegenpartij speelt moet je met je lichaam al anticiperen op de terugslag. Amateurs wachten vaak te lang in een neutrale houding. Dat mag niet, want dan is het moeilijk om een spanningsboog op te bouwen. Het publiek ziet meteen wanneer een personage staat te denken in plaats van met zijn lichaam in te spelen op de situaties. Als dit wel goed loopt, dan is de humor in het stuk geslaagd. Aanvoelen en weten wat een acteur gaat doen maakt deel uit van de perfecte match op de scène."

Glazen bol
Ook het taalgebruik is cruciaal, zeker bij het Brussels Volkstejoêter. Bober: "Door theater in het dialect te brengen wordt de volkseigenheid nog meer aangedikt. Dialect is de voedingsbodem van het Algemeen Nederlands. Ik heb vaak in een 'algemeen geschaafd' dialect gespeeld, omdat dat dichter bij de volkstaal lag. Foute assimilaties werden dan toegelaten om de taal toch enigszins volks te laten klinken. Taal is ook een heel theatraal middel, waarmee veel kan gedaan worden. De jaren van 'zuivere taal'-promotie zijn al lang voorbij; al past die taak nog wel bij bepaalde televisieprogramma's. In Engeland wordt zonder blikken of blozen een soort Cockney op de scène gebruikt. Voor het Brussels moet dit ook kunnen. Maar in de Brusselse versie van het Franstalige stuk Un pyjama pour six van Marc Camoletti waren teveel toegevingen gedaan. Het zat overvol dialectuitdrukkingen, ten koste van de karakters van de personages. Ik heb een overvloed aan stopwoorden geschrapt, waardoor de voorstelling al een kwartier minder lang werd. De schaar moest ook gezet worden in het originele Franse stuk, omdat Franstalige humor erg omslachtig is. In de bestaande Engelstalige versie vond ik een vlotheid terug die ook bij het Nederlands past. Uiteraard blijft de ziel van het stuk gevrijwaard."

Na Ne pizjama vè zes komt het er voor het Brussels Volkstejoêter op aan om de aandacht op het dialecttheater te blijven vestigen. Bober kijkt in de glazen bol: "De kunst zal zijn om het zuiver theatrale te verfijnen zodat het publiek niet louter voor het Brussels komt. Dat moet kunnen door nog moeilijkere stukken te spelen. Bijvoorbeeld van Carlo Goldoni, de Molière van de komedie. Pas dan zal het Brussels Volkstejoêter een vast publiek krijgen - zoals jongeren die het nu al spijtig vinden dat ze geen dialect kunnen. En de acteurs zullen zich in het Brussels kunnen uitleven en spelen als een ketje me zoain flosj."

Ticketlijn: 02-524.60.95

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni