De echte blijde intrede van Ensor

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
03/06/2010
Met de etsententoonstelling 'Ensor in Brussel' halen de Vlaams-Brusselse parlementsleden een ongeziene parade in huis.

Na New York, vorig jaar, en Parijs wordt de Britse Oostendenaar James Ensor (1860-1949) in 2010 van zijn badplaats tot in Luxemburg, Gent, Antwerpen en Madrid gevierd met tentoonstellingen. Brussel mocht niet in het rijtje ontbreken, vond de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Daarom werd Frank Deceuninck, ereconsul van Luxemburg in Oostende en telg uit een industrieel geslacht, aangezocht. Deceuninck bezit vierhonderd werken: het is 's werelds grootste verzameling grafiek van Ensor. Zijn Frank Deceuninck Collection is dé referentie om de 163 etsen en 65 litho's van Ensor te zien.

Xavier Tricot, die de wetenschappelijke inventaris van die collectie maakte (uitgegeven als James Ensor - The complete prints, 2010) en ook al de oeuvrecatalogus van Ensors schilderingen opstelde (Mercatorfonds, 2009), mocht als curator een 'Brusselse selectie' maken voor de tentoonstelling Ensor in Brussel .

De kunstenaar verbleef meermaals in Brussel, voor het eerst in de Sint-Jansstraat als zeventien- tot twintigjarige student, toen hij aan de Académie des Beaux-Arts les volgde, en later aan Borgwal, op de Anspachlaan,... Schreef hij niet op hoge leeftijd van op het Luxemburgplein: "Chère sœur, (...) je m'occupe beaucoup ici et je compte vendre" ?

Tricot selecteerde voor Ensor in Brussel uit de tweehonderd stukken die Deceuninck onlangs in Luxemburg exposeerde. Centraal staat werk dat refereert aan Brussel. Dat wordt aangevuld met stadsgezichten, bijvoorbeeld van Oostende en Oudenaarde, samen vijftig stuks. Het accent ligt op 'De intrede van Christus in Brussel met carnaval in 1889' (een werk uit 1898). Daarvan worden drie exemplaren (etsen op verschillend papier) getoond. Met als kroonstuk eentje ingekleurd met gouache en waterverf (illustratie hierboven) . Ensor maakte ze voor het tijdschrift La Plume, dat een tentoonstelling aankondigde in Parijs, tien jaar nadat hij het grote olieverfdoek 'Intrede van Christus in Brussel' had gemaakt.

Het schilderij zelf hangt in het Getty Museum in Los Angeles. Door gekissebis tussen de Vlaamse en Franstalige overheden glipte het te koop gestelde werk uit 'Belgische' handen, in de jaren 1980.
Volgens Tricot vertellen de 'Intredes' veel over Ensors denken over zijn kunstexpressie. "Hij ziet in de Christusfiguur een revolutionair die het gezicht van de wereld heeft veranderd. In Christus herkent Ensor ook zijn ego, beladen met zijn paranoia. Hij, Ensor, als de onbegrepen Christus van de schilderkunstrevolutie in België. Met eenzelfde lijden. Slechts een handvol mensen in Brussel begreep hem en moedigde hem aan. Bij hen vond Ensor steun, zoals Christus bij zijn apostelen. Uiteraard is het arrogant om zich met Christus te vergelijken - in die tijd was het zelfs een regelrechte schande.

Maar het fenomeen van het anachronisme is kunstenaars niet vreemd: kijk maar naar Veronese en Rembrandt, die tijdgenoten in oude Romeinse klederdracht schilderden. Jeruzalem wordt dus verplaatst naar Brussel, waar de bourgeoisie en werklui de straten op gaan met politieke slogans (Brussel kende vele betogingen eind negentiende eeuw, red.) . Het grote verschil tussen de gravure en het doek is de rode strijdvlag 'Vive la sociale', die in de etsversie ontbreekt. De vlag wordt vervangen door een zonsopgang. Wel komen er extra politieke opschriften, zoals 'Vive Anseele' (de socialist, red.) en 'Vive Judas', wat behoorlijk subversief was, want het slaat op het bejubelen van diegene die de Brusselse gefêteerde zal verraden."

Acacia
Tricot onderstreept nog het belang van Brussel voor Ensor. "Hij woonde hier niet alleen, hij werkte hier ook: hij graveerde er zelf zijn koper- en zinkplaten over Brussel. Hij verkocht toen amper iets. Alleen verkopers, verzamelaars of het Huis Picard aan de Kunstlaan hingen af en toe een schilderij van hem op. Kunstgalerieën verkochten hem niet. Na 1900 verkocht hij wel zijn impressionistisch-realistische werken, maar al wat maskers en het fantastische als thema had, kon hij zelden slijten."

"Zijn eerste verzamelaars waren (ULB-rector) Ernest Rousseau en Henri Van Cutsem. Bij de familie Rousseau heeft hij zich wereldse ideeën eigen gemaakt." Rousseaus collectie is nu deels in het bezit van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel.

Naast de drie 'Intredes' (een zwarte, een gele en een gekleurde versie) zijn vooral de gezichten op Brussel voor locals interessant. Het werk 'Acacia' (1988) laat een boom in het Leo­poldspark zien, dus vlak bij de woning in de Vautierstraat waar Ensor verbleef bij rector Rousseau. De sanguine 'Le réverbère' (1888) toont een straatlantaarn op de Waversesteenweg en typische stadshuizen. En 'Maison du boulevard Anspach' (hoek Bijstandsstraat) laat een statig pand zien dat Ensor vanuit zijn vensterraam kon tekenen toen hij op de Anspachlaan verbleef.

Details leveren bij Ensor vaak private jokes op. Zo ook bij het huis op de Anspachlaan, waar het zijdelingse reclamepaneel niet de zaak vernoemt, maar 'Ensor' kopt. Een en ander wordt in de tentoonstelling aangevuld met andere stadsverhalen, zoals het imaginaire 'La cathédrale', een variant van de middeleeuwse kathedralen van Aken en Wenen. Of 'Slag der gulden sporen', die het burleske van de veldslag in Kortrijk in de verf zet. Overal is de stijl van de meester te herkennen: de avant-garde, het klassieke, het groteske, het zachtmoedige, de intensiteit en de gevoeligheid voor het licht. Daarvoor is zijn grafische periode van 1886 tot 1900 exemplarisch.

Wat nog nergens te lezen stond, is hoe de collectioneur zijn verzameling aanlegde. Frank Deceuninck: "Mijn moeder, Ghislaine Van Middelem, geboren in Oudenburg bij Oostende, heeft Ensor nog gekend. Ze kocht van kunsthandelaar Frans Aerts veel grafisch werk van Ensor. Ik heb die kleine verzameling verrijkt met nieuwe aankopen, op brocantes in Gent en van handelaars. Allemaal was heel betaalbaar: etsen worden pas de laatste tijd naar waarde geschat. Ook tijdens Ensors leven kostten ze niets, hij wou kunst betaalbaar maken voor iedereen. Mijn eerste Ensor-affiche, 'Duivels die me kwellen', kocht ik als student in 1975 op een veiling. Een typische Ensor, vol maskers. De veelzijdigheid en dat diep spirituele en geheimzinnige in al zijn werk fascineren mij. Kunstliefhebberij gaat om een passie, niet om handel."

Of er nog iets ontbreekt in zijn collectie grafiek? Deceuninck: "De essentie voor een verzamelaar is dat ene stuk dat je nog mist, te vinden. In mijn geval zijn dat er nog twee: de droge naald 'De processie van Sint-Godelieve in Gistel' (1934) (in het bezit van de stad Oostende, red.) en één staat van 'Mon portret squelettisé' (1886), waarvan er drie versies bestaan (in het bezit van het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek) . Dat blijft mij drijven. Maar mijn lievelingsstuk is en blijft 'Mon portrait en 1960', dat Ensor tekende toen hij 28 was, en liggend als skelet." De­ceuninck schaterlacht als hij aan dat werk denkt. Met de dood en met zichzelf durven spotten is een kwaliteit die men Ensor moet nageven.


:: Ensor in Brussel, van 4 juni tot en met 16 juli in het Huis van de Raad van de VGC, Lombardstraat 67, 1000 Brussel (www.raadvgc.be). Open van 10 tot 17 uur op werkdagen. Gratis gegidst bezoek om 11 en 14 uur, na reservering op 02-213.71.95

:: Ensor ontmaskerd (collectie KMSK-Antwerpen), van 7 oktober tot en met 13 februari 2011 in het ING Cultuurcentrum, Koningsplein, Brussel

:: Museum op verplaatsing: Ensor te gast (klein deel Collectie Dexia & Plantin-Moretus Museum), van 8 oktober tot en met 5 december in de Boerentoren, Antwerpen

:: Hareng-Saur - Ensor en de hedendaagse kunst, van 30 oktober tot en met 27 februari 2011 in het SMAK (Citadelpark, Gent)

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni