Dirk Roofthooft en Jan Fabre in dienst van elkaar
"Het was begin jaren 1980," situeert Dirk Roofthooft zijn eerste ontmoeting met Jan Fabre. "Behalve voor Fabre waren het ook de beginjaren voor Guy Cassiers, Ivo Van Hove enzovoort. We stonden aan te schuiven bij een verschillend loket. 'Ben jij niet dat acteurke?' vroeg hij. Waarop ik: 'Ben jij niet dat regisseurke?'"
Roofthooft toert momenteel met een drieluik van Jan Fabre. In De Keizer van het verlies uit 1996 gooit de kunstenaar-clown consequent al zijn verworvenheden overboord op zoek naar anders en beter. In De koning van het plagiaat uit 2005 verwerpt de kunstenaar-charlatan het idee van originaliteit. En in de nieuwe creatie De dienaar van de schoonheid wil de kunstenaar-poppenspeler helemaal opgaan in dienstbaarheid voor de schoonheid.
Loslopende
hond
Roofthooft,
die geregeld stukken in het Frans, Spaans, Engels of Duits brengt (zie ook Rouge décanté, of Ruhe onlangs in Théâtre National), speelt de Franse versie van Fabres
manifesten deze maand in Théâtre Varia. Tijdens de premièreweek eind maart in
Antwerpen eisten de lange dagen van tekststudie en repetitie wel hun tol: een
opkomende bronchitis noopte Roofthooft voor het eerst zijn toevlucht te nemen
tot antibiotica.
"Het was een beetje te verwachten," zegt Roofthooft. "Vlak na de Spaanse première van Bezonken rood ben ik ook ziek geworden. Je werkt een lange periode, dan ga je in première en heb je twee dagen vrij en word je ziek. Ik was een beetje ijl in het hoofd, hees en moe, maar dat heb ik dan maar gebruikt voor mijn personage. Om goed theater te maken moet je altijd je gemoedstoestand en de gebeurtenissen van de dag het nu-moment van de voorstelling laten besmetten. Als je die externe factoren uitsluit dan ben je geen goed acteur. Je goed hebben voorbereid, maar dat vervolgens vergeten zodat je spel een soort performancekwaliteit krijgt. In deze monoloog kan er op dat vlak veel. Ik ga in dialoog met het publiek, ik improviseer. Er zijn zelfs momenten waarop ik de voorstelling enkele tientallen seconden laat loslopen als een hond. Je voelt dat ze in die tijd blijft doorwerken bij het publiek."
Onzichtbaar
Het nieuwe
stuk De dienaar van de schoonheid is andermaal een Fabre-monoloog die bulkt van de
metaforen, archetypen, parallellen, paradoxen, pretenties, platvloersheden en
spiegeleffecten. "Ik vergelijk het met een flipperkast," zegt Roofthooft. "Elke
zin schiet als een balletje in die flipperkast van links naar rechts. Bijna
elke zin ontspoort. Bijna elke zin wil Jan ook nog eens in een andere emotie
gezegd zien."
Daarvoor maakt Fabre dus gebruik van het vakmanschap van Roofthooft, die op zijn beurt in zijn rol als dienaar van de schoonheid optreedt als manipulator van poppen uit het oude, volkse marionettentheater: de maagd, de hoer, de dood, de aap. Eén pop is qua uiterlijk het evenbeeld van hemzelf, maar luistert naar de naam 'Jean Potage'. Hij vertoont niet alleen trekjes van Roofthooft maar ook van Fabre. Roofthooft: "In deze monoloog zit van alles: teksten van Jan, fragmenten uit interviews van mij, zaken die Jan over mij denkt, dingen die ik over hem denk, improvisaties... Ik manipuleer de marionetten en ik manipuleer het publiek, maar ik word op mijn beurt ook bewogen door het ideaal van mijn patron Jan Fabre, die zelf ook weer gestuurd wordt door mij. Hoe meer je manipuleert, hoe meer je zelf wordt gestuurd door iets anders. We zijn allemaal zelf het noodlot dat we willen sturen opdat we het niet zouden moeten ondergaan."
Denkbeeldige
jeuk
Het ideaal van
de poppenspeler in De dienaar van de
schoonheid is zichzelf overbodig
te kunnen maken. Hij wil onzichtbaar worden zodat de aandacht alleen nog naar
het spel van zijn poppen gaat. Roofthooft: "Poppen zijn de ideale acteurs. De
poppenspeler is een beetje jaloers op het feit dat ze onafhankelijk zijn van
applaus en de behoefte om indruk te maken op het publiek. Poppen zijn zoals ze
zijn en kunnen wegkomen met eendimensionale, platvloerse scènes over seks
enzovoort. De poppenspeler hoopt dat facet van de poppen te kunnen overnemen.
Te kunnen gloriëren in het schaamteloze en vulgaire."
Het expliciteren van die ambitie om te verdwijnen in de schaduw van de schoonheid zorgt dus wel voor een paradox in deze voorstelling waarin de makers tegelijk erg aanwezig zijn. Roofthooft: "In dat soort tegenstrijdigheden zit ook de kracht van Jan Fabre: schoonheid is geloven in de leugen van de verbeelding. Fabre toont de leugen van de verbeelding, maar tegelijk gelooft hij er zelf in. Op het aandoenlijke af soms. De ambitie van de poppenspeler om onzichtbaar te worden, leidt tot poëtische geklungel met een zwart pak en tape waarmee hij zijn ogen wil afplakken zodat hij daarmee, als hij onzichtbaar is geworden, toch nog kan zien. Als je daarbij bedenkingen hebt, dan schrikt Jan oprecht. Omdat hij ook altijd oprecht gelooft in wat hij doet. Ik heb dat niet altijd, maar ik geef me er graag aan over. En hopelijk gaat het publiek ook mee met de leugen van de verbeelding." Vandaar dat de poppenspeler ook geregeld krabt aan (denkbeeldige) jeuk. Als het publiek die jeuk ook begint te voelen is de voorstelling geslaagd.
Gebogen knieën
Dirk
Roofthooft is al zijn hele carrière freelanceacteur. Naast Fabre zijn Guy
Cassiers en Josse De Pauw zijn vertrouwde kompanen. Roofthooft: "Ik heb die
mensen nodig om ergens te raken waar ik zelf niet zou komen. Soms zijn dat
radicaal tegengestelde bestemmingen, maar dat streef ik ook na. Ik wil nooit
aangesproken worden op ervaring. Ik vind het niet-weten veel belangrijker dan
het weten. Maar het mag ook geen zelfverloochening worden. Ik zou geen
voorstellingen kunnen spelen waarin niet ook een stroming van mezelf zit."
Ondertussen hebben Roofthooft en Fabre overigens alweer een nieuwe samenwerking gepland. Een monoloog die De god van de middenstand moet heten. Wat boort Fabre dan specifiek aan bij de acteur Dirk Roofthooft?
"Jan heeft er een dagtaak aan om mij rechtop te laten lopen. Je zou het misschien niet zeggen als je me dit ziet spelen, maar ik ben van nature een eerder bescheiden, wat timide man. Ik speel normaal altijd met de knieën licht gebogen, bijna nooit met gestrekte benen. Ik heb ooit eens de opmerking gekregen dat ik precies in een maquette stond te spelen, omdat ik mezelf altijd kleiner wilde maken op de scène. Jan is heel anders. Die durft rechtop te staan om met veel aplomb een provocerend manifest uit te spreken. Dat is iets dat Jan mij leert. Al discussiëren we ook veel over de teksten die hij voor mij schrijft. Ik zeg altijd 'als ik het zelf niet wil kopen, dan kan ik het ook niet verkopen'. Ik wil tegen mijn publiek niet liegen, dus spreek ik geen ene zin uit die ik ook niet zelf voel. Ik kan elke zin verkopen omdat ik hem ook zelf zou kopen."
:: Jan Fabre/Dirk Roofthooft
wanneer: 19 & 20 arpil 2010: L'empereur de
la perte / 23 & 24 april 2010: Le roi du plagiat / 27 april > 1 mei 2010: Le serviteur
de la beauté. Telkens om 20.30 (28.4 om 19.30 uur)
waar: Théâtre Varia, Skepterstraat 78,
Elsene, 02-640.35.50
inkom: €10/12/15/17/20
Opgelet: In Brussel wordt deze voorstelling enkel in het Frans gespeeld
Lees meer over: Elsene , Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.