Doofpot anno 1906: schipbreuk Belgische marine
Kapitein Fourcault had tijdens de proefvaarten herhaaldelijk over zware constructiefouten geklaagd, maar die klachten waren door de top van de marine en door de rederij van tafel geveegd. In de golf van Biskaje stak een zware storm op, en het schip verdween in de golven.
De verslagenheid en de verontwaardiging waren groot: allerlei geruchten over de zee-onwaardigheid van de De Smet de Naeyer staken de kop op. Ook de leeftijd van de officieren-in-opleiding deed de vaderlandslievende Belgen de zakdoeken bovenhalen: sommige van de adelborsten (cadetten bij de marine) waren amper twaalf jaar oud.
Toen de overlevenden terug in het land waren, werd een tipje van de sluier gelicht. De pompen zouden het allemaal hebben laten afweten, zodat het schip steeds meer water maakte. De commandant zou ten prooi zijn gevallen aan een vlaag van verstandsverbijstering. Hij overleefde de schipbreuk niet, net als zijn eerste officier, baron Van Zuylen. Ook de aalmoezenier kwam om, net als ongeveer de helft van de adelborsten en een flink deel van de bemanning.
Standbeeld
De eerste en meteen ook laatste reis van het schoolschip wordt beschreven door de kunsthistoricus Jacques Van Lennep in het onvolprezen standaardwerk De standbeelden van Brussel (een uitgave uit 2000 van Galerie Patrick Derom en Pandora).
Tot voor enkele jaren werkte Van Lennep als conservator en hoofd van de afdeling Negentiende-eeuwse Beeldhouwkunst in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in de Regentschapsstraat.
Vrij kort na de scheepsramp al was men het erover eens dat er een sculptuur in de hoofdstad moest verrijzen om de tragische ondergang van de De Smet de Naeyer te herdenken. In eerste instantie organiseerden de leerlingen van de middelbare scholen een reeks collectes om fondsen bij elkaar te sprokkelen. Het heette dat het offer van hun leeftijdgenoten 'hen spontaan had geïnspireerd'.
Toen bleek dat enkel de namen van de uit Brussel afkomstige slachtoffers op de sokkel van het monument zouden worden vereeuwigd, ontstond er commotie. Bovendien bleken de bijeengesprokkelde fondsen absoluut niet voldoende: ook het katholieke onderwijsnet over het hele land werd nu bij de fondsenwerving betrokken, en ten slotte moest er een beroep gedaan worden op het systeem van algemene inschrijving.
Vuile was en smetteloze pakjes
In 1912 was het zover: op het Jan Jacobsplein werd een standbeeld, een ontwerp van de architect Jozef Van Neck en de beeldhouwer Charles Samuel, onthuld. Leopold II was ondertussen overleden en Albert I moest de klus klaren.
De gebruikelijke toespraken bleven achterwege; er werd nog altijd gevreesd voor opstootjes in verband met de constructiefouten van het schip. Een vader van een van de jonge schipbreukelingen had ermee gedreigd de vuile was uit te hangen.
Uiteindelijk werd er alleen een cantate ten gehore gebracht. Toen een stoet van jonge adelborsten in een smetteloos wit uniform aantrad, hielden de omstanders het niet droog. In hun matrozenpakjes hadden de jongens iets van de Wiener Sängerknaben, en de tragedie lag nog vers in het geheugen.
Voorop liep een achtjarig jochie, de zoon van de stoker die eveneens verdronken was. Hij werd later een persoonlijke beschermeling van Albert I.
Diplomatisch
Het monument zelf, door een speciale commissie gekozen uit een reeks ontwerpen, was een wonder van diplomatie. Alleen een weergave in art-nouveaustijl van de brokstukken van het wrak, onderaan op de sokkel, verwees direct naar de schipbreuk. En ook de namen van de niet-Brusselaars waren nu vermeld.
Bij het beeld gaat alle aandacht uit naar een jonge knaap die met een koen gebaar uiting geeft aan zijn lust om het ruime sop te kiezen - in het Frans: 'le grand large'.
De vrouwenfiguur naast hem staat symbool voor alle Belgische moeders, die proberen hun zonen van dit soort voornemens af te houden. Tevergeefs, natuurlijk.
Lees meer over: Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.