Expo: Twintig jaar kunstschatten

Anne Brumagne
© Agenda Magazine
18/07/2007
Om te beletten dat belangrijke kunstwerken uit het patrimonium van België naar het buitenland vertrekken, lanceerde de Koning Boudewijnstichting twintig jaar geleden een Erfgoedfonds. Meer dan vierduizend kunstwerken werden intussen aangekocht en in bewaring gegeven aan Belgische erfgoedinstellingen. Als u deze zomer een bezoekje brengt aan het Koninklijk Paleis, kan u tegelijkertijd het gros van de aangekochte werken gaan bewonderen.

België liep een trauma op toen iets meer dan twintig jaar geleden hét topwerk van een van onze belangrijkste kunstenaars, James Ensors Intrede van Christus in Brussel, werd verkocht aan het Getty Museum in Los Angeles. De Koning Boudewijnstichting besliste kort daarna om een fonds op te richten dat zou kunnen worden aangesproken telkens als een sleutelwerk uit ons kunstpatrimonium dreigde te verdwijnen. Het gaat - uiteraard - altijd om 'roerend' of mobiel erfgoed, maar wel uit heel uiteenlopende genres: schilderijen, muntschatten, meubelen, archiefstukken, toegepaste kunst…

Zodra een stuk of een collectie is aangekocht, wordt ze zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd met publicaties en in bruikleen gegeven aan een museum. "We kiezen altijd voor het museum dat de natuurlijkste band heeft met het voorwerp, eigenlijk gebeurt de keuze meestal vanzelf. Natuurlijk moeten we een beetje oppassen dat het niet steeds dezelfde musea zijn die bruiklenen krijgen. Maar aan de andere kant kunnen we moeilijk iets zomaar laten vertrekken omdat het anders opnieuw in dit of dat museum zou terechtkomen. In ieder geval hebben we nu stukken over heel België zitten, hoor," stelt Anne De Breuck van de Koning Boudewijnstichting. "Onze voorwaarde is telkens dat het werk moet worden tentoongesteld. Het gaat om sleutelwerken, en die horen niet thuis in de reserves van een museum."

Om u een idee te geven van wat er zoal werd aangekocht: in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten hangen Fernand Khnopffs tedere Portret van Marguerite (1887) en Bonnecroys Gezicht op Brussel (1664-1665). "Dat laatste is een zéér waardevol werk," oordeelt De Breuck, "zowel vanuit historisch als vanuit kunsthistorisch standpunt. Historisch, omdat het enkele gebouwen toont die er intussen niet meer staan, zoals het toenmalige Paleis. Kunsthistorisch, omdat het een belangrijke evolutie toont in de landschapschilderkunst. Het gezicht op de stad zit ergens tussen een kaart en een panorama in." Tervuren bewaart dan weer het archief van ontdekkingsreiziger Stanley; een bekken en waterkan van Rubens horen in het Antwerpse Rubenshuis thuis. In het Atomium wordt het werk Ondine gekoesterd, dat de zilversmederij Wolfers realiseerde voor de ambtswoning van de commissaris van Expo '58 in het Belvédère. Het recent gerenoveerde Museum voor Schone Kunsten in Gent (een bezoek meer dan waard!) is de trotse behoeder van Ensors Skelet bekijkt chinoiserieën. Voor de bronsschat van Heppeneert uit de achtste eeuw voor Christus moet u normaal naar het Gallo-Romeins Museum in Tongeren en de Gallische goudschat uit Thuin valt te bewonderen in het Museum voor Kunst en Geschiedenis in het Jubelpark. Onlangs kocht het Fonds nog enkele meubelen van architect Victor Horta aan die tot zijn eigen dagelijkse leefwereld behoorden, en telkens mee verhuisden wanneer hij van woonst veranderde.

Collectie Van Herck
Gedurende de eerste tien jaar van het Fonds werden met de financiële middelen ook vrij grootschalige restauratiecampagnes op het getouw gezet: om de twee jaar werd een ander kunstgenre aangepakt. 'SOS Grote Doeken' of 'SOS Polychromieën', 'SOS Kunstwerken op papier', enzovoort. Anne De Breuck: "Daar zijn we uiteindelijk mee gestopt omdat men ons signaal wel had begrepen. De overheden begonnen zelf structurele maatregelen te nemen. Eigenaars gingen op zoek naar sponsors voor restauraties. Wat wij nog konden doen, was voor hen een projectrekening openen en fiscale attesten afleveren. Sommige mecenassen hebben ook een eigen nominatief fonds opgericht in de schoot van onze stichting. Ze kiezen dan bijvoorbeeld een bepaald thema waarrond ze hun activiteiten concentreren, zoals historische tuinen. Geregeld krijgen we ook schenkingen aangeboden, zoals de collectie tekeningen en terracotta's uit de zeventiende en achttiende eeuw van de familie Van Herck, die nu in Antwerpen wordt bewaard. In de beginperiode hebben we nog een witboek samengesteld met aanbevelingen voor de overheid, bijvoorbeeld over hoe men een wetgeving kon uittekenen rond de betaling van successierechten aan de hand van kunstwerken."

De Stichting werkt met een bestuurscomité dat de grote lijnen uittekent, een onafhankelijke aankoopcommissie van deskundigen die beslist over de werken die voor aankoop in aanmerking komen en een toezichtcommissie die onder meer nagaat of de musea de bruiklenen wel in goede omstandigheden bewaren. "Die aankoopcommissie moet soms wel op heel korte termijn beslissingen nemen, bijvoorbeeld wanneer een werk plots op de markt komt. Daarom hebben we een urgentieprocedure uitgewerkt: dankzij de huidige communicatietechnieken kunnen we hen heel snel op de hoogte brengen en samen laten beslissen. Voor sommige stukken worden ze wel bijgestaan door doorgedreven specialisten in dat bewuste genre."

Voor musea is het ondertussen soms haast onmogelijk geworden om op eigen kracht nog aankopen te doen op een steeds duurder wordende kunstmarkt. "Ook voor ons is niet alles mogelijk hoor," bevestigt De Breuck. "Zeker wanneer twee dingen tegelijkertijd dreigen te vertrekken, moet er soms worden gekozen. Voor overheden zijn de prijzen vaak evenzeer te hoog." Onlangs vertrok er nog een topwerk: het Gruuthuse-handschrift uit de veertiende eeuw, een van de belangrijkste bronnen voor de cultuurgeschiedenis van onze Lage Landen en de Middelnederlandse letterkunde (1200 tot 1500), vertrok naar de Koninklijke Bibliotheek in het Nederlandse Den Haag. "Wij kunnen natuurlijk een eigenaar tot niets verplichten," meent De Breuck. "Voor zover ik het dossier ken, was dat stuk al in bruikleen gegeven aan Den Haag. Wellicht waren de contacten tussen de eigenaar en Nederland intussen zo goed dat er niet eens meer aan België is gedacht. Maar we mogen zulke situaties natuurlijk niet zomaar aanvaarden. Vandaar dat ik ervoor pleit om filantropie verder aan te moedigen."

Persoonlijk contact
Heeft mevrouw De Breuck, die zelf bijna vanaf het begin bij het Fonds is betrokken, haar favorieten onder de kunstwerken? "Moeilijke vraag," lacht ze. "Misschien wel vooraf, voor we iets aankopen. Maar zodra we het werk hebben gekocht en ik bezig ben er een publicatie en een tentoonstelling over te maken, ontdek ik meestal zoveel positieve dingen over al die stukken, dat je nog maar moeilijk kan kiezen. Maar als het dan toch moet: Het portret van Marguerite van Khnopff, want dat was mijn eerste publicatie. Wat ook heel boeiend is, is het persoonlijke contact met de schenkers, omdat die meestal toch heel mooie verhalen hebben over hoe ze hun collectie hebben samengebracht."

Door de tentoonstelling te laten plaatsvinden tijdens de jaarlijkse opendeurdagen in het Koninklijk Paleis, zal een heel ruim en gevarieerd publiek met de kunstwerken kunnen kennismaken, ook toeristen. Misschien redeneert u intussen omgekeerd: als u naar Twintig jaar kunstschatten gaat kijken, kan u meteen ook een glimp van 's konings Paleis opvangen.

:: Twintig jaar kunstschatten, van 25.7 tot 16.9.2007, gratis, Koninklijk Paleis + Paviljoen, Paleizenplein, Brussel

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws, Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni