Interview met Marc Sleen, een jaar na de opening van zijn Museum

Niels Ruëll
© Brussel Deze Week
17/06/2010
In Het spook uit de Zandstraat botst Nero in een kraakpand op een spook. Marc Sleen koos de locatie niet lukraak: in de Zandstraat tekende hij in 1947 de eerste avonturen van Nero. Een jaar geleden opende het Marc Sleen Museum er de deuren. Dat wordt gevierd met een tentoonstelling rond de profetische strip. BDW zocht de nestor van de Vlaamse strip op in zijn villa in Hoeilaart.

'N estor is een van mijn namen: Marcel Honoree Nestor Neels. Nestor betekent 'de oude, wijze grijsaard'. Oud en grijs, oké. Maar ben ik ook wijs? Ach, ik word straks 88: ik mag zelf oordelen of ik wijs ben," zegt Marc Sleen. Met tekenen is hij gestopt. Vertellen kan hij nog altijd als geen ander.

"Toulouse-Lautrec, voor mij was dat het leven. Ik wou kunstschilder worden. Het is er niet van gekomen. Zeven jaar op Sint-Lucas gezeten, maar na de oorlog moest ik mijn brood verdienen. In 1944 kon ik als huistekenaar aan de slag bij De Standaard . Ik tekende politieke karikaturen, maar ook veel ernstige illus­traties. De Standaard werd eerst De Nieuwe Standaard en dan De Nieuwe Gids en verhuisde van de Jacqmainlaan naar de Zandstraat. Daar is Nero geboren."

"Ik heb een dubbelleven geleid. Naast tekenen was de natuur mijn grote liefde. Als kind verzamelde ik elk boek, elk plaatje van olifant, aap of leeuw dat ik te pakken kreeg. Ik werkte van halfzeven 's ochtends tot 's avonds laat, van maandagochtend tot zondagavond, om voldoende voorsprong te hebben om een maand op safari te kunnen. 35 safari's heb ik gemaakt. Ik heb zeventien reportages gefilmd voor Allemaal beestjes . Met de Porsche vloog ik tot vier keer per week naar Herentals, Knokke of het PSK om voordrachten te geven over dieren. Het was een obsessie."

"De kunstenaar en de natuurliefhebber in mij hebben nooit echt gebotst. Ik heb een fantastisch leven gehad. Ik heb wel mijn ogen gecreveerd en mijn lichaam is een wrak. 217 Nero -verhalen heb ik getekend en verzonnen. Tot mijn 82ste heb ik gewerkt. Dat presteer je niet zonder de lust om het te doen. In 1964 haalde ik al het Guinness book of records : niemand anders tekende zoveel strips. Hergé en Vandersteen hadden studio's. Tot mijn tachtigste heb ik alles alléén gedaan."

Standvastige Reiger
"Weet je dat ik hier elke nacht tussen middernacht en halfeen het bezoek krijg van een uil? Bewijzen heb ik niet, het zou een dwanggedachte kunnen zijn. Maar 's morgens zijn de muizen die ik voor hem klaarleg, weg. Hij komt voor mijn raam staan en roept me."

"Mijn totem bij de scouts was Standvastige Reiger. Knopen leggen, kamperen, EHBO, vuur maken, samenwerken, je plan trekken : ik heb veel geleerd bij de scouts."

"Uitwendig ben ik niet nerveus, maar ik ben wel een man van het initiatief. Het moet gebeuren. Ik herinner me een bombardement tijdens de oorlog. Losgerukte armen en benen. Ik ben gaan helpen, nam het voortouw. 's Nachts kon ik geen oog dicht doen en kroop ik bij moeder in bed om te huilen."

"Nero is een weerspiegeling van mij. Hij begaat de dwaasheden die ik ook begaan heb. Maar ik ben Nero niet. Ik heb Nero een zoon gegeven, Adhemar, die al zijn kemels rechtzet. Adhemar is een levende encyclopedie, toch spreekt hij over zijn teergeliefde vader. Beleefd en gemodereerd, zoals het altijd zou moeten zijn."

"Volwassenen lezen strips om dezelfde redenen als kinderen: voor de spanning en de humor. De verwijzingen naar de actualiteit - Margaret Thatcher, Camille Huysmans, Jozef Stalin - waren het zout in de soep. Nero was een dagbladverschijnsel . Ik eindigde telkens met een spannend moment, zodat de mensen zin kregen om 's anderendaags verder te lezen. Er komt veel kolder en pure fantasie in voor. Je houdt daarvan of niet. Het is zo persoonlijk. Zestigers zeggen me soms dat de eerste Nero's de beste waren. Maar dat is jeugdsentiment."

"Ik kan tweehonderd namen noemen van mensen die meer weten over mijn strips dan ik. Ze zoeken er ook meer in dan er volgens mij in te vinden is. Maar ik vind het wel belangrijk dat mensen er dieper op ingaan. Heeft u een Wikipedia? Ik heb niets dan een oude telefoon. Ik heb geen fax, geen computer, geen internet. Verre vrienden en fans weten soms meer over mij dan ikzelf."

Ereburger
"Brussel is de hoofdstad. Ik ben ereburger van de hoofdstad. En ridder. Voor sommigen, zoals mijn vriendin, betekent dat niets. Mag ik er toch fier op zijn? Heb je mijn zwaard al gezien? Mijn devies luidt: 'Eén beeld is meer waard dan duizend woorden.' Vlamingen zeggen: 'Moet ik er soms een tekeningske bij maken?' "

" 'Après nous, les mouches!' dacht ik lang. Mij maakt het niet uit. Maar dat is niet fair. Stefaan De Clerck, nu (ontslagnemend) minister van Justitie, was de eerste om me over nalatenschap aan te spreken. Ik heb geen kinderen. Toen Bert Anciaux minister van Cultuur was, stelde hij voor om deze villa over te kopen en er een museum van te maken. Dat zag ik niet zitten. De weduwe van Hergé heeft een fortuin betaald voor een museum in de Walen . Ik moet er nog naartoe, het schijnt heel mooi te zijn. Maar dat museum had in Brussel moeten staan; Hergé was een Ketje. Uiteindelijk deed Guy Vanhengel toen hij Brussels minister was het voorstel om de Stichting Marc Sleen op te richten en te vestigen in de Zandstraat."

"Alle verhalen zijn uit mijn huis. Het mag afbranden. Alles bevindt zich nu in het museum met een prachtige kluis. Als ik binnen twee jaar de pijp aan Maarten geef, dan moeten ze voortdoen zoals nu. Ik zou alleen graag zien dat ze Nero heruitgeven. Er komen geen nieuwe albums. Ik kan het niet meer, en de Nero's die anderen tekenen, hebben mijn geest niet."

:: Stichting Marc Sleen, Zandstraat 33-35, 1000 Brussel, www.marc-sleen.be, 02-219.19.80. De tentoonstelling Het spook uit de Zandstraat loopt er vanaf 18 juni

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni