Once upon a time in het Filmmuseum met Gabrielle Claes

Niels Ruëll
© Brussel Deze Week
30/10/2008
Als u dit leest op donderdag 30 oktober om 10.15 uur, dan is het nog 93 dagen, vijf uur, 44 minuten, 50 seconden en 462 milliseconden wachten op de heropening van het Filmmuseum. Met dat evenement begint het Koninklijk Belgisch Filmarchief aan een nieuw hoofdstuk in een lange, soms veronachtzaamde geschiedenis. Hoog tijd dus om nog een laatste keer stil te staan bij het oude museum. Dat doen we samen met Gabrielle Claes, al twintig jaar conservatrice van de tachtigjarige instelling waar ze al veertig jaar voor werkt.

"Heb je mijn nieuw speelgoed al gezien?" Met een retorische vraag breekt Gabrielle Claes meteen het ijs. Met gepaste trots laat de conservator het Koninklijk Belgisch Filmarchief haar luipaard zien. Het is een Gouden Luipaard, deze zomer uitgereikt door het Filmfestival van Locarno. "Pas mal, hè? De winnende regisseurs krijgen een twee maal groter exemplaar en het is geen echt goud, laat ons niet dromen. Maar enfin, ik was er toch erg blij mee." Locarno is begonnen met een reeks hommages aan belangrijke filmarchieven, en Brussel mocht de spits afbijten.

Locarno gaf u carte blanche voor een filmprogramma dat representatief is voor het Filmarchief. Wat leverde die interessante denkoefening op?
Gabrielle Claes
: "Meestal pakken filmarchieven op dergelijke gelegenheden uit met hun mooiste restauraties. Wij hebben ooit Das Kabinett des Dr. Caligari gerestaureerd, maar dat was een uitzondering: wij restaureren zelden bekende films. Dus heb ik de markante punten van onze collectie willen duiden. Daar moest een experimentele film bij zijn. Dertig jaar geleden stonden we bekend om onze aandacht voor de experimentele film, en in bepaalde kringen, zoals de Amerikaanse avant-garde en musea, resoneert dat vandaag nog. Verder koos ik voor de allereerste winnaar van de Âge d'Or (prijs voor films die cinematografisch conformisme uit de weg gaan, red.) en Maudite soit la guerre, een prachtige film uit 1914 van Alfred Machin. Voor de openluchtvertoning op de piazza grande - maar liefst achtduizend stoeltjes! - rekende ik op Night and the City, een film noir van Jules Dassin met Richard Widmark in de hoofdrol. Ze overleden allebei dit jaar, maar dat was niet mijn voornaamste reden. Night and the City is een film van RKO. Een van de schatten van onze collecties zijn een aantal negatieven van de Amerikaanse studio's Fox en RKO die we via het labo Meuter in handen kregen. De Amerikanen zijn niet altijd even zorgvuldig omgesprongen met hun originele negatieven. Onze goed bewaarde nitraatfilms zijn al meerdere keren het enige of het beste materiaal gebleken dat nog voorhanden is."

Heeft ons Filmarchief wat te betekenen omdat het snel inzag hoe belangrijk het was om films in optimale omstandigheden te bewaren?
Claes
: "In de jaren 1940 en 50 waren niet alle filmarchieven er zich van bewust hoe moeilijk het is om een film goed te bewaren. Men was al heel blij als men een film had kunnen redden. Met de overgang van kort naar lang en van stomme films naar gesproken film was er enorm veel verloren gegaan. De Amerikaanse studio's lieten bovendien de kopijen door een deurwaarder vernietigen om te voorkomen dat een verdeler in een ver land na afloop van het contract de film nog achter hun rug zou vertonen. Het zilver en de cellulose werden gerecupereerd. Soms stalen filmarchieven kopijen of haalden kapot gekapte films uit de vuilnis.

"Henri Langlois, oprichter van de Cinémathèque Française, vond dat films die gered waren vertoond moesten worden om zo het publiek bewust te maken van de schatten van de filmgeschiedenis. Diametraal daar tegenover stond Ernest Lindgren van het National Film Archive in Engeland. Hij vond dat films op de eerste plaats bewaard moesten worden. Vertoningen schaden de kopij. Jacques Ledoux, het genie dat het Belgische Filmarchief op de wereldkaart zette, vond de middenweg. We organiseerden filmvertoningen maar we hadden in 1949 ook de eerste opslagruimte voor nitraatfilms in Europa. Ledoux wist dat bewaren geen sinecure was. De Cinémathèque Française heeft geen gigantische collectie meer omdat er veel in branden is verloren."

U volgde Ledoux op na zijn dood in 1988. Wat was voor u als conservator de moeilijkste periode?
Claes
: "Problemen en zorgen zijn een constante in de geschiedenis van het Filmarchief. We zijn altijd blijven vechten. Wat moeten we anders doen? De zwaarste crisis voor mij was die van 2001. Onze werkingsmiddelen zijn achteraf met 70 procent gestegen. Ons geluk is geweest dat we op heel veel steun hebben kunnen rekenen. De Belgische regisseurs roerden zich: van de broers Dardenne tot Jan Verheyen. Martin Scorsese sprong voor ons in de bres. Catherine Deneuve meldde zich spontaan. Als Unesco-ambassadrice voor Patrimonium uitte ze haar bezorgdheid in een brief. Dat heeft toen veel indruk gemaakt op premier Guy Verhofstadt.

"Ik heb daar belangrijke lessen uit getrokken. Het Filmarchief was niet bekend genoeg en werd daarom 'vergeten'. Dat mag nooit meer gebeuren. Voortaan moesten we zichtbaarder zijn, niet door te adverteren in de kranten maar via onze activiteiten. Vandaar een filmprogramma in Flagey, de uitgave van dvd's, gasten die we uitnodigen, speciale vertoningen in de grote zaal van Bozar enzovoort.

"We waren bedorven. Het publiek kwam altijd opdagen en het was een strategische fout van Jacques Ledoux en mezelf om niet na te denken over de dag dat het publiek minder vlotjes zou komen. We hadden geen communicatiebeleid. Er was geen persattaché. We vroegen verdorie zelfs geld voor onze programmafolder."

Op 31 januari heropent het Filmmuseum. Maar is heropening wel het juiste woord? Alles is nieuw. Over het nieuwe zullen we het later nog uitgebreid hebben. Wat verloren we met de verdwijning van het oude Filmmuseum?
Claes
: "Van het oude Filmmuseum blijft niets over. Een stuk geschiedenis is verdwenen. Ik ben daar niet fier op. Ik heb het werk van de modernistische architect Constantin Brodzki en de inrichting van Corneille Hannoset laten vernietigen. Ik schaam me diep. Ik ga je niet verbergen dat ik het hier erg moeilijk mee heb gehad.

"In de jaren zestig kreeg Ledoux de toestemming om een Filmmuseum te bouwen in de Zaal voor Sierkunsten, die al een poosje niet meer gebruikt werd. Het Filmmuseum werd een zwarte doos in het Paleis voor Schone Kunsten. Die is nu volledig vernietigd om de oorspronkelijke architectuur van Victor Horta te herstellen. Ik kan moeilijk beweren dat het niet de moeite loont om Horta te restaureren. Brodzki en Hannoset zijn daar wel het slachtoffer van. Dat gaan sommigen me kwalijk nemen. Ik hoop dat het nieuwe Filmmuseum de verwachtingen inlost.

"Op een van de vergaderingen met het PSK klopte Laurent Busine, raadgever plastische kunst, op tafel en zei: 'Victor, tu cries trop fort.' Dat was een plezante maar correcte opmerking. Horta restaureren is prima, maar is dat wel altijd even goed voor wat we vandaag willen?
"Onze zalen moesten opgefrist worden, maar een tabula rasa hebben we nooit gewild. Er was echter geen keuze. Het alternatief, opstappen uit het Paleis voor Schone Kunsten, had het Filmmuseum evenmin gered. De tabula rasa is trouwens niet alleen architecturaal. Er komt ook een nieuwe huisstijl. De geplooide programmafolder die al meegaat sinds 1962, verdwijnt."

Doodjammer.

Claes: "Ik vond hem ook prachtig. Mijn hart brak. Maar we moeten, zoals gezegd, beter communiceren. We moeten het publiek beter uitleggen waarom we welke films tonen, wat hun plaats is in de filmgeschiedenis, waarom we het werk van een regisseur in de kijker plaatsen."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni