MAD BRUZZ 1556

MAD Brussels: een gigantische, witte puzzel

Elien Haentjens
© BRUZZ
01/02/2017

Binnenkort krijgt de Dansaertwijk er met het nieuwe mode- en designcentrum een creatief baken in de stad bij. Eén constante in het amalgaan van materialen en architecturale typologieën: de kleur wit, in haar meest diverse vormen.

Op 20 april opent het nieuwe gebouw van MAD Brussels, het Brusselse expertise- en promotieplatform voor mode en design, officieel de deuren. Oorspronkelijk moest het gebouw eind 2015 af zijn, maar onvoorziene problemen tijdens de renovatie, administratieve beslommeringen en het hoge aantal betrokken partijen leidden tot vertraging.

Even recapituleren: in 2011 werd er een openbare architectuurwedstrijd uitgeschreven. Uit die 37 (inter)nationale inzendingen koos een jury onder leiding van voormalig bouwmeester Olivier Bastin een vijftal laureaten. In een tweede fase kwam het Brusselse architectuurbureau V+, dat een samenwerking met het collectief Rotor was aangegaan, als winnaar uit de bus. V+ bestaat al twintig jaar, en specialiseerde zich de laatste jaren in openbare gebouwen. Een eerste voorbeeld daarvan is de Cinema Sauvenière in Luik, onlangs opende Divercity in Vorst de deuren en binnen enkele jaren zal de RTBF in een ontwerp van V+ huizen. Rotor bestaat iets langer dan tien jaar, en bouwde vooral een reputatie op in verband met het hergebruik van bouwmaterialen (zie Bruzz van 19 januari 2017).

Voor het project werd oorspronkelijk in 7 miljoen euro voorzien. Het grootste deel daarvan komt van de Stad Brussel (3,8 miljoen inclusief extra budget voor het interieur en de signalisatie) en een cofinanciering van 1,75 miljoen van het gewest en 1,75 miljoen van EFRO, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

Het vertrekpunt voor de opdracht was een amalgaan van drie zeer verschillende gebouwen. Van een modernistisch gebouw uit de jaren zestig aan de Nieuwe Graanmarkt over een depot in het binnengebied tot een pastichegebouw aan de Papenvest. Samen vormden die een winkel voor decoratie. “Eerst dachten we aan een volledige tabula rasa,” vertelt Jörn Aram Bihain van V+. “Maar al snel merkten we dat - onder meer door de dense bebouwing rondom - de uitwijkmogelijkheden erg beperkt waren, en dat een nieuwbouw er eigenlijk ongeveer hetzelfde moest uitzien als de bestaande volumes. Daarom hebben we ervoor gekozen om te vertrekken van de bestaande volumes. Paradoxaal genoeg heeft die keuze ons achteraf gezien net meer mogelijkheden gegeven.”

“Onder meer dat behoud van de oorspronkelijke gebouwen heeft bij de jury de doorslag geven,” vertelt Dieter Van Den Storm, designspecialist bij Bozar en lid van de jury. “Bovendien was wat Rotor toen voorstelde qua hergebruik ook erg vernieuwend.”

Aantrekkelijk terras
Het resultaat is een open, luchtig gebouw dat twee buurten met een verschillend gezicht wil verbinden. In plaats van de benauwende, donkere ruimtes met hun lage plafond kwam een opengewerkte verdieping, die in het midden zelfs dubbel zo hoog werd gemaakt door de kelders open te breken. “De oorspronkelijke gietijzeren zuilen, die op de verdieping erboven werden hergebruikt, vervangen door nieuwe betonnen pijlers was een van de moeilijkste momenten van de werf,” vertelt Jörn Aram Bihain.

Dankzij die ingreep krijgt de gelijkvloerse verdieping de nodige ademruimte, en worden bezoekers uitgenodigd het hele gebouw te doorkruisen. Bovendien is aan de kant van de Papenstraat het terras vrij toegankelijk vanop de stoep, waardoor het een aantrekkelijk stuk extra publieke ruimte wordt. “Via het gebouw maken we extra duidelijk dat de Dansaertstraat niet stopt aan de Nieuwe Graanmarkt, maar verder loopt tot aan het kanaal. We kunnen ons perfect inbeelden dat er op hetzelfde moment aan twee kanten van het gebouw een activiteit is, die zelfs in het gebouw doorloopt,” vertelt Maarten Gielen van Rotor.

Doordat het gebouw het volledige huizenblok doorkruist, beschikt het over twee ingangen die elk een eigen gezicht hebben. Aan de Nieuwe Graanmarkt werd de oorspronkelijke gevel uit de jaren zestig behouden, maar er werd een extra houten volume aan toegevoegd. “Het is een mooie vergaderruimte met een prachtig uitzicht over Brussel, maar het hielp ons ook bij de circulatie,” vertelt Bihain. “Die circulatie verbeteren was, samen met de lichtdoorstroming bevorderen en het gebruik van de tussenruimtes optimaliseren, een van onze eerste zorgen.”
Aan de andere zijde werd net het omgekeerde gedaan: de oorspronkelijke puntdaken verdwenen. “Op die manier konden we terrassen maken en het vrij zicht op het middelste deel van het gebouw vrijwaren. Anders dan in de eerder smalle gevel aan de Nieuwe Graanmarkt zijn de ramen hier echt opgevat als een vitrine,” vertelt Bihain.

MAD 3 BRUZZ 1556
Wat meteen opvalt aan dat middelste deel, is de witte metalen sculpturale buitentrap en het kleine huisje op het dak. De trap is een nieuw element, het huisje niet. “Het huisje bevat de liftkamer. Daarom staat het dwars op het gebouw. Het fungeert nu als een klein embleempje voor het gebouw, maar hadden we het moeten bedenken, dan was dat wellicht nooit zo mooi gelukt,” vertelt Gielen. “Oorspronkelijk wisten we niet of we de lift zouden kunnen behouden, omdat hij veel licht wegnam. Maar dat hebben we opgelost. Want zo’n unieke lift in een bakstenen koker, dat moesten we vieren.”

Wit als verbindend element
Dat de bestaande gebouwen grotendeels bewaard zijn gebleven, en als vertrekpunt dienden, leidt ertoe dat er enorm veel verschillende typologieën in het gebouw aanwezig zijn. Dat noemt Bihain net een rijkdom. “Eigenlijk is dit niet één ontwerp, maar zijn het er drieduizend. Alles is verschillend, maar dankzij die rijkdom kan de ploeg kiezen in welke context ze een bepaalde stoel of silhouet tonen.”

Oud en nieuw lopen overal in elkaar over. Zo is er in de expositieruimte aan de Papenvest vooraan voor gekozen om de oude vloer op te polieren, zodat de witte kiezels zichtbaar werden. Terwijl Rotor vlak ernaast voor een nieuwe, gelijkaardige vloer heeft geopteerd. “In de vloer zijn regelmatig sporen te zien van bijvoorbeeld de vroegere verwarmingsleidingen. We hopen dat de filosofie zich zal doorzetten. Het gebouw staat ten dienste van de mode en het design,” vertelt Gielen. “Goede architectuur mag niet begrenzen, maar moet genereus zijn en opportuniteiten bieden,” vult Bihain aan.

Om het geheel toch een eenheid te geven, koos het architecten- en ontwerpersteam voor wit als verbindende kleur. Zo zijn alle gevels met een witte crepi bezet. “Al is er op bepaalde plaatsen wel voor een andere, makkelijker te onderhouden afwerking gekozen,” vertelt Gielen. “Of hebben we op de gevel van het middendeel witte glaspastilles geplaatst, die op termijn meer dieptespel zullen genereren. Want we zijn er ons van bewust dat het gebouw niet zo mooi wit zal blijven. Maar dat hoeft ook niet.”

Voor de binnenzijde vroeg Rotor bij meer dan honderd fabrikanten hun gamma witte afwerkingsmaterialen op. Dat resulteert in een bonte mix van banale materialen zoals de typisch rubberen vloerbedekking, die je in heel wat metrostations vindt, of de ruwe bakstenen liftkoker, en exclusieve materialen zoals het spiegelende inox van de nieuw geïntegreerde lift en marmer van Carrara. Ook de uiteenlopende tegelafwerkingen in de trappenhal vormen een speelse knipoog naar de Brusselse metro. Dat uitgebreide materialengebruik en de mix van oude en nieuwe typologieën maken van een bezoek aan het gebouw een boeiende ontdekkingstocht. Het is als een puzzel, waarvan alle stukjes nu in elkaar zijn gevallen.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: culture, Events & Festivals

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni