'Attractiekracht van Brussel-winkelstad neemt hard af'

Bettina Hubo
© Brussel Deze Week
25/03/2010
Winkelen in Brussel is lang niet altijd een pretje, vindt Gino Van Ossel, distributiespecialist van de Vlerick Management School. "Te veel auto's, losliggende tegels, hondendrollen en kauwgom, fonteinen die niet werken, te weinig leuke terrassen, tochtige pleinen, hangjongeren en veel kleine criminaliteit." Geen wonder dat de attractiekracht van Brussel als winkelstad taant, zegt Van Ossel.

Gino Van Ossel is een deskundige op het vlak van detailhandel en koopgedrag. De media doen vaak een beroep op hem voor tekst en uitleg over herstructureringen van bekende winkels en supermarkten, zoals onlangs bij de inkrimping bij Carrefour.

Voor zijn werk reist hij tussen de Vlerick-campussen van Gent, Leuven en Sint-Petersburg en in de rest van Europa. Maar zijn thuishaven ligt al twintig jaar in Laken, waar hij woont in een rustige straat-met-bomen bij Pannenhuis. Dat is ook de buurt waar hij winkelt, althans soms. "Als je het over winkelgedrag hebt, moet je drie soorten producten onderscheiden," doceert Van Ossel. "Convenience goods, dat zijn producten die je snel om de hoek koopt omdat je ze dringend nodig hebt; shopping goods, zoals kleding, waarvoor je gezellig en vergelijkend gaat winkelen, en speciality goods, die zo uniek zijn dat je er gericht naar op zoek gaat, een Toyota bijvoorbeeld. Welnu, gemaksgoederen schaf ik hier in de buurt aan. Voor de shopping goods trekken we of naar het centrum van Brussel, of naar Antwerpen, dat hiervandaan niet ver is, of - zoals veel gezinnen met jonge kinderen - naar een baanwinkel met parkeergelegenheid aan de Boomsesteenweg."

In de Lakense Maria-Christinastraat komt Van Ossel bijna nooit. "Dat is een depannagestraat voor ons. Ik val nog liever dood dan er voor mijn plezier te gaan shoppen. Het is een onaangename straat met winkels waar te veel gestolen en beschadigd wordt in verhouding tot wat er verkocht wordt. Vele ketens zijn er dan ook al vertrokken. De Maria-Christinastraat heeft vooral een wijkverzorgende functie. Dat er meer migrantenwinkels komen, is dus logisch. Maar daarom hoeft het nog geen vuile straat te zijn, waar het verkeer altijd vastzit en waar wetteloosheid hoogtij viert."

De toon is gezet. Van Ossel vindt dat Brussel aan het verloederen is en hard op weg is zijn koppositie als winkelstad te verliezen. "Elke winkelstad heeft een bepaalde bindingskracht en een aantrekkingskracht . De bindingskracht is het aandeel van de bestedingen van de eigen bewoners in de eigen stad. Op dat vlak scoort Brussel nog redelijk goed. Je moet immers al behoorlijk ver rijden om een stad te vinden met een vergelijkbaar aanbod. Maar in de Rand, die macro-economisch gezien ook tot Brussel behoort, is de bindingskracht aan het dalen."

Erger is het gesteld met de aantrekkingskracht , of: hoeveel bestedingen trek je van buitenaf aan? Die neemt volgens Van Ossel in snel tempo af. "Antwerpen is Brussel aan het verdringen. De Nieuwstraat, met haar kapotte tegels vol kauwgom, is misschien nog altijd de duurste winkelstraat van België, maar dat komt alleen doordat ze zo smal en klein is. De Meir is veel ruimer; daardoor wordt het spel van vraag en aanbod daar anders gespeeld. Maar inmiddels is het aanbod aan dure vierkante meters in Antwerpen al veel groter dan in Brussel. Antwerpen trekt bovendien meer bezoekers, en steeds meer internationale ketens openen er hun eerste Belgische vestiging, denk maar aan Saturn, Urban Outfitters en La Place."

Uit met de kindjes
Wat is er aan de hand met Brussel? Van Ossel probeert het zo beeldend mogelijk uit te leggen. "Stel, je gaat winkelen in de stad, gewoon voor je plezier, leuk een dagje uit, kindjes mee, terrasje doen bij mooi weer, lekker eten. In Brussel kom je dan meteen tussen een massa auto's terecht, die ofwel schots en scheef geparkeerd staan, ofwel rondtoeren op zoek naar een parkeerplek. Dat geeft getoeter, uitlaatgassen, files - het is een continu kluwen. Bijzonder onaangenaam, zeker als je met kinderen op stap bent."

Voor Van Ossel moet het aantal auto's in Brussel flink dalen. Hij verwijst naar Vlaamse steden als Brugge, Leuven, Hasselt en Gent. "Dat zijn steden die echt gepionierd hebben op het vlak van mobiliteit, met minder auto's tot gevolg. Gent bijvoorbeeld heeft het lussenplan ingevoerd waarmee je ofwel uit de stad, ofwel naar een ondergrondse parkeergarage geleid wordt. Die garages zijn duurder in het centrum dan aan de rand. Het winkelcentrum en enkele pleinen zijn verkeersvrij gemaakt. Op de Graslei staan nu terrassen waar het heerlijk toeven is. Waar vind je in Brussel een terras waar het heerlijk toeven is? Ik ken er één: de Grote Markt. De Zavel is een parkeerplaats, het Muntplein en Rogier zijn tochtgaten, het Martelarenplein zou een soort Groenplaats kunnen zijn, maar is ook niks."

Brussel zou het voorbeeld van die Vlaamse steden moeten volgen, vindt Van Ossel. "De toeristische buurten moeten verkeersvrij of verkeersluw worden, en in straten als de Anspachlaan moet het lang parkeren ontmoedigd worden door het heel duur te maken. Foutparkeerders moeten streng aangepakt worden. En wie zijn auto lang kwijt wil, moet naar een ondergrondse parkeergarage geleid worden. Daar moeten er dan wel voldoende van zijn, en ze moeten prettig zijn. Rij eens een parkeergarage binnen in Leuven of Maastricht: je hebt er goede verlichting, bewaking, muziek, propere toiletten en plekken voor vrouwen vlak bij de ingang. Som ze mij maar eens op, de aangename parkeergarages in Brussel."

Een leuke winkelsfeer vereist ook nette straten. "En dat ontbreekt in Brussel. Het enige wat hier net is, is de naam, Net Brussel. Men doet inspanningen, maar het behoort tot de categorie 'We doen ons best, maar we boeken geen resultaten'."

Voorts ontbreekt het Brussel aan prettige 'toegangspoorten'. Wie met het openbaar vervoer naar de hoofdstad reist om te winkelen, komt doorgaans de stad binnen via Rogier, De Brouckère, Noord of Centraal. "Allemaal even ongezellig."

Probleem met de Brusselse handelscentra is ook dat de tussenliggende straten vaak onaangenaam zijn. "Wandelen van de Nieuwstraat naar de Grote Markt, van de Grote Markt naar de Hoogstraat, of van de Hoogstraat naar de Zavel. Is dat leuk? Neen. Om van de tocht naar de hoogstad nog maar te zwijgen. Eigenlijk gaat het telkens om een strook van hooguit vijfhonderd meter die je aangenamer moet krijgen, maar het gebeurt niet."

Het Brussels Gewest heeft nochtans een organisatie die dit soort problemen moet aanpakken, Atrium. Volgens de professor vervult Atrium zijn taak niet naar behoren. Van Ossel toont een boekje met verkortingbon nen (sic!) voor winkels in de Maria-Christinastraat, een initiatief van Atrium. Op de bonnen staan namen van winkels, maar nergens lees je wat ze verkopen en waar ze liggen. "Als een student van mij dit zou afleveren, dan zou hij gebuisd zijn."

Van Ossel geeft toe dat Atrium per wijk soms mooie plannen en schetsen maakt. "Maar ik zie niets bewegen. Deze organisatie mist slagkracht, een gevolg ook van het bestaan van de negentien baronieën. Brussel heeft dringend een geïntegreerd citymarketing-beleid nodig. Antwerpen staat voor fashion, Kortrijk voor design. En Brussel, waar staat Brussel voor? Mogelijkheden zijn er nochtans genoeg: gastronomie, art nouveau, het multiculturele Brussel als werelddorp. Daarover moet een grondige discussie worden gevoerd."

A tot Zeeman
Volgens Van Ossel dringt de tijd. "Er is de afgelopen twintig jaar veel ten goede veranderd in de stad, maar heel wat fundamentele problemen blijven aanslepen: hangjongeren, kleine criminaliteit, getto­vorming, hondendrollen, besluiteloosheid. Verloedering, kortom. Intussen verarmt de bevolking. Voor de winkels betekent verloedering minder omzet en meer diefstal. Op den duur krijg je steeds meer laagwaardige winkels. Hier vlakbij zit een Turkse bakker, die is een zegen voor de buurt. Maar het wordt een probleem als er alleen nog Turkse bakkers zijn, en pitazaken, belwinkels en groentewinkels met een zo lage omzet dat de groenten er verschrompeld bij liggen."

"In de Nieuwstraat zullen er altijd wel winkels zijn omdat die straat zo smal is en omdat hier een miljoen mensen wonen. Maar ook daar kan de verloedering toeslaan doordat bijvoorbeeld een Inno plaats maakt voor een Zeeman. Als je die verloedering niet snel omdraait, dan is het om zeep. Dan gaan de koopkrachtige mensen zeggen: 'Ik vind hier niets meer, geen school, geen parkeerplaats en ook geen winkels. Ik ben hier weg.'"

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Laken, Economie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni