Atelierbezoek: Leo Timmers

Kurt Snoekx
© Agenda Magazine
10/05/2012
“Vanbinnen, in die volwassen lichamen van ons, zijn we allemaal kind gebleven. Daar geloof ik heel sterk in. Het is dat kind, dat onbevangen is, dat niet vol vooroordelen zit, vol dingen die het zichzelf heeft aangepraat, dat spontaan is... dat ik wil aanspreken.” Dat kind vanbinnen ligt heel erg aan de oppervlakte, zo blijkt. Een lichtzinnig peuteren in mijn herinneringen volstaat om mijn elfjarige ik in het Limburgse Houthalen en mijn bewondering voor die negentienjarige dorpsgenoot die een – echte! stoere! in de handel verkrijgbare! – strip over een Amerikaanse luchtmachtpiloot had gepubliceerd weer naar boven te halen. De Leo Timmers (1970) die op zijn dertiende zijn eerste strip publiceerde en met Tom Hawks in 1989 mijn eigen ontsnappingsroutes in beelden had gevat, is intussen een illustrator en maker van kinderboeken wiens puntgave, aanstekelijke en verfrissende werk je ook in het Frans, Spaans, Noors, Fins, Duits, Italiaans, Hebreeuws, Portugees, Japans, Koreaans en Engels kunt vinden. De kiem voor dat werk werd onbewust al heel vroeg gelegd: “Heel mijn lagereschooltijd, van het tweede tot een eind in het zesde leerjaar, heb ik last gehad van zware dyslexie. Ik draaide alles om, ik zag alles in spiegelbeeld. Ik kon niet rekenen, lezen en schrijven waren heel moeilijk... alles behalve tekenen. Ik was toen al veel bezig met tekenen, maar ik denk soms dat dat pas zo belangrijk geworden is omdat het het enige was waar ik echt het verschil kon maken.”
De Genkse markten waar Leo Timmers zijn vroegste, zelf in elkaar geknutselde strips aan de man bracht heeft hij ingeruild voor de Brusselse, waar hij zijn passie voor vintage spullen uit de jaren 1950 en ’60 kan botvieren. Timmers’ atelier, op de eerste verdieping van een rijhuis in Jette, is ruim, baadt in het licht en toont opmerkelijk ordelijk. De vintage meubelen vormen stijlvolle accenten in een ruimte die zo’n helderheid en lichtheid ademt dat ideeën er vrij kunnen vloeien. Leo Timmers: “Ik kan niet goed tegen chaos, ik kan niet werken als het te rommelig is. Dat zie ik ook in mijn werk: alles heeft zijn plek, alles is overdacht, er is aan geschaafd tot het allemaal juist zit. Datzelfde principe heerst ook in mijn bureau. Ik heb het graag overzichtelijk, zo eenvoudig mogelijk. Alleen in Brussel bevalt me die chaos weer wel.”
Uit die Brusselse chaos komen twee heren die bij Timmers grote bewondering afdwingen. René Magritte, die twee straten verder – in wat nu het René Magritte Museum is – 24 jaar van zijn leven doorbracht, kreeg met Meneer René al een verrukkelijk en rijk eerbetoon dat toont dat kinderboeken slim kunnen zijn en artistiek meesterschap kunnen koppelen aan een ingenieus verhaal. Uit zijn verzameling strips, boeken en parafernalia van Hergé, het tweede heerschap, puurt Leo Timmers een voorliefde voor helderheid: “De enige stelling die ik hanteer is: hou het zo eenvoudig mogelijk. Die goede soort eenvoud is enorm complex en vergt heel veel zoek- en denkwerk. Je moet weten wat je vertelt, wat je wilt overbrengen en niet iets doen simpelweg omdat het er goed uitziet. Ik houd niet van spielerei. Wat dat betreft kun je mij wel een modernist noemen: wat ik teken moet zinvol zijn voor het verhaal dat ik wil vertellen.”
“Ik houd van gestileerde, vormelijke dingen, maar die gestileerdheid staat vaak haaks op emotie. Hoe gestileerder, hoe meer je weglaat, en hoe vlakker en strakker het dus wordt. Terwijl zo’n boek toch emotie is en ook emotie moet uitlokken. Of het nu angst is, een lach of ontroering, het moet het kind erin betrekken. Wat je wilt is dat ze hun eigen verhalen gaan maken. De lijn die ik probeer te bewandelen is die van heel vormelijk werk dat toch ook emoties kan uitlokken, dat iets uitstraalt. Het lijkt allemaal eenvoudig, maar naar die manier om niet karikaturaal te worden en tegelijk niet te veel afstand te scheppen heb ik heel lang gezocht.”
Die zoektocht leidde intussen al tot pareltjes als Meneer René, Kraai en Boem. Boeken die in al hun geperfectioneerde eenvoud een sterke evocatieve kracht delen. Timmers’ kleurrijke, expressieve universum wordt bewoond door fabuleus schilderende honden, inventieve kraaien en een immer rijdende, sleeënde, duikende én botsende beestenboel. Een fors deel van het grenzeloze plezier van groot en klein vloeit voort uit de meticuleuze manier waarop Leo Timmers zijn verhalen in elkaar steekt. Elk aspect – stijl, humor, tekst, beweging, kleurgebruik... – dient het concept en het thema. Die haast onzichtbare bewerkingen fascineren Timmers mateloos. In zijn boekenrek – die één volledige wand in de lengte van zijn atelier beslaat – figureren boeken die het werk van de grote meesters van de cinema Hitchcock en Kubrick shot per shot ontleden, boeken over de achterkant van het filmen, over hoe je emotie in beelden kunt vatten. “Ik heb alles zelf moeten leren. Ik heb meer uit boeken geleerd dan op de schoolbanken. En ik heb ze nog allemaal. Er zijn er zoveel die belangrijk zijn geweest voor mijn evolutie, boeken van Ever Meulen, van Steinberg, die ik in Hasselt nooit had kunnen vinden, maar in het internationale Brussel wel vond. Vaak merk je pas achteraf hoe een bepaald boek een diepe indruk nalaat op je werk. Nu zegt iedereen dat ik zo een eigen stijl heb, terwijl ik nog altijd zie waar het allemaal vandaan komt. Al die invloeden zijn op den duur een eigen brouwseltje geworden, een eigen identiteit.”
Leo Timmers studeerde – tegen het advies van een aantal leraars in om een creatievere richting te volgen – publiciteit aan het Phiko, het Provinciaal Hoger Instituut voor Kunstonderwijs in Hasselt. “Achteraf beschouwd denk ik dat ik een grotere voorsprong zou hebben gehad als ik vrije grafiek had gevolgd. Nu heb ik het allemaal zelf moeten uitzoeken. Mijn opleiding heeft me wel dingen bijgebracht, maar eigenlijk moest het na mijn studies nog allemaal beginnen. Het idee om in strips verder te gaan had ik toen ook al laten varen. Door te publiceren heb ik mijn weg in de wereld van de kinderboeken moeten vinden. Ik kende thuis ook geen kinder- of prentenboeken, op Tiny, de kinderbijbel en Robinson Crusoe na. Nu zijn ouders daar veel meer en heel bewust mee bezig en beseffen ze ook dat kinderboeken goed zijn. Maar toen ik jong was, waren er ook al goeie kinderboeken. Ik haal nu nog inspiratie uit boeken die in de jaren 1960, ’70 gepubliceerd zijn, alleen heb ik die als kind nooit gezien. In Houthalen drong dat toen niet door...” (Lacht)
Dat neemt niet weg dat het een ervaring is uit zijn jonge jaren die hem misschien wel tot zijn wonderlijke beroep heeft gebracht: “In de bibliotheek van Houthalen heb ik ooit een tentoonstelling van Quentin Blake gezien. Behalve tekeningen was daar ook een video te zien van hoe hij werkte. Die heeft enorm veel indruk op mij gemaakt. Ik heb er pas veel later aan teruggedacht, maar ik denk dat daar, toen, een hoop van is blijven hangen, dat dat moment mij sterk heeft beïnvloed. Niet alleen op stilistisch vlak – ik ben echt begonnen in die Quentin Blake-stijl –, maar zelfs wat betreft het feit dat ik überhaupt kinderboeken ben beginnen maken.”

GEMEENTE: Jette
PRIJS: won meermaals de Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen en ontving recent de Boekenpauw 2012 voor Boem
ILLUSTREERDE VOOR: Knack, Humo, De Standaard...
PUBLICEERDE: kinder- en prentenboeken als Boem (2011), Meneer René (2010), Kraai (2009), Diepzeedokter Diederik (2007), Wie rijdt? (2007), Ik ben de koning (2007), Vroem!, Toeta! en Broem! (2007)...
OP STAPEL: deze maand verschijnt het kartonboekje De kar van de koning bij Querido en in 2013 komt in de VS All through my town van Jean Reidy uit bij Bloomsbury, geïllustreerd door Leo Timmers
INFO: www.leotimmers.com

Foto's: Heleen Rodiers

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Events & Festivals

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni