Erik Dhont 510- Rotterdam

Expo 'Forms of gardens': tuinideeën uit de glyptotheek

An Devroe
© Brussel Deze Week
25/06/2014

“Natuur kan je niet formatteren, dat is net het mooie eraan,” zegt de tuin- en landschaps-architect Erik Dhont van wie zopas de tuinen van de Miniemenwijk in de Marollen en die van het nieuwe Picasso Museum in Parijs zijn opgeleverd. Des te verrassender is de expo van Bozar Architecture en A+ Architecture in Belgium met Dhonts pure snoeivormen en microreliëfs.

J e stapt een andere wereld binnen, nadat je eerst naar toch min of meer vertrouwde presentaties van tuinen van de eerste gediplomeerde Belgische landschapsarchitect Jean Canneel-Claes (1909-1989) hebt gekeken. Al waren axonometrische of driedimensionele voorstellingen van tuinen en landschappen op papier in hun tijd ongezien, volgens Bruno Notteboom die een expert is van de Belgische landschapsarchitectuur.

Het lijkt wel een bakoven volgestouwd met aardewerk, maar dan in koel wit, grijs en blauw. We zijn in een glyptotheek, een verzameling gipsen modellen van snoeivormen (afgeleid van het Oud-Griekse glyptein: in steen snijden) – geometrische, organische en alles daartussen, terrasvormige piramidetuinen en illusies van oneindige wandelwegen.

“De glyptotheek bevat geen afgewerkte producten, het zijn modellen die het denkproces op gang brengen. Het moeten niet altijd de klassieke piramidevormen van de Franse tuincultuur zijn,” zegt Erik Dhont die sinds 1989 in Brussel zijn eigen praktijk heeft. Hij gaf al tuinen vorm van Zwitserland tot Los Angeles, ontwierp het Koningin Groenpark in Schaarbeek en het Grondelpark in Anderlecht.

De snoeivormen of topiaries in zijn tuinen en parken nemen soms de vorm aan van reusachtige pionnen die de wacht lijken te houden en zich wel eens durven verplaatsen. Met herbeleefd enthousiasme verwijst Dhont naar de “verschuivende hagen” uit de rennaissancetuin van Villa Giusti die hij als student zag: “Op de hoofdas staan de hagen pal symmetrisch maar als je opzij kijkt, hebben ze ongelooflijk zitten valsspelen om toch maar een zichtas naar een eik te leiden, om overal de perspectieven te doen kloppen, fantastisch. Met snoeivormen kan je voortdurend herkadreren en de focus van de wandelaar begeleiden naar een boom of naar een omliggend dorps- of stadsgezicht. Het gaat niet alleen over de positieve, gecreëerde vorm zelf, maar ook de lege ruimte errond, de spanning tussen beide maakt een landschap. En ook over uitdiepingen, waarin dan water blijft staan waardoor een minibiotoop ontstaat. Het is een zoektocht naar de potenties van de natuur en de ruimte.”

Imperfect
“De expo is een pleidooi voor formeel onderzoek, ook voor studenten,” vindt Notteboom: “In de jaren 1960 en 1970, onder invloed van Design With Nature van Ian MacHarg, mochten tuinen er vooral niet te ‘ontworpen’ uitzien, terwijl er uiteraard altijd vormgevers aan te pas kwamen. Canneel-Claes paste tijdens het interbellum de modernistische principes van architecten als Louis Herman De Koninck en Victor Bourgeois toe in zijn ‘functionele tuin’. Typisch zijn bijvoorbeeld de asverspringingen, wat de wandeling in de tuin dynamischer maakt. De collages van Canneel-Claes met kleurvlakken en halfcirkelvormige gazons, bloembedden en hagen, sluiten aan bij de vormentaal van De Stijl. Ook bij Dhont zijn de topiaries strikt architecturale elementen die contrast in zones brengen.”

Maar dan heb je nog geen tuin waar de materie voortdurend verandert, kortom lééft? “Uiteindelijk is het beplantingsplan het belangrijkste werk,” bevestigt Dhont: “maar het academisch onderzoek is een eerste stap bij het ontwikkelen van een kernidee. Je kunt zeer strenge mathematische vormen maken, maar zo zit de natuur niet in elkaar. In oude Engelse tuinen zie je dat de tuinman vaak de wil van de plant heeft gevolgd, dat geeft de tuin juist zijn patina. Ik vind het interessant om al van bij het begin mee te gaan met de tijd. Imperfecte en niet helemaal identieke haagvormen bij elkaar plaatsen waardoor allerlei lichtnuances kunnen waargenomen worden. Of verhoogde tabletten waar je op den duur het werk van de landschapsarchitect niet meer zult zien. Een pas aangelegde tuin lijkt soms op een jonge boomkwekerij, terwijl je in de natuur oude bomen, struiken en zaailingen naast elkaar vindt. Daarom planten we ook verschillende generaties bij elkaar. Of hagen als rotsen met taxus, beuk en hulst door elkaar, waardoor in de herfst bepaalde delen mooi geel oplichten. Nieuw is dat niet, de boeren in het Pajottenland planten al eeuwen gemengde hagen.”

“Die tendensen bestonden ook al in het Bauhaus, zag ik als student in het Bauhausarchief, maar de Franse traditie met zijn strakke piramidevormen werd dominant. Eigenlijk willen we de draad van het modernisme weer oppikken, al is het modernisme ontstaan in een bepaalde maatschappij, en is de maatschappij sindsdien geëvolueerd. Mensen willen weer gezonder eten, wroeten in de moestuin, ze hebben een grotere botanische kennis. België heeft ook veel experten in vergelijking met de buurlanden, het is voor tuin- en landschapsarchitecten pure verwennerij om te kunnen werken met goede boomkwekerijen. Ons land is een soort kruispunt van dat Franse formele en Duits-Engelse botanische, het beste van twee werelden.”
“Er wordt nog vaak gedacht dat modernisme altijd heel radicaal was,” zegt Notteboom: “De modernistische doctrine zag het niewe wonen vanaf het einde van de jaren twintig in hoogbouw op pilotis, los in het landschap, maar Canneel-Claes wilde de relatie met de bodem behouden. Dat paste in België waar er altijd een traditie geweest is van wonen in een huis met een tuin. Zijn leermeester was Louis Van der Swaelmen, ontwerper van de tuinwijken Le Logis en Floréal in Watermaal-Bosvoorde. De modernistische tuin was een reactie op de pittoreske, erg burgerlijke tuin voor wie het zich kon permitteren, met rotsen en exotische planten.”

“Wie rotsen wil, moet maar naar Zwitserland gaan,” zegt Dhont daarop: “Planten moeten in de grond staan.”

Zonnehoed
Doordat België een erg versnipperd landschap heeft, ziet Notteboom een kans: “Er bestaan nog veel restruimtes die zich qua schaal tussen tuin en landschap bevinden, zeker in de periferie van steden. We moeten die plekken durven te ontwikkelen, we hebben er de expertise voor.”

“Het zijn plekken waar steden kunnen ademhalen,” zegt Dhont: “Gelukkig voert de BIM hieromtrent een goed beleid. In Brussel wil men veel ecologischer, natuurlijker ruimtes creëren in vergelijking met Antwerpen die meer op urban design, met veel verharding, gericht is. Op je terras voelt het al anders dan binnen, maar sta je even later met je voeten in het gras, dan kom je pas in een andere wereld. Ontbijt in het groen zou toch een minimum moeten zijn voor iedereen.”

De inwoners van de sociale woonwijk aan de Miniemenstraat kunnen dat: “In de Tweede Wereldoorlog sloeg hier een bom in die voor het Justitiepaleis bedoeld was,” vertelt Dhont tijdens een rondleiding: “De flatgebouwen uit de jaren 1950 waren van een slechte kwaliteit, ze werden door Beliris gerenoveerd om te voldoen aan de huidige normen. De architect Philippe Samyn heeft er, heel eenvoudig, aan de buitenkant ruimtes aan toegevoegd. Ze worden gebruikt als terras of als bergruimte voor fietsen of om de was op te hangen. Je merkt de hand van de ingenieur Samyn, die graag met metaalstructuren werkt.”

“In de stoep hebben we tussen de kasseien met stroken blauwe steen aangeduid waar er wooningangen zijn, dezelfde ritmering zie je verder over het hele domein. Van aan de Miniemenstraat, langs de hoge muren van het Justitiepaleis, is er zowel een trage als een snellere doorsteek naar de lager gelegen Marollen.”

“We kozen voor bomen zoals valse acacia’s, die ook als ze groot zijn nog veel licht zullen doorlaten, en planten die tegen een stoot kunnen. Voor kinderen zijn kleine bosjes een jungle. De benedenwoningen hebben kleine uitbreidingen die, eens de struiken groter zullen zijn, een beschut plekje vormen. De poortjes die uiteindelijk om veiligheidsredenen werden gevraagd, hadden eigenlijk niet gehoeven, want er zijn hagen. De verschillende onderdelen van de site hebben hun eigen kleuren opdat de mensen zich beter met hun plek zouden identificeren.” Al is het nog te vroeg om die kleurvlakken vol zonnehoed, vuurpijl, rode valeriaan en klokjesbloem nu al te zien.

Expo Forms of gardens

data: > 31/8/2014

waar: Paleis voor Schone Kunsten, Raadzaal, Brussel, www.bozar.be;

----------

lezing Bruno Notteboom

data: 31/08/2014, 16.00

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni