Emile Van Dorenmuseum Buitenzicht

Expo: Queeste van slagerszonen

Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
05/03/2014

Het Emile Van Dorenmuseum in Genk brengt werk van zijn ‘huisbaas’ en van Marten Melsen samen in een tentoonstelling. Melsen en Van Doren waren twee slagerszonen die het veranderende Brussel van de negentiende eeuw ontvluchtten en op de ‘buiten’ hun toevlucht zochten. Melsen in Stabroek, Van Doren in Genk.

Dankzij zijn kleinzoon Jan en het Charliermuseum in Sint-Joost-ten-Node konden Brusselaars en bezoekers vorig jaar uitvoerig genieten van werk van Marten Melsen. Melsen verliet Brussel voor de geboortegrond van zijn moeder, Stabroek in de Antwerpse Polders. Die keuze viel in slechte aarde bij zijn vader. In een interview uit 1933 vertelde Melsen: “Nu moet gij weten, de andere schilders trokken naar Genck, de Limburgse Kempen of naar de zee, zoo ver mogelijk, in alle geval van Brussel, alhoewel het rond Brussel zoo mooi is, maar men moet het kennen.”

Emile Van Doren maakte volgens de heersende moraal wel de juiste keuze, hij trok naar Genk, maar eigenlijk was het de liefde die hem Genk deed verkiezen boven Tervuren of Linkebeek. Hij huwde er Cidonie Raikem, een ongehuwde moeder die in Genk een bescheiden café-pension uitbaatte waar Van Doren destijds als student met bescheiden middelen logeerde. Dochter Stefanie kreeg na het huwelijk de familienaam Van Doren. Zij schonk Villa Le Coin Perdu – waar het museum gevestigd is – na haar dood aan de stad Genk. Le Coin Perdu is een ontwerp van Brusselaar Adrien Blomme, de architect van Wiels.

Genk was in de negentiende eeuw een groot Kempisch boerendorp omringd door gehuchten, temidden van zompige moerassen, weidse landschappen, vijvers en heide. Honderd jaar lang, tussen 1840 en 1940, trokken er honderden landschapsschilders naar Genk, ook voor 1874, toen er nog geen trein was en de postkoets het enige vervoermiddel was. De Genkse schilders vallen uiteen in vier generaties die in het museum mooi toegelicht worden.

Marten Melsen (1870-1947) en Emile Van Doren (1865-1949) waren beide slagerszonen wier beider vader droomde van een medische toekomst voor hun nageslacht. Van Doren was zelfs heel even ingeschreven in de farmaceutische faculteit. Van Doren groeide op aan de Hoogstraat, Melsen aan de Kolenmarkt. Beiden volgden gedurende vele jaren les aan de academie en beiden verlieten Brussel toen de hoofdstad drukker werd en industrie kreeg, maar toch ook een belangrijke rol speelde in de internationale kunstwereld.

Melsen en Van Doren gingen op een heel verschillende manier om met het landelijke leven. Melsen dompelde zich onder in het boerenleven, Mie Pot, zijn buurvrouw en gedurende vele jaren huisbazin, komt op meer dan één schilderij voor. Bij het aanschouwen van het schilderij ‘Zwijnenhok met Mie Pot’ hoor je zo de zeugen knorren. ‘Hij woont midden de boeren, met de boeren, bijna als een boer’ citeert Kristof Reulens Karel Van de Woestijne in de beknopte maar uitstekende cataloog Au revoir Bruxelles, Emile Van Doren en Marten Melsen op zoek naar inspiratie. Reulens is een uitstekend verteller, zowel mondeling als op papier.

In tegenstelling tot Melsen bleef Van Doren zijn hele leven lang een buitenstaander in Genk. Hij is ook altijd Frans blijven spreken. En waar Melsen zich tevreden stelde met twee kleine hoevetjes als woonst, liet Van Doren een villa in cottagestijl optrekken. De meid had er een eigen trap om naar haar slaapkamer te trekken. Die slaapkamer doet tegenwoordig dienst voor ‘artists in residence’.

Cidonie en Fanny hielden zich bezig met de bloemenperken, de meid en een tuinman onderhielden de moestuin. Van Doren was de heer des huizes die zich exclusief toelegde op de schilderkunst. Het eenzame landschap, ver verwijderd van de bewoonde wereld, was zijn geliefkoosde onderwerp.

Melsen en Van Doren zagen beiden hun geliefkoosde landschap ten onder gaan. Stabroek werd bedreigd door de oprukkende haven en de stad Antwerpen, aan het begin van de 20ste eeuw. Aan het begin van de 20ste eeuw werden in Genk drie steenkoolmijnen geopend. Van Doren ijverde voor het natuurbehoud in Genk, maar heeft de steenkoolmijnen nooit in zijn werk opgenomen. Met de steenkoolmijnen verdween ook de belangstelling van geologen, entomologen en plantkundigen voor het ongerepte landschap. Een landschap dat tussen 1840 en 1914 belangstelling genoot tot in het verre buitenland. Maar dat is een ander verhaal. Het museum en de expo zijn alvast een aanrader.

Het Emile Van Dorenmuseum bevindt zich op loopafstand van het station van Genk. Groepsbezoeken kunnen ook tijdens de week.

------------------

OPROEP

2015 is de 150ste verjaardag van de geboorte van Emile Van Doren. Genk pakt uit met twee tentoonstellingen (een in het Emile Van Dorenmuseum en een in de galerie van C-mine). Erfgoedcoördinator Kristof Reulens roept mensen op die Van Doren nog gekend hebben of die interessante informatie of fotomateriaal in hun bezit hebben, hem te contacteren. Reulens vermoedt dat er nog heel veel materiaal in Brussel is.

Contact: emile.vandoren@genk.be of op het nummer 089-65.38.10

Van Doren-Melsen

data: tot 4/05, iedere zondag van 14.00 > 18.00

tickets: gratis

waar: Emile Van Dorenmuseum, Henri Decleenestraat 21, Genk

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni