© Saskia Vanderstichelen

N-VA Brussel: 'Weg onder de kerktoren'

© Brussel Deze Week
11/01/2013
Een oproep van N-VA'ers Lieven De Rouck en Karl Vanlouwe aan de (in hun ogen al te talrijke) lokale Brusselse politici: heren en dames, kom van onder uw kerktoren, ontstijg het cliëntelisme en het ons-kent-ons, en kweek nu eindelijk eens een stadsgewestelijke reflex. "Het zou deze duale stad ten goede komen."

In zijn lied 'Les Flamandes' beschrijft Jacques Brel de Vlaamse vrouw die danst, trouwt en kinderen baart zoals ouders, priester en koster het van haar verwachten. Zo reageert Brel tegen de kleinburgerlijkheid die hij uit zijn jeugd kent.

Het lied zorgde voor een haat-liefdeverhouding van Brel met Vlaanderen én omgekeerd. Nochtans had Brel aanvankelijk 'Les Bretonnes' als titel, maar 'Les Flamandes' bekte beter. Het lied is dan ook geen belediging aan de Vlamingen, en had evengoed 'Les Bruxelloises' kunnen zijn. Kleinburgerlijkheid heb je overal. Ook in de hoofdstad.

In Brussel worden de burgemeesters vaak baronnen genoemd. Zij staan niet boven de kleinburgerlijkheid, maar staan er midden in. Politiek beschouwd zijn ze soms de verpersoonlijking van kleinheid in een grootstad. Het is er ons-kent-ons, cliëntelisme op dorpsniveau in het eigen electorale wingewest. Off the record stellen velen - en overigens steeds minder verhuld - zich vragen bij de kwaliteit van de honderden lokale mandatarissen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Op beleidsvlak kijkt men dan ook vaak niet veel verder dan de eigen gemeente - dat is tenslotte de eigen kieskring.

"Overal denkt men binnen de grenzen, niet verder dan de eigen container. En dat is nu net het principe dat ter discussie moet worden gesteld. Eerder nog dan het bestaan van de instellingen zelf gaat het om hun vermeende onafhankelijkheid. Terwijl nou net de mondialisering, de grootstedelijke ontwikkeling, steeds meer afhankelijkheid en interdependentie creëert. Interactie, wisselwerking, daar is het om te doen. En dat zou de inzet moeten zijn van de maatschappelijke discussie," zei Eric Corijn daar onlangs over, in BDW 1346. Er wordt geschermd met principes als 'subsidiariteit', 'lokale democratie', 'betrokkenheid' en 'proximité': een dynamische toekomstvisie hoeft van vele lokale politici niet verwacht te worden.

Op politiek vlak daarentegen is er ironisch genoeg wél een gewestelijke reflex. Dan gaat het uiteraard over macht, over machtsconcentratie en over deals. De norm wordt pijnlijk duidelijk als ze niet gevolgd wordt. Toen de PS van Brussel-Stad het voorakkoord met CDH niet nakwam, gaf Picqué daarover commentaar op RTL-TVi: "Ik denk dat de partij niet vooruitgedacht heeft. Voor de eerste keer heeft de PS de lokale, gemeentelijke logica laten voorgaan op de partijlogica." Bij CDH was er nog steeds wel een 'gewestelijke logica' omdat die hen beter uitkwam, en de gevolgen in Sint-Jans-Molenbeek zijn bekend.

Kortom, voor beleid voeren kijkt men niet over het muurtje of werken de gemeenten het Gewest zelfs tegen; voor machtsconcentratie denkt men wel gewestelijk. De gemeenten worden daarbij 'gebruikt' als machtsbasis van Brusselse politici en partijen, in een ongezonde verstrengeling.

Een recente wetenschappelijke studie van Vives (denktank, gelieerd aan de KUL, red.) bewees dat het Gewest een doorgeefluik voor middelen aan de gemeenten is. Het aandeel van de discretionaire uitgaven in de totale dotaties aan de gemeenten ligt hoger in Brussel dan in Vlaanderen. (Discretionaire toelagen zijn toelagen waartoe de ministers niet wettelijk verplicht zijn, en waarover ze naar eigen goeddunken kunnen beschikken.) Bovendien verklaren objectieve (sociaal-economische, demografische...) criteria slechts ten dele de verschillen in dotaties per gemeente. De politieke kleur van de lokale meerderheid speelt ook een rol, zo blijkt: "Niet alleen socio-economische factoren hebben een impact op de financiële stromen naar de 19 gemeenten, maar daarenboven ontvangen de gemeenten waar PS, Ecolo en MR aan het bestuur deelnemen, additionele financiële stromen, met het sterkste effect voor de PS," staat in de Vives-studie.

Een nieuw vereenvoudigd en transparant model voor Brussel zou nochtans deze duale stad ten goede komen. Het beleid zou stadsgewestelijk gevoerd worden, op het niveau van de politieke kieskring. Dat hoeft geen alles beslissende moloch te zijn. Districten zorgen voor de couleur locale in het beleid. Checks and balances, zeker! Een adviserende functie voor deze districten met initiatiefrecht, natuurlijk, maar ook met centrale coördinatie en aansturing.

De Brusselse beleidsmakers Philippe Close en Yvan Mayeur pleitten voor 'het einde van taboes' (in Le Soir van 12 december 2012). Maar daarbij pleitten ze vooral voor het overhevelen van enkele beperkte bevoegdheden links en rechts. En nog steeds denken ze niet echt gewestelijk, maar herhalen ze wat aan Franstalige politieke zijde steeds vaker wordt geopperd, jaren geleden al door bijna-eeuwig-burgervader Moureaux: de grenzen van de gemeenten en het aantal gemeenten kunnen herdacht worden. Alleen: ter compensatie moet dan uiteraard de gegarandeerde politieke vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in vraag worden gesteld. En, erger nog: het model zou helemaal niet evenwichtig zijn, maar meerdere, nog grotere machtsblokken creëren tegenover het gewestelijk niveau.

Niet zonder Europa
Met enige minachting wordt wel eens over 'la Flandre profonde' gesproken, met inwoners die niet houden van Brussel of de Franse taal. Men is allemaal Brusselaar om zich te affirmeren tegenover Vlaanderen, maar niet om intern solidair te zijn. Want dán is men Elsenaar, inwoner van Ukkel of van een van de Woluwes. Uiteraard kan men én Elsenaar én Brusselaar zijn. Maar wees dan consequent beide!

Brussel is de hoofdstad van het federale België, en ook Vlaanderen koos Brussel als zijn hoofdstad. Maar de belangrijkste troef van Brussel is de internationale status als hoofdstad van Europa. De stad is dan ook een trekpleister voor diplomaten, lobbyisten, journalisten, zakenlui, toeristen en politici - Europese, federale, gewestelijke en vooral veel gemeentelijke politici. Zonder die Europese en internationale status zou Brussel minder interessant zijn. De stad zou enkel een hoofdstad zijn, zoals er nog 26 zijn in de Europese Unie. Zonder hoofdstedelijke functie zou Brussel misschien een provinciestad zijn, maar dan wel niet meer behorend tot een van de Belgische provincies.

Ooit ging het anders: van een Vlaamse gemeente werd Brussel de Belgische hoofdstad, later werd het de Europese hoofdstad met veel zetels van internationale en Europese instellingen. Ondertussen is het aanzien van Brussel veranderd. Hopelijk wordt de omgekeerde weg dan ook niet ingeslagen. Een hoofdstad kun je niet besturen met dorpspolitici.

Karl Vanlouwe, senator, en Lieven De Rouck, Brussels N-VA-voorzitter

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Politiek, Opinie

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni