Een regeringsbesluit uit 2014 bepaalt dat topambtenaren na tien jaren dienst hun vergoeding behouden tot hun pensioen. Die bedraagt minstens 120.000 euro bruto per jaar. Vrijdag raakte bekend dat de regering van minister-president Rudi Vervoort (PS) onlangs voor het eerst geconfronteerd werd met de gevolgen van die maatregel en op zoek moest naar creatieve oplossingen om het topsalaris van de hoge ambtenaren te verantwoorden. De oppositie in het Brussels parlement laakt de praktijk.
'Symbool van slecht bestuur'
“Deze aanpak is niet meer dan een symptoom van alles wat er momenteel misloopt binnen de huidige administratie”, zegt MR-fractieleider David Leisterh. “Er bestaat geen transparantie over de statuten en de voordelen die daarmee gepaard gaan. Nog erger is het feit dat mensen in functies geplaatst worden terwijl zij daar niet voor gekwalificeerd zijn. En dat allemaal midden in een budgettaire crash”, aldus de fractieleider.
De partij vraagt de onmiddellijke stopzetting van het systeem en de annulering van de twee parachutages. “Als hierover geen duidelijke uitleg volgt, dan moeten deze twee beslissingen worden teruggedraaid. Ik zal een vraag om uitleg indienen in het parlement", aldus Leisterh.
In zijn reactie aan Le Soir relativeert begrotingsminister Sven Gatz (Open VLD) de hoge inkomens van de topambtenaren. Volgens hem blijven de jaarlijkse salarissen van zo’n 120.000 euro bruto “onder controle”, aangezien de loonmassa van het Brussels Gewest 1,4 miljard euro bedraagt. De minister is volgens de krant wel van plan het systeem te hervormen.
PTB/PVDA-fractieleider Françoise De Smedt reageert scherp. “Dit is een duur, absurd en onfatsoenlijk systeem. Geen enkele werknemer in ons land heeft recht op een levenslang salaris, laat staan 120.000 euro per jaar", klinkt het. "Als straatvegers of zorgpersoneel om opslag vragen, zegt de Brusselse regering dat ze daar geen geld voor heeft, maar in dit geval is het geen enkel probleem. Dit is een onrechtvaardig systeem dat zo snel mogelijk moet worden afgeschaft. Een directeur van een overheidsbedrijf is er om het algemeen belang te dienen, niet zichzelf.”